Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 89
1 Een gedicht van de Ezrahiet Etan, om iets van te leren.
2 Ik zal altijd zingen over uw goedheid.
Voor altijd zal ik zingen over uw trouw.
3 Ik zing:
"Uw liefde duurt voor eeuwig.
Uw trouw staat zo vast als de hemel."
4 U heeft tegen David gezegd: "Jou heb Ik uitgekozen.
Met jou sluit Ik een verbond:
19 De Heer heeft ons een koning gegeven
die ons beschermt als een schild.
20 U heeft vroeger tegen uw dienaar[a] gezegd:
"Ik heb iemand uit het volk uitgekozen.
Hem heb Ik tot een machtige held gemaakt.
Ik zal hem altijd helpen.
21 Ik heb mijn dienaar David uitgekozen.
Met mijn heilige zalf-olie heb Ik hem tot koning gezalfd.
22 Ik zal hem altijd leiden.
Ik zal hem sterk en machtig maken.
23 Geen vijand zal hem verslaan,
geen schurk zal hem kwaad doen.
24 Ik zal zijn vijanden voor zijn ogen doden.
De mensen die hem haten, zal Ik straffen.
25 Ik zal altijd goed voor hem zijn.
Ik zal hem altijd trouw zijn.
Dankzij Mij zal hij machtig worden.
26 Ik zal ervoor zorgen
dat hij zal heersen over zeeën en rivieren.
2 In die tijd woonde er een man in Zora, die Manoa heette. Hij was uit de stam van Dan. Zijn vrouw kon geen kinderen krijgen. 3 Op een dag kwam de Engel van de Heer naar haar toe. Hij zei: "Tot nu toe heb je geen kinderen gekregen. Maar nu zul je in verwachting raken en een zoon krijgen. 4 Drink geen wijn of andere drank met alcohol[a] en eet niets wat onrein is.[b] 5 Want je zal in verwachting raken en een zoon krijgen die voor de Heer zal zijn.[c] Zijn haar mag nooit geknipt worden. Al vanaf het moment dat hij in jou ontstaat, zal de jongen voor God zijn. Hij zal een begin maken met de bevrijding van Israël uit de macht van de Filistijnen."
6 De vrouw ging aan haar man vertellen: "Er kwam een man van God naar mij toe. Hij zag er uit als een engel. Heel indrukwekkend. Ik heb hem niet gevraagd waar hij vandaan kwam en hij heeft niet gezegd hoe hij heette. 7 Maar hij zei tegen mij: 'Je zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Drink geen wijn of andere drank met alcohol en eet niets wat onrein is. Want vanaf het moment dat hij in je ontstaat, tot aan zijn dood, zal hij voor God zijn.' "
8 Toen bad Manoa vurig tot de Heer: "Heer, laat de man van God die U gestuurd had, alstublieft nóg een keer komen. Dan kan hij ons vertellen wat we moeten doen als de jongen is geboren." 9 God deed wat Manoa gevraagd had. De Engel van God kwam opnieuw naar de vrouw toe. Ze was in het veld, maar haar man was ergens anders. 10 De vrouw rende naar haar man om het hem te vertellen. Ze zei tegen hem: "Die man die laatst naar mij toe kwam is er weer!" 11 Manoa ging met zijn vrouw mee en toen ze bij de man kwamen, zei hij tegen hem: "Bent u de man die met mijn vrouw heeft gesproken?" Hij zei: "Ja." 12 Toen zei Manoa: "Als gebeurt wat u heeft gezegd, wat moet de jongen dan doen en hoe moet hij leven?" 13 De Engel van de Heer antwoordde: "De vrouw moet letten op de dingen die ik haar heb genoemd. 14 Ze mag niets eten of drinken wat van de wijnstruik komt. En ze mag niets eten wat onrein is. Ze moet precies doen wat ik haar gezegd heb." 15 Manoa zei tegen de Engel van de Heer: "Wilt u alstublieft nog even hier blijven? Dan maken we een geitje voor u klaar." 16 Manoa wist immers niet dat het de Engel van de Heer was. Maar de Engel antwoordde: "Ik wil nog wel even blijven, maar ik zal niet van je maaltijd eten. Maar als je toch iets wil klaarmaken, offer het dan als brand-offer aan de Heer." 17 Toen vroeg Manoa hem: "Hoe heet u? Als gebeurt wat u heeft gezegd, willen we u kunnen bedanken." 18 Maar de Engel van de Heer zei tegen hem: "Waarom wil je weten wat mijn naam is? Want mijn naam is wonderlijk."
19 Toen nam Manoa een geitje en een brood en offerde die op een rots aan de Heer. Toen deed de Engel iets wonderlijks: 20 in de vlammen van het altaar steeg de Engel van de Heer op naar de hemel. Toen Manoa en zijn vrouw dat zagen, lieten ze zich op de grond vallen. 21 Daarna zagen ze de Engel van de Heer niet meer. Toen begreep Manoa dat het de Engel van de Heer geweest was. 22 Hij zei tegen zijn vrouw: "We zullen sterven, want we hebben God gezien!" 23 Maar zijn vrouw zei tegen hem: "Als de Heer ons had willen doden, zou Hij niet eerst ons offer hebben aangenomen. En Hij zou ons ook niet zulke dingen hebben beloofd en dit allemaal niet hebben gedaan."
24 De vrouw kreeg een zoon en ze noemden hem Simson. De jongen groeide op en de Heer was goed voor hem.
40 Veel van de mensen die dit hoorden, zeiden: "Deze Man is beslist de profeet." 41 Anderen zeiden: "Hij is de Messias." Weer andere mensen zeiden: "De Messias komt toch niet uit Galilea? 42 De Boeken zeggen toch dat de Messias iemand uit de familie van koning David zal zijn en dat hij net als David in het dorp Betlehem zal worden geboren?" 43 Ze kregen er ruzie over. 44 En sommige mensen wilden Hem gevangen nemen, maar niemand durfde Hem iets te doen.
45 De mannen van de tempelbewaking gingen weer terug naar de leiders van de priesters en de Farizeeërs. Die vroegen hen: "Waarom hebben jullie Hem niet meegebracht?" 46 Ze antwoordden: "Nog nooit heeft iemand zulke bijzondere dingen gezegd als Hij!" 47 De Farizeeërs zeiden tegen hen: "Heeft Hij jullie ook al omgepraat? 48 Jullie leiders en de Farizeeërs geloven toch ook niet dat Hij de Messias is? 49 Alleen de gewone mensen geloven dat, doordat ze de wet van Mozes niet goed kennen. Vervloekt zijn ze!" 50 Nikodemus, die vroeger eens 's nachts naar Jezus was gekomen,[a] zei tegen hen: 51 "Volgens onze wet mag je iemand niet zomaar veroordelen. Eerst moet er goed uitgezocht worden wat er aan de hand is." 52 Ze antwoordden hem: "Kom jij soms ook uit Galilea? Zoek het maar op in de Boeken: uit Galilea zal geen profeet komen."
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016