M’Cheyne Bible Reading Plan
De oorlog tussen Israël en Juda
15 1,2 Abiam begon zijn drie jaar durende regeringsperiode als koning van Juda in Jeruzalem, tijdens het achttiende regeringsjaar van Jerobeam in Israël. Abiams moeder heette Maächa en zij was een kleindochter van Abisalom. 3 Hij was net zoʼn grote zondaar als zijn vader en zijn hart was niet aan God toegewijd, zoals bij David wel het geval was. 4 Maar ondanks Abiams zonden maakte de Here, wegens zijn liefde voor David, geen einde aan de lijn van Davids koninklijke nakomelingen. 5 Want David had de Here zijn hele leven gehoorzaamd, behalve in de kwestie van de Hethiet Uria. 6 De oorlog die destijds tussen Rehabeam en Jerobeam ontstond, bleef ook tijdens Abiams leven doorwoeden.
7 De rest van de geschiedenis van Abiam is beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda. Onder andere de oorlog die Abiam met Jerobeam voerde. 8 Na zijn dood werd hij in Jeruzalem begraven en zijn zoon Asa volgde hem op. 9 Asa werd koning van Juda en zetelde in Jeruzalem. Dat gebeurde in het twintigste regeringsjaar van Jerobeam over Israël. 10 Hij regeerde eenenveertig jaar. Zijn grootmoeder was Maächa, de kleindochter van Abisalom. 11 Zijn levenswijze kon de goedkeuring van de Here wegdragen, net zoals dat met zijn voorvader David het geval was geweest. 12 Hij verbande de tempelprostituees en verwijderde alle afgodsbeelden die zijn vader en grootvader hadden gemaakt. 13 Zijn grootmoeder Maächa ontnam hij de titel en invloed van koningin-moeder, omdat ook zij een afgodsbeeld van Asjéra had gemaakt. Dat beeld liet hij vernielen en verbranden bij de beek Kidron.
14 De tempels op de heuvels werden niet afgebroken, maar Asa was zijn leven lang wel volkomen toegewijd aan de Here. 15 Hij gaf de door zijn vader geheiligde gaven en de zilveren en gouden voorwerpen die hij zelf ter beschikking had gesteld, een vaste plaats in de tempel.
16 Hun leven lang heerste oorlog tussen Asa van Juda en Baësa van Israël. 17 Koning Baësa bouwde de versterkte stad Rama in een poging de handelsroute naar Jeruzalem af te snijden. 18 Asaʼs reactie daarop was dat hij al het zilver en goud dat van de tempelschat was overgebleven, en alle paleisschatten aan zijn hovelingen gaf om naar koning Benhadad van Syrië in Damascus te brengen, met daarbij de boodschap: 19 ‘Laten wij bondgenoten worden, net zoals onze vaders waren. Ik stuur u daarvoor een geschenk van goud en zilver. Verbreek alstublieft uw verbond met koning Baësa van Israël, zodat hij mij met rust laat.’ 20 Benhadad ging akkoord en stuurde meteen zijn legers op enkele Israëlitische steden af. Hij verwoestte Ijon, Dan, Abel-Bet-Maächa, heel Kinneroth en het hele gebied van Naftali. 21 Toen Baësa het nieuws over de aanval vernam, legde hij de bouw van Rama stil en bleef in Tirza. 22 Daarop riep koning Asa alle gezonde mannen van heel Juda op om Rama te verwoesten en de stenen en het hout voor de bouw weg te halen. Die materialen gebruikte koning Asa daarna om de stad Geba in Benjamin en de stad Mispa te bouwen.
23 De rest van Asaʼs levensloop—zijn veroveringen, daden en de namen van de steden die hij bouwde—zijn vermeld in de Kronieken van de koningen van Juda. Op zijn oude dag kreeg hij last van een ziekte aan zijn voeten. 24 Na zijn dood werd hij begraven op de koninklijke begraafplaats in Jeruzalem. Daarna werd zijn zoon Josafat in zijn plaats koning van Juda.
25 Intussen was in Israël Jerobeams zoon Nadab aan de macht gekomen. Hij regeerde twee jaar, beginnend in het tweede regeringsjaar van koning Asa van Juda. 26 Maar hij was een slechte koning in de ogen van de Here. Evenals zijn vader vereerde hij vele afgoden en verleidde hij zijn onderdanen tot zonde. 27 Baësa, de zoon van Ahia, van de stam van Issachar, zette een samenzwering tegen hem op touw en vermoordde hem terwijl hij met het Israëlitische leger de Filistijnse stad Gibbethon belegerde. 28 Zo nam Baësa de plaats van Nadab als koning van Israël in. Dat gebeurde in het derde regeringsjaar van koning Asa van Juda.
