M’Cheyne Bible Reading Plan
Gods belofte aan Noach
6 Het aantal mensen op aarde groeide gestadig. 2 In die tijd lieten zonen van God hun oog vallen op dochters van mensen. Onder de indruk van hun schoonheid, namen zij hen tot vrouw. 3 Toen zei de Here: ‘Ik kan mijn Geest niet voor altijd in de mens laten wonen, nu hij zich zo heeft misdragen. Hij zal voortaan niet ouder worden dan honderdtwintig jaar.’
4 In die tijd waren er reuzen op aarde, de kinderen van zonen van God en dochters van mensen. Ze zijn bekend als de helden uit het verre verleden. 5 Maar de Here bekeek met afkeer het zondige gedrag van de mensen. Van al hun voornemens zag Hij dat de opzet boos was. 6 Daarom had Hij er spijt van dat Hij hen had geschapen en Hij voelde zich diep gekwetst. 7 Hij zei: ‘Ik zal ze uitroeien. Niet alleen de mensen, maar ook alle dieren, kruipende dieren en de vogels. Ik had ze nooit moeten maken.’ 8 Maar aan Noach had de Here welgevallen.
9 Hier volgt de geschiedenis van Noach, de enige rechtvaardige en oprechte man op aarde. Hij leefde in nauwe verbondenheid met God. 10 Hij had drie zonen: Sem, Cham en Jafet.
11 In de loop van de tijd werden de mensen steeds slechter en gewelddadiger in de ogen van God. 12,13 Met al die slechtheid en verdorvenheid voor ogen zei Hij tegen Noach: ‘Ik heb besloten de hele mensheid uit te roeien, want zij is de schuld van alle geweld en slechtheid. Ja, Ik zal de bewoners van de aarde vernietigen. 14 Bouw een ark van acaciahout en bestrijk het hout met pek om het waterdicht te maken. 15 Verdeel hem in dekken en onderkomens. Maak hem honderdvijftig meter lang, vijfentwintig meter breed en vijftien meter hoog. 16 Maak er een lichtsleuf in die een halve meter onder het dak rond het hele schip loopt en verdeel het schip in drie dekken, een benedendek, een middendek en een bovendek. In de zijkant van het schip moet u de ingang maken.
17 Ik zal namelijk een enorme watervloed over de aarde laten gaan die alle levende wezens zal doden. Iedereen en alles zal sterven. 18 Maar met u sluit Ik een verbond: u zult veilig in het schip zijn met uw vrouw, uw zonen en hun vrouwen. 19 Voordat de vloed komt, moet u van elk dier een mannetje en een vrouwtje aan boord nemen, zodat die de vloed overleven. 20 Van elke vogel, van elk soort vee, elk kruipend of ander dier moet een paar aan boord zijn. 21 Zorg verder voor al het voedsel dat uw familie en de dieren nodig hebben.’ 22 Noach volgde alle aanwijzingen van God op.
Onderricht voor het leven
6 ‘Let erop dat u uw goede werken niet doet om bij de mensen op te vallen. Want dan krijgt u geen beloning van uw hemelse Vader. 2 Wanneer u een arme iets geeft, bazuin het dan niet rond. Dat doen schijnheilige mensen. Het gaat hen erom iedereen in de synagoge en op straat te laten zien hoe goed zij zijn. Zij willen door de mensen geprezen worden. Daarmee hebben zij hun beloning al. 3 Als u goed voor iemand bent, houd het dan geheim. Laat uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet. 4 Uw Vader ziet wat er in het verborgene gebeurt en Hij zal u ervoor belonen.
