Add parallel Print Page Options

De geheimen van God onthuld aan Johannes

In dit boek onthult Jezus Christus de geheimen die God Hem heeft bekendgemaakt. Hij laat zijn dienaren zien wat er binnenkort moet gebeuren. Daarom heeft Hij zijn engel naar zijn dienaar Johannes gestuurd om het hem allemaal te vertellen. Johannes heeft opgeschreven wat hij van God gehoord en gezien heeft en wat Jezus Christus hem heeft bekendgemaakt. Gelukkig is hij die deze profetie van de Here voorleest en gelukkig zijn zij die ernaar luisteren en zich eraan houden. Want de tijd dat deze dingen werkelijkheid worden, komt steeds dichterbij.

Dit schrijft Johannes aan de zeven christengemeenten in Asia:

Ik wens u de genade en vrede toe van God, die is en die was en die komt, van de zeven geesten die voor zijn troon staan en van Jezus Christus, die ons trouw de hele waarheid bekendmaakt. Hij is de eerste die uit de dood terugkwam en leeft. Hij is de heerser over alle koningen van de wereld. Alle lof en eer is voor Hem, die ons liefheeft en die onze zonden heeft afgewassen door zijn bloed voor ons te geven. Hij heeft ons bijeengebracht in zijn Koninkrijk en ons tot priesters van zijn God en Vader gemaakt. Hem komt alle eer en macht toe! Hij regeert voor altijd en eeuwig! Amen.

Hij komt te midden van de wolken en iedereen zal Hem zien, ook zij die hem doorstoken hebben. En alle volken van de wereld zullen om Hem treuren en jammeren. Ja, amen.

‘Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het einde van alles,’ zegt de Here, de Almachtige God, die is, die was en die komt.

Ik, Johannes, ben uw broeder en deel in uw lijden omwille van het Koninkrijk van Jezus. Net als u blijf ik Hem trouw, dwars door alles heen. Ik was naar het eiland Patmos verbannen omdat ik de mensen over God en Jezus Christus had verteld. 10 Op de dag van de Here kwam de Geest over mij. Ik hoorde een luide stem die klonk als een bazuin, achter mij zeggen: 11 ‘Schrijf alles wat u ziet in een boek en stuur dat naar de zeven christengemeenten: Efeze, Smyrna, Pergamum, Thyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea!’

12 Ik keerde mij om, want ik wilde zien wie dat zei en ik zag zeven gouden kandelaars, 13 en daartussen stond iemand die er uitzag als een mensenzoon. Hij droeg een lang kleed, dat tot op zijn voeten hing en had een gouden band om zijn borst. 14 Zijn haar was zo wit als wol, zelfs zo wit als sneeuw en zijn ogen schitterden als vuur. 15 Zijn voeten glansden als brons in een oven en Hij had een stem als een donderende waterval. 16 In zijn rechterhand hield Hij zeven sterren, uit zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard en zijn gezicht straalde en schitterde als de felle zon.

17 Toen ik Hem zag, viel ik als dood voor Hem neer. Maar Hij legde zijn rechterhand op mij en zei: ‘Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste. 18 Ik ben de Levende. Ik ben dood geweest, maar nu leef Ik voor altijd en eeuwig. Ik heb de dood en het dodenrijk overwonnen.

19 Schrijf op wat u gezien hebt, wat er nu is en wat hierna zal gebeuren. 20 Dit is de betekenis van de zeven sterren in mijn rechterhand en van de zeven kandelaars: de zeven sterren zijn de boodschappers van de zeven gemeenten en de zeven kandelaars zijn die gemeenten zelf.’

Brieven aan de gemeenten

Efeze

Schrijf aan de boodschapper van de gemeente in Efeze:

Dit zijn de woorden van Hem die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt en tussen de zeven gouden kandelaars loopt: Ik weet dat u veel goed doet, hard werkt en standvastig bent. Ik weet dat u geen slechte mensen kunt verdragen, u hebt die zogenaamde apostelen als leugenaars aan de kaak gesteld. Ik weet dat u Mij dwars door alles heen trouw bent gebleven, u hebt het niet opgegeven. Toch heb Ik één ding op u tegen. U hebt de liefde van vroeger opgegeven. Denk er aan hoe diep u bent gevallen. Keer daarvan terug en doe weer dezelfde dingen als vroeger. Anders zal Ik uw kandelaar wegnemen. Het is wel goed dat u de verderfelijke praktijken van de Nikolaïeten haat, want Ik haat ze ook.