29 Tijdens zijn bewind vermoordde hij alle familieleden van koning Jerobeam, zodat geen enkel lid van die familie overbleef. Dat was precies wat de Here had voorzegd door de profeet Ahia uit Silo. 30 Dit gebeurde omdat Jerobeam de toorn van de Here, de God van Israël, had opgewekt door te zondigen en het volk Israël daarin met zich mee te slepen.
31 Verdere bijzonderheden over Nadabs regeringsperiode zijn te vinden in de Kronieken van de koningen van Israël. 32,33 Voortdurend werd oorlog gevoerd tussen koning Asa van Juda en koning Baësa van Israël. Baësa regeerde vierentwintig jaar vanuit Tirza, 34 maar al die tijd was hij ongehoorzaam aan de Here. Hij ging door met de goddeloze praktijken van Jerobeam en ging het volk Israël voor in de zonde van de afgodendienst.
Gods geheim is Christus Zelf
2 U moet weten hoe zwaar de strijd is die ik voor u en voor de christenen van Laodicea voer en voor alle anderen met wie ik nog niet persoonlijk heb kennis gemaakt. 2 Ik wil graag dat u bemoedigd zult worden en door sterke liefde aan elkaar verbonden blijft. En dat u de rijke ervaring zult hebben van het kennen van Christus. Want Gods geheim, dat Hij nu ten slotte heeft bekendgemaakt, is Christus Zelf. 3 Al de schatten van wijsheid en kennis zijn in Hem verborgen.
4 Ik zeg dit om te voorkomen dat men u door mooie woorden misleidt. 5 Al ben ik lichamelijk ver weg, in mijn geest ben ik bij u. Ik zie met blijdschap hoe ordelijk het er bij u aan toegaat en hoe sterk uw geloof in Christus is.
6 Daarom moet u, die Jezus Christus als uw Here hebt ontvangen, in het dagelijks leven één met Hem blijven. 7 Met uw wortels diep in Hem verankerd, moet u uw leven door Hem laten opbouwen. Blijf in geloof vasthouden aan wat u over Hem hebt geleerd en laat uw hart daarbij overvloeien van dankbaarheid.
8 Wees altijd op uw hoede. Laat u niet misleiden door mensen die met hun ideeën en verleidelijk gepraat proberen u weer tot een slaaf van menselijke tradities te maken. Die ideeën zijn hun ingegeven door de geesten van deze wereld en niet door Christus.
9 Want in Hem woont het hele wezen van God in een lichamelijke gestalte. 10 In Christus bent u dus volmaakt, want Hij is de hoogste heerser en autoriteit over elke andere macht. 11 In Hem hebt u ook een besnijdenis ondergaan. Natuurlijk niet lichamelijk, maar geestelijk. Want Hij heeft u door zijn Geest bevrijd van de macht van de zonde, die in uw lichaam heerste. 12 U bent door de doop met Christus begraven. Maar door het geloof in de macht van God, die ook Hem heeft opgewekt uit de dood, bent u nu met Hem opgestaan en hebt u nieuw leven ontvangen. 13 U was dood door uw ongehoorzaamheid aan God en de macht van de zonde leefde nog in u. Maar nu heeft Hij u samen met Christus levend gemaakt en al uw overtredingen vergeven. 14 Hij heeft ons strafblad dat tegen ons getuigde verscheurd, de lijst met regels waaraan we ons niet hebben gehouden. Dat bewijs heeft Hij vernietigd door het aan het kruis te slaan. 15 Op die manier heeft God zich ontdaan van alle heersers en machten. Hij heeft hen in het openbaar te kijk gezet en daarmee laten zien dat zij door het kruis van Christus overwonnen en verslagen zijn.
16 Laat u dus door niemand bekritiseren over wat u eet of drinkt. En of u zich al of niet aan feestdagen en rustdagen moet houden. 17 Dit soort dingen zijn immers maar tijdelijk. Zij zijn slechts een schaduw van toekomstige zaken. Maar ons lichaam behoort aan Christus toe. 18 Laat u niet veroordelen door mensen die graag aan zelfvernedering of engelenverering doen, of die beweren een visioen te hebben gehad, zij laten zich alleen maar voorstaan op hun eigen bedenksels. 19 Zij houden zich niet aan Christus, het hoofd van het Lichaam, de Gemeente, dat met gewrichten en pezen door Hem wordt bijeengehouden. Alleen door met Hem verbonden te blijven, kan de Gemeente groeien zoals God het wil.