5 Nu iets over het bidden. Wees niet zoals de schijnheiligen: die bidden zo dat iedereen het kan horen en zien, op de hoek van de straat en in de synagoge. Zij hebben hun beloning al. 6 Als u bidt, ga dan uw kamer in, doe de deur achter u dicht en bid tot uw Vader in het verborgene. En uw Vader, die ziet wat er in het verborgene gebeurt, zal u belonen. 7 En wees bij het bidden niet langdradig en gebruik geen zinloze woorden, zoals de andere volken doen. Want die denken dat hun gebeden worden verhoord als zij veel woorden gebruiken. 8 Doe niet zoals zij. Bedenk dat uw Vader precies weet wat u nodig hebt, al voor u Hem erom vraagt!
9 Bid daarom dit gebed:
Onze Vader in de hemel, laat uw naam alle eer ontvangen. 10 Laat uw Koninkrijk komen. Laat uw wil op de aarde worden gedaan, net zoals in de hemel. 11 Geef ons vandaag het eten dat wij nodig hebben. 12 Vergeef ons onze schulden, zoals wij anderen hun schulden vergeven. 13 Breng ons niet in beproeving, maar verlos ons van de duivel. 14 Want als u de mensen vergeeft wat zij verkeerd hebben gedaan, zal uw hemelse Vader ook u vergeven wat u verkeerd hebt gedaan. 15 Maar als u hen niet vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u niet vergeven.
16 Nu iets over het vasten. Als u vast, doe dat dan niet opvallend zoals schijnheilige mensen. Want die proberen, door er somber en onverzorgd uit te zien, de mensen te laten weten dat zij vasten. Dat is dan ook de enige beloning die zij er ooit voor krijgen. 17 Maar als u vast, zorg dan dat u er verzorgd uitziet. 18 Dan zal niemand merken dat u vast, behalve uw Vader, die in het verborgene is. En die Vader, die ziet wat er in het verborgene gebeurt, zal u belonen.
19 Verzamel op aarde geen kostbaarheden, want die vergaan of worden gestolen. 20 U kunt beter kostbaarheden in de hemel verzamelen, waar ze nooit zullen vergaan of worden gestolen. 21 Want waar u uw kostbaarheden bewaart, daar zal ook uw hart naar uitgaan.
22 Het oog is de lamp van het lichaam. Als uw oog zuiver is en alleen op het goede gericht, leeft uw hele lichaam in het licht. 23 Maar als uw oog boosaardig is, leeft u geheel in het donker. En als het licht in uw innerlijk verduisterd is, in welk een duisternis leeft u dan niet.
24 U kunt niet twee heren dienen. Want u zult de ene haten en de andere liefhebben, of omgekeerd. Zo kunt u ook niet God dienen en tegelijk uw hart op het geld zetten. 25 Ik geef u deze raad: maak u geen zorgen over eten, drinken en kleren. Uw leven is belangrijker dan het voedsel! En uw lichaam is belangrijker dan kleding! 26 Let eens op de vogels. Die maken zich geen zorgen over wat zij moeten eten. Zij hoeven niet te zaaien of te oogsten of te bewaren, want God geeft hun wat zij nodig hebben. U bent voor Hem toch meer waard dan de vogels! 27 Al die zorgen maken uw leven geen dag langer. 28 Waarom zou u zich zorgen maken over kleding? Kijk eens naar de bloemen in het veld. Die staan daar te bloeien zonder zich druk te maken. 29 En toch zag koning Salomo, met al zijn pracht en praal, er niet zo mooi uit als zij. 30 Als God zo goed zorgt voor de bloemen, die vandaag in het veld staan en morgen weg zijn, zal Hij dan niet nog veel beter voor u zorgen? Wat hebt u toch weinig vertrouwen in Hem! 31 Maak u dus geen zorgen over wat u zult eten of aantrekken. 32 Met dat soort dingen vullen de ongelovigen hun leven. Uw hemelse Vader weet heel goed wat u allemaal nodig hebt.
33 Geef het Koninkrijk van God en het doen van zijn wil de hoogste plaats in uw leven. Al het andere zal u dan geschonken worden. 34 Maak u geen zorgen voor de dag van morgen. Ook morgen zal God u weer geven wat u nodig hebt. Elke dag heeft al genoeg aan zijn eigen problemen.’
