Revised Common Lectionary (Complementary)
3 Een psalm van David toen hij op de vlucht was voor zijn zoon Absalom.
2 Here, iedereen is tegen mij,
velen willen mij kwaad doen.
Ik heb zoveel vijanden.
3 Velen zeggen
dat God mij toch niet zal helpen.
4 Maar Here,
U bent mijn beschermende schild
en U houdt mijn eer hoog.
U bent mijn enige hoop!
Alleen uw kracht houdt mij overeind.
5 Ik schreeuwde het uit van ellende naar de Here
en Hij hoorde mij in zijn heiligdom.
6 Toen pas durfde ik rustig te gaan liggen
en vredig te gaan slapen.
Ik werd ook weer veilig wakker,
want de Here hield de wacht over mij.
7 En al staan nu aan weerszijden van mij tienduizenden vijanden,
ik ben er niet meer bang voor.
8 Ik roep dan: ‘Sta op, Here! Mijn God, red mij!’
En Hij zal hen dan in het gezicht slaan.
Hij slaat hun de tanden uit de mond.
9 Want de ware redding komt alleen van de Here.
Hij zegent zijn volgelingen en geeft hun vrede.
12 Wee hun die steden bouwen met geld dat is verkregen uit moord en roof! 13 Heeft de Here van de hemelse legers niet bepaald dat de winst van de goddeloze volken in rook zal opgaan? Zij sloven zich uit, maar tevergeefs! 14 Maar er zal een tijd komen waarop de aarde helemaal vol zal zijn met de kennis van de heerlijkheid van de Here, net zoals de zee boordevol water is.
15 Wee hun die hun naasten te drinken geven en er gif bij mengen, die hen dronken voeren om hen naakt te kunnen zien! 16 Binnenkort zal uw eer moeten plaatsmaken voor schande. Drink uit de beker met het oordeel van de Here. Drink en laat uw onbesnedenheid zien. Uw eer zal moeten wijken voor de grote schande die u zal treffen. 17 Eens kapte u de bossen van de Libanon, maar nu wordt u zelf geveld. De wilde dieren die in uw vallen waren gevangen, joegen u angst aan, maar nu zal u zelf het angstzweet uitbreken omdat u overal hebt gemoord en geweld hebt gepleegd. 18 Welk nut heeft het uw zelfgemaakte afgodsbeelden te aanbidden? Het is een leugen dat zij zouden kunnen helpen. Het is dwaas om te vertrouwen op wat u zelf hebt gemaakt. 19 Wee hun die tegen een stuk hout zeggen: “Word wakker!” of tegen een stomme steen: “Opstaan!” Kunnen zulke afgodsbeelden spreken namens God? Zij zijn wel overtrokken met zilver en goud, maar er is volstrekt geen leven in!
20 De Here woont echter in zijn heilige tempel. Laat de hele aarde voor Hem zwijgen.’
12 Toen zij de volgende morgen uit Bethanië vertrokken, had Jezus honger. 13 In de verte zag Hij een vijgeboom die in blad stond. Hij liep ernaar toe om te zien of er vijgen aanzaten, maar er zaten alleen maar bladeren aan. Het was nog niet de tijd voor vijgen. 14 De leerlingen hoorden Hem tegen de boom zeggen: ‘Er zullen aan jou nooit meer vruchten komen.’
20 De volgende morgen kwamen zij weer langs de vijgeboom waar Jezus geen vruchten aan had gevonden. Zij zagen dat hij helemaal verdord was. 21 Petrus dacht aan wat Jezus de vorige dag tegen de boom had gezegd. ‘Kijk eens, Meester,’ riep hij uit, ‘dit is de boom die U gisteren hebt vervloekt. Hij is helemaal dor!’ 22 Jezus zei tegen de leerlingen: ‘Heb toch geloof in God! 23 Ik verzeker jullie: als je gelooft en je tegen deze berg zou zeggen: “Ga hier vandaan en val in de zee,” dan gebeurt het absoluut! Maar denk eraan: dat kan alleen als je gelooft dat het zal gaan zoals jij zegt en er geen spoor van twijfel in je hart is. 24 Wat je in het gebed ook vraagt, je krijgt het als je gelooft dat je het al ontvangen hebt.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.