20 Als u nu met Christus gestorven bent en dus dood bent voor de wereldmachten, waarom laat u zich dan toch, alsof u nog steeds in de wereld leeft, weer regels opleggen zoals: 21 ‘blijf af,’ ‘eet dat niet’ en ‘raak dat niet aan’. 22 Zulke regels zijn door mensen bedacht. In de loop der tijd veranderen die steeds weer. 23 Die regels lijken wel heel mooi en wijs, maar het is een zelfgemaakte godsdienst. Zij vragen heel wat vroomheid, vernedering en zelfkastijding. Zij zijn waardeloos en bevredigen alleen het gevoel van eigenwaarde.
De verdeling van het land
45 ‘“Wanneer u het land onder de stammen van Israël verdeelt, moet u eerst een deel aan de Here geven. Dat is zijn heilige deel. Dit stuk moet ruim 11,25 kilometer lang en 9 kilometer breed zijn. Het zal één heilig gebied zijn. 2 Een deel van dit stuk land, 225 bij 225 meter, zal worden gereserveerd voor de tempel. Een strook van 22,50 meter daar omheen moet open terrein blijven. 3 De tempel met het Heilige der Heiligen zal worden gebouwd binnen het gebied van 11,25 kilometer lang en 4,5 kilometer breed. 4 Dit hele gedeelte zal heilig land zijn, het zal worden gebruikt door de priesters die dienst doen in het heiligdom om daar hun huizen en mijn tempel te bouwen. 5 Het stuk grond daarnaast, dat ook 11,25 kilometer lang en 4,5 kilometer breed is, zal het woongebied worden van de Levieten die in de tempel werken. Daar kunnen zij hun steden bouwen. 6 In de nabijheid van deze heilige gebieden zal een strook grond van 11,25 kilometer lang en ruim 2,25 kilometer breed worden bestemd voor een nieuwe stad, bedoeld voor alle Israëlieten. 7 Twee speciale stukken land moeten worden gereserveerd voor de koning: aan beide kanten van de heilige gebieden en de stad een stuk, oostelijk en westelijk ervan, net zo lang als de heilige gebieden. 8 Dit zal zijn gebied zijn. De koningen zullen mijn volk niet langer onderdrukken en beroven, maar elk overschot aan land zullen zij aan het volk toewijzen en verdelen onder de stammen.”
9 Want de Oppermachtige Here zegt tegen de heersers: “Houd op mijn volk door geweld en onderdrukking van hun land te beroven en uit hun huizen te verdrijven. Wees altijd eerlijk en oprecht. 10 U moet eerlijke schalen, gewichten en inhoudsmaten gebruiken. 11 Een homer (dat is tweehonderdtwintig liter) zal uw standaard inhoudsmaat zijn voor vloeistoffen en vaste stoffen. Kleinere inhoudsmaten zullen de efa (een tiende deel van een homer) voor vaste stoffen en de bath (een tiende van een homer) voor vloeistoffen zijn. 12 De eenheid van gewicht zal de zilveren sikkel (elf gram) zijn. Die moet altijd worden ingewisseld voor twintig gera en niet minder. Vijf sikkels zijn vijf sikkels en tien sikkels zijn tien sikkels waard, niet minder! Vijftig sikkels zullen altijd gelijk zijn aan een mina.
13 Dit is de belasting die u de koning moet betalen: 3,6 liter tarwe of gerst van elke tweehonderdtwintig liter die u oogst; 14 2,2 liter olijfolie; 15 van elke tweehonderd schapen van uw kudden in Israël moet u hem er één geven. Dit zijn de spijsoffers, brandoffers en dankoffers om verzoening te doen over het volk,” zegt de Oppermachtige Here. 16 “Alle Israëlieten zullen hun offers naar de koning brengen. 17 De koning heeft echter de plicht te zorgen voor de offers die tijdens de vaste feestdagen worden geslacht—brandoffers, spijsoffers en drankoffers—om verzoening te doen voor het volk van Israël. Dit zal worden gedaan bij de feesten, de ceremonieën rond de nieuwe maan, de sabbatten en soortgelijke gebeurtenissen.”
18 De Oppermachtige Here zegt: “Op elke nieuwjaarsdag moet u een jonge stier zonder gebreken offeren om de tempel te reinigen. 19 De priester zal een hoeveelheid bloed van dit zondoffer nemen en aanbrengen op de deurposten van de tempel, op de vier hoeken van het bovenste platform van het altaar en op de muren bij de ingang van de binnenste voorhof. 20 Doe ditzelfde op de zevende dag van die maand, voor de mensen die hebben gezondigd door vergissing of uit onwetendheid, zodat verzoening wordt gedaan over de tempel.