Als u oren hebt, luister dan naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint, zal Ik te eten geven van de boom die leven geeft en die in Gods paradijs staat.

Smyrna

Schrijf aan de boodschapper van de gemeente in Smyrna:

Dit zijn de woorden van de eerste en de laatste, van Hem die dood geweest is en weer levend is geworden: Ik weet hoe u omwille van Mij vervolgd wordt en in wat voor armoede u leeft, hoewel u rijk bent. Ik weet ook welke lelijke dingen er over u gezegd worden door mensen die zich Joden noemen, maar in feite dienaren van Satan zijn. 10 Wees niet bang voor wat u nog moet doormaken. De duivel zal sommigen van u in de gevangenis gooien om u op de proef te stellen, u zult tien dagen zwaar te lijden hebben. Blijf Mij trouw tot in de dood, dan zal Ik u de erekrans van het eeuwige leven geven.

11 Als u oren hebt, luister dan naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint, zal niet door de tweede dood getroffen worden.

12 Pergamum

Schrijf aan de boodschapper van de gemeente in Pergamum:

Dit zijn de woorden van Hem die het scherpe, tweesnijdende zwaard heeft: 13 Ik weet dat u in de stad woont waar Satan regeert. Toch bent u Mij trouw gebleven. U hebt het geloof in Mij niet herroepen, ook niet toen mijn trouwe getuige Antipas vermoord werd in uw stad, waar Satan woont. 14 Maar er zijn enkele dingen die Ik tegen u heb. U laat de volgelingen van Bileam onder u hun gang gaan. Bileam vertelde koning Balak immers hoe hij de Israëlieten ten val kon brengen: door hen vlees te laten eten dat aan afgoden geofferd was en door hen ontucht te laten plegen. 15 Zo zijn er ook onder u mensen die de verderfelijke leer van de Nikolaïeten volgen. 16 Keer daarvan terug. Anders kom Ik binnenkort naar u toe om hen met het zwaard uit mijn mond te bevechten.

17 Als u oren hebt, luister dan naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint, zal Ik te eten geven van het verborgen manna, van het voedsel uit de hemel. En Ik zal hem een witte steen geven met daarop zijn nieuwe naam, die niemand kent, behalve hijzelf als hij hem ontvangt.

18 Thyatira

Schrijf aan de boodschapper van de gemeente in Thyatira:

Dit zijn de woorden van de Zoon van God, die ogen heeft als vlammend vuur en voeten die gloeien als brons: 19 Ik ken uw doen en laten, uw liefde, uw geloof en hulpvaardigheid en ik weet hoe moedig u volhoudt. Ik weet ook dat u nu nog meer doet dan eerst. 20 Toch heb Ik iets tegen u. U laat die vrouw Izebel maar haar gang gaan. Zij beweert namens Mij te spreken, maar leert de vreselijkste dingen. Zij verleidt mijn dienaren tot ontucht en het eten van vlees dat aan afgoden geofferd is. 21 Ik heb haar de tijd gegeven om zich te bekeren van haar ontucht, maar zij wil niet. 22 Daarom zal Ik haar op bed doen liggen en hen die ontucht met haar bedrijven laten lijden, tenzij zij met haar breken. 23 Ik zal haar kinderen doden. Alle gemeenten zullen weten dat Ik de diepste gedachten en wensen van de mens ken en dat Ik ieder zal geven wat hij verdient. 24 Maar gelukkig zijn er in Thyatira nog mensen die deze verderfelijke leer niet volgen, die niet de zogenaamde diepten van Satan hebben leren kennen. Van u vraag Ik niets meer 25 dan dat u vasthoudt wat u hebt, totdat Ik kom.

26 Wie overwint en tot het einde doet wat Ik van hem vraag, zal Ik macht geven over vreemde volken. 27 Hij zal met een ijzeren staf over hen regeren, zij worden verbrijzeld als bros aardewerk. 28 Dat is de macht die Ik ook van mijn Vader gekregen heb. Wie overwint, zal Ik de morgenster geven.

