Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
138 Een lied van David.
Met mijn hele hart zal ik U prijzen en roemen.
Ik daag de machtigen uit en zing psalmen voor U.
2 In uw heilige tempel wil ik op mijn knieën gaan
en uw naam eren om uw goedheid, liefde en trouw.
Want U hebt tot eer van uw naam al uw beloften ingelost.
3 Toen ik U aanriep, hebt U mij antwoord gegeven.
U gaf mij nieuwe moed en kracht om verder te gaan.
4 Here, eenmaal zullen alle koningen van deze aarde
U prijzen, wanneer zij hebben gehoord wat U zegt.
5 Zij zullen liederen zingen over alles wat de Here doet,
want zijn macht en majesteit zijn onmetelijk groot.
6 De Here is hoog verheven en ziet vol liefde neer
op ieder die zich van zijn kleinheid bewust is.
Maar trotse mensen wil Hij niet kennen.
7 Wanneer ik in grote moeite en zorgen verkeer,
houdt U mij vast.
U houdt de woede van mijn vijanden bij mij weg
en bevrijdt mij door uw kracht.
8 De Here zal ervoor zorgen dat alles goed voor mij afloopt.
Here, uw goedheid en liefde zijn eeuwig.
Laat het werk dat U bent begonnen,
niet halverwege ophouden.
21,22 Omdat de Edomieten weigerden Israël door hun land te laten trekken, keerde Israël om en trok van Kades naar de berg Hor.
23 Toen zei de Here bij de grens van het land Edom tegen Mozes en Aäron: 24 ‘Het is tijd voor Aäron om te sterven, want hij zal het land dat Ik het volk Israël heb gegeven, niet binnengaan. U beiden hebt mijn instructies betreffende het water van Meriba in de wind geslagen. 25 Ga met Aäron en zijn zoon Eleazar de berg Hor op. 26 Daar moet u Aäron het priestergewaad uittrekken en het aan zijn zoon Eleazar geven om aan te trekken. Aäron zal daar sterven.’ 27 Mozes deed wat de Here hem had opgedragen. Voor de ogen van het hele volk beklommen zij de berg Hor. 28 Toen zij hoog genoeg waren, trok Mozes Aäron het priestergewaad uit en liet Eleazar het aantrekken. En daar op de berg stierf Aäron. Mozes en Eleazar keerden terug. 29 Toen het volk op de hoogte werd gebracht van Aärons dood, rouwde het dertig dagen om hem.
19 Daarna liet hij zich dopen en ging wat eten om op krachten te komen. Saulus bleef een paar dagen bij de volgelingen van Jezus in Damascus en 20 ging zelfs naar de verschillende synagogen en vertelde daar openlijk dat Jezus Gods Zoon is. 21 Allen die hem hoorden, waren hoogst verbaasd. ‘Dit is toch de man die in Jeruzalem de aanhangers van Jezus heeft uitgeroeid? Hij kwam hier toch om mensen van dat geloof gevangen te nemen en naar de leidende priesters in Jeruzalem te brengen?’ 22 Maar Saulus sprak met steeds meer overtuiging en bracht de Joden in Damascus in verwarring door aan te tonen dat Jezus de Christus is.
23 Enkele dagen later besloten de Joodse leiders hem te doden. 24 Dag en nacht bewaakten zij de poorten van de stad om hem te vermoorden. Maar Saulus hoorde van hun plannen. 25 Toen het donker was, lieten zijn leerlingen hem vanaf de stadsmuur in een mand naar beneden zakken.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.