Revised Common Lectionary (Complementary)
Psalm 133
1 Een pelgrimslied van David.[a]
Wat is het toch heerlijk
als mensen in vrede bij elkaar wonen.
2 Het is als de zalf-olie
die werd uitgegoten over het hoofd van Aäron[b]
en die neerdruipt op zijn baard,
neerdruipt tot op de onderrand van zijn kleren.
3 Het is als de dauw van de berg Hermon
die neerdaalt op de heuvels van Sion.
Want daar geeft de Heer zijn zegen en leven voor eeuwig.
9 Als jullie de oogst van je land binnenhalen, mogen jullie de rand van het veld niet afmaaien. En wat tijdens het oogsten op de grond valt, mogen jullie niet oprapen. 10 Ook mogen jullie je wijngaard niet helemaal leegplukken. Druiven die op de grond vallen, mogen jullie niet oprapen. Alles wat van de oogst op de grond valt, moeten jullie laten liggen voor de arme mensen en de vreemdelingen. Ik ben jullie Heer God.
11 Jullie mogen niet stelen, niet liegen en elkaar niet bedriegen.
12 Zweer niet bij Mij als het niet waar is wat je zegt, want daarmee beledig je Mij. Ik ben de Heer.
13 Jullie mogen niemand geld afpersen en niemand beroven. Iemand die een dag voor je heeft gewerkt, moet je op diezelfde dag betalen.
14 Jullie mogen een dove niet vervloeken en een blinde niet laten struikelen. Heb ontzag voor je God. Ik ben de Heer.
15 Jullie rechters moeten rechtvaardig zijn. Ze mogen arme mensen niet voortrekken, maar rijke mensen ook niet. Ze moeten over iedereen op een rechtvaardige manier rechtspreken.
16 Jullie mogen geen praatjes rondstrooien over andere mensen en het leven van andere mensen niet bedreigen. Ik ben de Heer.
17 Jullie mogen elkaar niet haten. Als iemand verkeerd doet, moeten jullie hem openlijk bestraffen en ervoor zorgen dat het weer goed komt. Jullie mogen hem niet zijn gang laten gaan. 18 Jullie mogen niet zelf wraak nemen en niemand van je volk haten. Maar jullie moeten van de andere mensen net zo veel houden als van jezelf. Ik ben de Heer.
Het verhaal van de man uit Samaria
25 Er stond een wetgeleerde op die Jezus met een strikvraag in de val wilde laten lopen. Hij zei: "Meester, wat moet Ik doen om het eeuwige leven te krijgen?" 26 Jezus zei tegen hem: "Wat staat er in de wet van Mozes? Wat lees je daar?" 27 Hij antwoordde: "Houd van je Heer God met je hele hart en je hele ziel en alles wat je hebt en je hele verstand. En houd ook net zoveel van je broeders[a] als van jezelf." 28 Jezus zei tegen hem: "Je hebt een goed antwoord gegeven. Doe dat, dan zul je leven."
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016