Revised Common Lectionary (Complementary)
Psalm 15
1 Een lied van David.
Heer, wie mag in uw tent komen?
Wie mag wonen op uw heilige berg?
2 Iemand die zijn best doet om te leven zoals U het wil,
die van de waarheid houdt
3 en geen slechte dingen zegt over anderen
en die zijn vrienden geen kwaad doet.
4 Die niet omgaat met slechte mensen,
maar respect heeft voor mensen die ontzag hebben voor U.
Die altijd doet wat hij heeft beloofd,
ook als dat in zijn eigen nadeel is.
5 Die geld uitleent zonder dat hij daar rente voor vraagt
en die zich niet laat omkopen.
Met iemand die zó leeft, zal het altijd goed gaan.
15 Mozes ging met Jozua de berg af. De twee platte stenen van Gods verbond had hij in zijn hand. Die twee stenen waren aan beide kanten volgeschreven. 16 Ze waren door God Zelf gemaakt en wat er op geschreven stond, had Hij er Zelf op geschreven.
17 Jozua hoorde het gejuich van het volk. Hij zei tegen Mozes: "Er is krijgsgeschreeuw in het kamp!" 18 Maar Mozes zei: "Nee, het is niet het gejuich van een overwinning. Ook niet het geschreeuw van een nederlaag. Het is het gejuich van een feest!" 19 Toen hij bij het tentenkamp kwam, zag hij het kalf. En hij zag hoe de mensen ervoor aan het dansen waren. Mozes werd woedend. Hij gooide de platte stenen die hij in zijn handen had onderaan de berg kapot. 20 Toen pakte hij het kalf dat ze hadden gemaakt en verbrandde het. De resten maalde hij fijn, totdat er alleen nog poeder van over was. Dat stof strooide hij op het water en gaf het aan de Israëlieten te drinken.
21 Toen zei Mozes tegen Aäron: "Hoe heb je het volk zoiets verschrikkelijks kunnen aandoen?" 22 Maar Aäron zei: "Word alstublieft niet boos, heer. U weet zelf dat dit volk altijd slechte dingen wil doen. 23 Ze zeiden tegen mij: 'Maak goden voor ons die ons kunnen leiden. Want we weten niet wat er gebeurd is met die Mozes, die man die ons uit Egypte heeft gehaald.' 24 Toen zei ik tegen hen: 'Als je gouden sieraden hebt, breng ze dan hier!' Ze gaven hun goud aan mij en toen ik het goud in het vuur gooide, kwam dit kalf er uit."
Het volk wordt gestraft
25 Mozes zag dat de mensen naakt ronddansten. (Want Aäron had hen helemaal vrij gelaten om te doen waar ze zin in hadden. Zo stonden ze vreselijk voor schut voor hun vijanden.) 26 Hij ging bij de ingang van het tentenkamp staan en zei: "Wie voor de Heer is, moet bij mij komen!" Toen kwamen de mannen uit de stam van Levi naar hem toe. 27 Hij zei tegen hen: "Dit zegt de Heer, de God van Israël: doe je zwaard om en ga dwars door het tentenkamp, van poort tot poort. Dood iedereen die je ziet, al is het je broer, een familielid of je buurman." 28 Ze deden wat Mozes had gezegd. Zo werden er op die dag ongeveer 3000 mannen gedood. 29 Toen zei Mozes: "Vandaag is te zien of jullie werkelijk de Heer willen dienen. Want je zal zelfs je zoon of je broer moeten doden. De Heer zal jullie hiervoor belonen."
30 De volgende dag zei Mozes tegen het volk: "Jullie hebben iets verschrikkelijks gedaan tegen God. Ik zal nu de berg op klimmen, naar de Heer. Als ik het God vraag, zal Hij jullie misschien willen vergeven." 31 Toen klom Mozes naar de Heer terug en zei: "Heer, dit volk heeft iets heel verschrikkelijks gedaan. Want ze hebben een god van goud voor zich gemaakt. 32 Maar vergeef het hun alstublieft. En als U dat niet wil doen, haal míjn naam dan maar weg uit het Boek van het leven waarin U onze namen heeft geschreven, in plaats van hún naam." 33 Maar de Heer zei tegen Mozes: "Alleen mensen die ongehoorzaam aan Mij zijn geweest, haal Ik weg uit mijn Boek. 34 Maar ga nu op weg en breng dit volk naar het land waar Ik het over gehad heb. Mijn engel zal voor jullie uit gaan. Maar op een dag zullen ze de gevolgen dragen voor hun ongehoorzaamheid."
35 Zo strafte de Heer het volk, omdat het tegen Aäron had gezegd dat hij een kalf voor hen moest maken.
Arm en rijk
9 Als je niet veel geld hebt, mag je er blij over zijn dat je voor God toch belangrijk bent. 10 Maar als je rijk bent, moet je eraan denken dat God jouw geld niet zo belangrijk vindt. Want op een dag zul je er niet meer zijn. Net zoals een mooie bloem in het gras op een dag verdwenen is. 11 Want als de zon opkomt en heet wordt, verdroogt het gras en valt de bloem af. Er is niets moois meer aan. Zo zal ook een rijk mens met al zijn mooie plannen er op een dag niet meer zijn.
Groeien in het geloof
12 Als je in de verleiding komt om verkeerde keuzes te maken, is het heerlijk voor je als je toch voor het goede kiest en aan je geloof vasthoudt. Want dan zal de Heer je het eeuwige leven geven. Dat is de beloning die Hij heeft beloofd aan de mensen die van Hem houden. 13 Maar je mag nooit zeggen dat Gód jou op de proef stelt. Want God kan niet door het kwaad verleid worden om iets slechts te doen. En Hij doet Zelf ook niemand kwaad om iemands geloof op de proef te stellen. 14 Maar elke keer als je in de verleiding komt om het verkeerde te doen, komt dat doordat de verlangens van je oude 'ik'[a] aan je trekken. Ze proberen je mee te slepen. 15 Als je je daar niet tegen verzet, word je uiteindelijk inderdaad ongehoorzaam aan God. En als je niet langer gehoorzaam wil zijn aan God, brengt dat tenslotte de dood voort. 16 Houd jezelf niet voor de gek, lieve broeders en zusters!
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016