29 Als u oren hebt, luister dan naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

Sardes

Schrijf aan de boodschapper van de gemeente in Sardes:

Dit zijn de woorden van Hem die de zeven geesten van God en de zeven sterren heeft: Ik ben van uw doen en laten op de hoogte. Ik weet dat u de naam hebt dat u een levende gemeente bent, maar u bent dood. Word wakker en versterk wat nog leeft, anders sterft dat ook. Als God op u let, kan Hij niet tevreden zijn over uw daden. Herinner u hoe u het goede nieuws hebt gehoord en hoe enthousiast u erover was. Keer daarnaar terug en leef weer zoals toen. Maar als u niet wakker wilt worden, zal Ik u verrassen als een dief in de nacht. Dan kom Ik op een moment dat u Mij niet verwacht. Toch zijn er in Sardes een paar mensen die hun kleren niet bevlekt hebben. Die zijn het waard altijd bij Mij te zijn en witte kleren te dragen.

Wie overwint, zal dus witte kleren aankrijgen. Ik zal zijn naam niet schrappen uit het boek, waarin de mensen vermeld staan die het eeuwige leven hebben, maar voor mijn Vader en zijn engelen verklaren dat hij bij Mij hoort.

Als u oren hebt, luister dan naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

Filadelfia

Schrijf aan de boodschapper van de gemeente in Filadelfia:

Dit zijn de woorden van Hem die heilig en betrouwbaar is, die de sleutel van het nieuwe Jeruzalem heeft, die binnenlaat wie Hij wil en buitensluit wie Hij wil: Ik ken uw doen en laten. Ik weet dat u niet sterk bent, maar u hebt gedaan wat Ik zei en bent Mij niet ontrouw geworden. Daarom heb Ik een deur voor u geopend die niemand sluiten kan. Ik zal mensen naar u toesturen die bij Satan horen. Zij doen zich voor als Joden, als kinderen van God, maar het zijn leugenaars. Ik zal hen aan uw voeten laten neerknielen, zij zullen niet anders kunnen dan erkennen dat Ik u liefheb. 10 U bent Mij dwars door alles heen trouw gebleven, zoals Ik u had opgedragen, en daarom zal Ik ook trouw blijven aan u in de komende tijd van beproeving, waarin alle bewoners van de aarde zwaar op de proef worden gesteld. 11 Ik kom spoedig. Houd vast wat u hebt. Laat u de erekroon door niemand afnemen.

12 Wie overwint, zal Ik maken tot een zuil in het huis van mijn God, een zuil die daar eens en voorgoed zal staan. Daar zal Ik de naam van mijn God op schrijven en de naam van de stad van mijn God. Die stad is het nieuwe Jeruzalem, dat mijn God uit de hemel zal laten neerdalen. En Ik zal mijn nieuwe naam er ook op schrijven.

13 Als u oren hebt, luister dan naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

14 Laodicea

Schrijf aan de boodschapper van de gemeente in Laodicea:

Dit zijn de woorden van Amen, van Hem die bevestigt, de trouwe en oprechte getuige, het begin van Gods schepping: 15 Ik ken uw doen en laten. Ik weet dat u niet koud en niet warm bent. Wás u maar koud of warm! 16 Maar nu u lauw bent, word Ik misselijk van u, Ik zal u uitspugen. 17 U zegt dat u rijk bent en niets tekort komt. Maar u beseft niet dat u er geestelijk ellendig aan toe bent: u bent arm, blind en naakt. 18 Ik geef u de raad goud van Mij te kopen dat in het vuur gezuiverd is, dan pas zult u echt rijk worden. En koop witte kleren van Mij, zodat u niet naakt bent en u niet hoeft te schamen. Koop ook ogenzalf en smeer dat op uw ogen, zodat u echt kunt zien. 19 Mensen die Ik liefheb, roep Ik ter verantwoording en bestraf Ik. Doe dus uw best en kom tot inkeer.