De bouw van de tempel voortgezet
6 Koning Darius liet inderdaad een onderzoek instellen naar deze zaak in de archieven van Babel. Daar bewaarde men officiële documenten. 2 Uiteindelijk werd in de vestingstad Ekbatana, in het gewest Medië, een document gevonden met de volgende inhoud:
3 ‘In het eerste regeringsjaar van koning Kores vaardigde deze een bevel uit betreffende het huis van God in Jeruzalem. Die tempel moet worden herbouwd en zijn fundamenten moeten worden gelegd op de plaats van de oude fundamenten. Dit heiligdom zal dertig meter hoog en dertig meter breed worden. Het zal een plaats zijn waar de Judeeërs hun offers kunnen brengen. 4 De muren moeten bestaan uit drie lagen steenblokken en één laag hout. Alle gemaakte kosten zullen worden vergoed uit de koninklijke schatkist. 5 De gouden en zilveren voorwerpen die Nebukadnezar uit de tempel in Jeruzalem heeft meegenomen en naar Babel heeft gebracht, zullen worden teruggebracht naar Jeruzalem. Zij zullen weer, als vroeger, een plaats krijgen in de tempel.’
6 Koning Darius stuurde daarop de volgende boodschap naar gouverneur Thathnai, Sthar-Boznai en hun collegaʼs ten westen van de Eufraat: 7 ‘U mag het werk aan de tempel in Jeruzalem niet verhinderen. Laten de gouverneur van Juda en de andere leiders dit heiligdom op zijn oorspronkelijke plaats herbouwen en val hen niet lastig. 8 Bovendien beveel ik dat u de bouwkosten volledig en zonder uitstel moet betalen aan de leiders van Juda. Gebruik daarvoor het geld van de belasting die in uw gebied wordt geheven. 9 Geef de priesters elke dag wat zij zeggen nodig te hebben: jonge stieren, rammen, lammeren voor de brandoffers aan de God van de hemel, en tarwe, zout, wijn en olijfolie. 10 Dan zullen zij de God van de hemel offergaven brengen en bidden voor mij en mijn zonen. 11 Iedereen die dit bevel op een of andere manier overtreedt, zal worden opgehangen aan een galg, gemaakt van balken uit zijn eigen huis! En van zijn huis zal niets dan een ruïne overblijven. 12 De God die de stad Jeruzalem heeft uitgekozen, zal iedere koning en elk volk vernietigen die dit bevel overtreedt en de tempel verwoest. Ik, Darius, heb dit bevel gegeven. Zorg ervoor dat het nauwkeurig wordt uitgevoerd!’
13 Gouverneur Thathnai, Sthar-Boznai en hun collegaʼs hielden zich stipt aan het bevel van koning Darius. 14 De leiders van Juda zetten de bouw met succes voort. Zij werden daarbij aangemoedigd door de prediking van de profeten Haggai en Zacharia, de zoon van Iddo. Eindelijk waren zij klaar met het werk dat de God van Israël en Kores, Darius en Arthahsasta, koningen van Perzië, hun hadden opgedragen. 15 De tempel kwam gereed op de derde dag van de maand Adar in het zesde regeringsjaar van koning Darius. 16 Met grote vreugde vierden de Israëlieten, priesters, Levieten en alle ex-ballingen de inwijding van het huis van God. 17 Ter ere van die gelegenheid offerden zij honderd stieren, tweehonderd rammen en vierhonderd lammeren. Zij offerden ook nog twaalf geitenbokken als zondoffer voor de twaalf stammen van Israël.