21 Op de veertiende dag van diezelfde maand zult u zeven dagen lang Pesach, het Paasfeest, vieren. Tijdens dit feest mag alleen ongezuurd brood worden gegeten. 22 Op de dag van Pesach moet de koning voor een jonge stier zorgen die zal worden geofferd als zondoffer voor hem en het hele volk Israël. 23 Op elk van de zeven feestdagen zal hij een brandoffer voor de Here gereedmaken. Dit dagelijkse offer moet bestaan uit zeven jonge stieren en zeven rammen, allemaal zonder gebreken.
Bovendien zal elke dag een jonge bok als zondoffer worden geofferd. 24 De koning zal tevens voor het spijsoffer zorgen, tweeëntwintig liter voor elke jonge stier en elke ram. Daarbij komt dan nog 3,6 liter olijfolie voor elke tweeëntwintig liter koren. 25 Op elk van de zeven dagen van het jaarlijkse feest, dat begint op de vijftiende dag van de zevende maand, zal hij deze zelfde hoeveelheden beschikbaar stellen voor het zondoffer, het brandoffer, het spijsoffer en het olieoffer.”’
99 De Here is de eeuwige Koning.
Laten alle volken dat goed beseffen
en eerbied voor Hem hebben.
Zijn troon is boven de cherubs.
De aarde is aan Hem onderworpen
en moet zich met diep ontzag onder Hem stellen.
2 De Here woont in Jeruzalem.
Hij is hoog verheven boven alle volken.
3 Laten zij daarom ook uw grote en heilige naam prijzen.
God is een heilige God.
4 De koning, door U aangesteld,
houdt van eerlijke rechtspraak.
U hebt het volk een zuivere wet gegeven.
U hebt het een rechtvaardige wetgeving geschonken.
5 Maak de Here, onze God, groot.
Onderwerp u aan Hem en buig voor Hem neer.
Alleen Hij is heilig.
6 Mozes en Aäron waren zijn eerste priesters
en ook Samuël kende Hem bij zijn naam.
Zij gingen vertrouwelijk met Hem om
en als zij Hem riepen, antwoordde Hij hun.
7 Hij sprak met hen in de wolkkolom,
zij hebben altijd gedaan wat Hij zei.
Zijn woord was voor hen wet.
8 Here, U hebt hun altijd antwoord gegeven.
O mijn God, U hebt hun altijd vergeven,
hoewel U wel strafte als dat nodig was.
9 Maak de naam van de Here, onze God, groot.
Onderwerp u aan Hem en buig voor Hem neer,
want de Here, onze God, is een heilige God.
100 Een psalm bij het lofoffer.
Laat de hele aarde voor de Here jubelen.
2 Laat de hele aarde de Here met blijdschap dienen.
Kom bij Hem en zing een loflied.
3 Bevestig dat u weet dat de Here de enige God is.
Hij heeft alles gemaakt, ook ons en wij zijn van Hem.
Wij zijn zijn volk en Hij zorgt voor ons.
4 Zing een loflied wanneer u de tempelpoort ingaat.
Laat het in zijn voorhof klinken en prijs zijn naam.
5 De Here is goed voor ons.
Zijn goedheid reikt tot in de eeuwigheid.
Hij blijft trouw van generatie op generatie.
101 Een psalm van David.
Ik wil een lied zingen
over goedheid, liefde en rechtvaardigheid.
Voor U, Here, wil ik een psalm zingen.
2 Ik zorg ervoor dat ik zuiver leef.
Komt U naar mij toe?
Ik leef oprecht en eerlijk.
3 Ik denk niet aan onzuivere dingen.
Ik haat de levenswandel van de zondaars.
Daar houd ik mij verre van.
4 Iemand met een zondig hart
moet ver van mij wegblijven
en misdadigers wil ik niet kennen.
5 Wie stiekem kwaadspreekt over zijn kennissen,
wil ik vernietigen.
Wie hoogmoedig en trots is,
kan ik niet verdragen.
6 Ik ben op zoek naar eerlijke mensen,
die mogen bij mij wonen.
Wie zuiver leeft, mag mij dienen.
7 Bedriegers mogen niet in mijn huis komen
en leugenaars kan ik niet zien!
8 Elke dag opnieuw vernietig ik
de ongelovigen in dit land
en in Jeruzalem wil ik de zondaars uitroeien.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.