20 Luister, Ik sta voor de deur en klop. Als iemand Mij hoort en de deur opendoet, zal Ik bij hem binnenkomen. Dan zullen wij samen eten, hij met Mij en Ik met hem. 21 Wie overwint, mag samen met Mij op mijn troon zitten, net zoals Ik Zelf overwonnen heb en samen met mijn Vader op zijn troon zit.

22 Als u oren hebt, luister dan naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

De troon in de hemel

Nadat ik dit gehoord en gezien had, zag ik een deur in de hemel openstaan en hoorde ik dezelfde luide stem. ‘Kom naar boven,’ zei Hij tegen mij, ‘dan zal Ik u laten zien wat hierna moet gebeuren.’ Op hetzelfde moment kwam de Geest over mij. Ik zag een troon in de hemel staan en op die troon zat Iemand. Hij schitterde als de zuiverste edelsteen, als diamant en sarder. Om de troon stond een regenboog die zo helder was als smaragd. Rondom de troon stonden vierentwintig tronen en op elk van die tronen zat een ouderling met witte kleren aan en een gouden kroon op zijn hoofd. Uit de troon kwamen bliksemschichten en donderslagen en allerlei andere geluiden. Vlak voor de troon stonden zeven brandende fakkels, dat zijn de zeven Geesten van God. Er lag voor de troon ook iets dat leek op een kristalheldere, spiegelgladde zee. Rondom de troon stonden vier levende wezens, met van voren en van achteren overal ogen. Het eerste van die wezens leek op een leeuw, het tweede op een jonge stier, het derde had een mensengezicht en het vierde leek op een vliegende arend. Elk van de vier wezens had zes vleugels. Zij hadden rondom en van binnen overal ogen. Zonder ophouden zeiden zij: ‘Heilig, heilig, heilig is de Here, de Almachtige God, die was, die is en die komt.’

Die vier levende wezens eren, prijzen en danken Hem die op de troon zit en die voor altijd en eeuwig leeft. 10 Telkens wanneer zij dat doen, vallen de vierentwintig ouderlingen voor Hem neer om Hem te aanbidden en Hem als de Heer van hun leven te erkennen. 11 En zij zeggen: ‘Here, onze God, U bent alle lof, eer en macht waard, omdat U alles gemaakt hebt. Alles is ontstaan en gemaakt, omdat U het wilde.’

De boekrol en het Lam

Toen zag ik een boekrol in de rechterhand van Hem die op de troon zat. Die boekrol was aan beide zijden beschreven en met zeven zegels verzegeld. Ik zag ook een sterke engel die luid riep: ‘Wie is het waard om de zegels te verbreken en de boekrol open te maken?’ Maar er was niemand in de hemel of op de aarde of onder de aarde die in staat was de rol open te maken en te lezen. Ik vond het zo erg dat niemand het waard was om de boekrol open te maken en erin te lezen dat ik begon te huilen. Maar een van de ouderlingen zei tegen mij: ‘U hoeft niet te huilen, want de Leeuw uit de stam Juda, de nakomeling van David, heeft de overwinning behaald. Daarom mag Hij de zeven zegels verbreken en de rol openmaken.’

Toen zag ik, tussen de troon met de vier levende wezens en de vierentwintig ouderlingen, een Lam staan. Het leek wel of het geslacht was. Het had zeven horens en zeven ogen, dat zijn de zeven Geesten van God, die over de hele aarde uitgestuurd zijn. Het Lam kwam naar voren en nam de boekrol aan uit de rechterhand van Hem die op de troon zat. Toen Hij dat deed, vielen de vier levende wezens en de vierentwintig ouderlingen voor Hem neer. Zij hadden allemaal een harp en een gouden schaal vol heerlijk reukwerk: dat zijn de gebeden van de gelovigen. En zij zongen een nieuw lied: ‘U bent het waard om de boekrol in ontvangst te nemen en de zegels te verbreken, want U bent geslacht en hebt met uw bloed mensen voor God vrijgekocht uit alle rassen, volken, stammen en taalgroepen. 10 U hebt hen bijeengebracht in een Koninkrijk en hen tot priesters van onze God gemaakt. En zij zullen op de aarde heersen.’