18 Toen werden de priesters en de Levieten ingedeeld in groepen voor de eredienst in de tempel, zoals het is voorgeschreven in het boek van Mozes. 19 De teruggekeerde ballingen vierden Pesach op de veertiende dag van de eerste maand. 20 Want tegen die tijd hadden alle priesters en Levieten de voorgeschreven reiniging ondergaan. Zij slachtten de paaslammeren, voor allen die in ballingschap waren geweest en voor hun broeders, de priesters, en voor zichzelf. 21 Veel heidenen die in Juda woonden, keerden zich af van hun slechte praktijken en sloten zich aan bij de Israëlieten. Zij wilden ook de Here, de God van Israël, aanbidden. Samen met het hele volk Israël aten zij van de paasmaaltijd. 22 Met grote vreugde vierden zij het Feest van de Ongezuurde Broden, zeven dagen lang. Want de Here had hun vreugde gegeven, omdat Hij ervoor had gezorgd dat de koning van Assyrië hen steunde bij de bouw van de tempel van Israëls God.
De apostelen stellen extra mensen aan
6 Toen er steeds meer mensen bijkwamen die in Jezus geloofden, ontstond er op een gegeven ogenblik ontevredenheid bij de Griekssprekende gelovigen. Zij klaagden dat de Hebreeuwssprekenden het dagelijks voedsel niet eerlijk verdeelden. De weduwen uit hun groep kregen minder dan de anderen. 2 De twaalf apostelen riepen alle gelovigen bijeen. ‘Wij kunnen niet alles tegelijk,’ zeiden zij. ‘Als wij het voedsel moeten uitdelen, hebben wij geen tijd meer om erop uit te gaan en Gods boodschap door te geven. 3 Dat lijkt ons niet goed. Daarom willen wij enkele geschikte mannen aanstellen, die deze taak van ons kunnen overnemen. Kies er zeven uit die goed bekend staan: wijze, verstandige mannen, vol van de Heilige Geest. 4 Wijzelf zullen al onze tijd besteden aan het bidden, het spreken over Gods boodschap en het onderwijzen.’ 5 Zij vonden het allemaal een goed voorstel en kozen zeven mannen uit: Stefanus (een man vol van de Heilige Geest en met een groot geloof), Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs (iemand uit Antiochië die voordat hij christen werd al tot het Joodse geloof was overgegaan). 6 De mannen werden aan de apostelen voorgesteld. Die baden voor hen en legden de handen op hen.
7 Gods boodschap kreeg steeds meer bekendheid. In Jeruzalem nam het aantal volgelingen van Jezus sterk toe. Ook veel priesters gaven gehoor aan de oproep in Jezus te gaan geloven.
8 Stefanus was vol van geloof en kracht van God. Hij deed grote wonderen en buitengewone dingen onder het volk. 9 Maar er waren mensen die vonden dat hij daarmee niet mocht doorgaan. Zij hoorden bij de synagoge van de zogenaamde Libertijnen uit Cyrene, Alexandrië, Cilicië en Asia. 10 Zij begonnen met hem te discussiëren en probeerden hem te overtroeven, maar dat lukte niet. Hij was hen veruit de baas door de grote overtuiging en scherpzinnigheid waarmee hij sprak. Het was duidelijk dat Gods Geest hem leidde. 11 Toen stookten zij een paar mannen op het praatje rond te strooien dat zij Stefanus slechte dingen over Mozes en God hadden horen zeggen. 12 Daarmee zetten ze het volk, de leiders en de bijbelgeleerden tegen hem op. Zij gingen naar hem toe, grepen hem vast en brachten hem voor de Hoge Raad. 13 Zij lieten ook enkele valse getuigen komen die allerlei beschuldigingen tegen hem inbrachten: ‘Deze man valt de heilige tempel en de wet aan. 14 Wij hebben hem horen zeggen dat die Jezus van Nazareth de tempel zal afbreken en de oude gebruiken zal veranderen, de gebruiken die Mozes ons heeft gegeven.’ 15 Terwijl de mannen van de Hoge Raad Stefanus onderzoekend aankeken, zagen zij dat zijn gezicht leek op dat van een engel.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.