11 Toen zag en hoorde ik miljoenen engelen om de troon en ook de wezens en de ouderlingen. 12 ‘Het Lam dat geslacht is,’ juichten zij, ‘is het waard om alle macht, rijkdom, wijsheid, kracht, heerlijkheid, lof en eer te ontvangen!’ 13 En ik hoorde alle schepselen in de hemel, op de aarde, onder de aarde en in de zee daarmee instemmen: ‘Alle lof, eer, heerlijkheid en macht is voor Hem die op de troon zit en voor het Lam, voor altijd en eeuwig.’ 14 De vier wezens zeiden: ‘Amen.’ En de vierentwintig ouderlingen vielen in aanbidding neer.

Inleiding

God heeft aan Jezus Christus[a] laten weten wat er binnenkort zal gebeuren. Hij wil dat Jezus het aan zijn dienaren bekend maakt. Daarom stuurt Jezus een engel naar zijn dienaar Johannes om hem alles te vertellen. Johannes heeft opgeschreven wat hij heeft gehoord en gezien. Het zal heerlijk zijn om dit boek voor te lezen. En het zal heerlijk voor de mensen zijn om goed naar deze profetische woorden te luisteren en ze goed te onthouden. Want al deze dingen gaan bijna gebeuren.

Johannes doet de groeten aan de gemeenten in Asia

Johannes schrijft dit aan de zeven gemeenten in Asia (= Turkije): Ik bid dat God in alles goed voor jullie zal zijn. En dat jullie vol zullen zijn van de vrede van Hem die is en die was en die komt, de vrede van de zeven Geesten[b] die voor zijn troon staan, en de vrede van Jezus Christus. Hij heeft ons de hele waarheid bekend gemaakt en Hij is te vertrouwen. Hij is de eerste die uit de dood opstond. Hij is de hoogste Koning op aarde. Hij houdt zoveel van ons, dat Hij ons door zijn bloed heeft schoongewassen van onze ongehoorzaamheid aan God. Daarom moeten we Hem alle eer geven! Hij heeft koningen van ons gemaakt en priesters voor zijn God en Vader. Hij regeert voor altijd en eeuwig! Amen! Zo is het!

Hij zal komen op de wolken. Iedereen zal Hem zien, ook de mensen die Hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen over Hem huilen en treuren. Ja, amen, zo is het!
"IK BEN[c] de Eerste en de Laatste, het Begin en het Einde. IK BEN Hij die is en die was en die komt, de Almachtige God, zegt de Heer."

Jezus geeft Johannes de opdracht dit boek te schrijven

Ik, Johannes, jullie broeder, word net als jullie verdrukt. Ook ik hoor bij het Koninkrijk van God. En ook ik kan alleen volhouden dankzij Jezus. Omdat ik in Gods woord en in Jezus geloof, werd ik naar het eiland Patmos verbannen. 10 En mijn geest werd meegenomen naar de dag van de Heer.[d] En ik hoorde achter mij een luide stem die klonk als een ramshoorn. 11 De stem zei: "IK BEN de Eerste en de Laatste. Alles wat je nu gaat zien, moet je in een boek opschrijven. Stuur dat boek naar de zeven gemeenten in Asia (= Turkije): naar de gemeente in Efeze, in Smyrna, in Pergamum, in Tyatira, in Sardes, in Filadelfia en in Laodicea."

12 Ik draaide mij om, want ik wilde zien wie er tegen mij sprak. En toen ik mij omdraaide, zag ik zeven gouden kandelaren.[e] 13 Tussen die kandelaren zag ik Iemand die op een mens leek. Hij had een gewaad aan dat tot op zijn voeten hing, met om zijn borst een gouden band. 14 Zijn hoofd en zijn haar waren zo wit als witte wol, ja, zo wit als sneeuw. Zijn ogen vlamden als vuur. 15 Zijn voeten leken van gloeiend koper te zijn. Zijn stem klonk als de zee. 16 In zijn rechterhand hield Hij zeven sterren. Uit zijn mond kwam een vlijmscherp zwaard.[f] Zijn gezicht straalde als de zon op het heetst van de dag.

17 Toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten neer. Maar Hij legde zijn hand op mij en zei: "Je hoeft niet bang te zijn. IK BEN de Eerste en de Laatste en de Levende. 18 IK BEN dood geweest, maar nu leef Ik voor eeuwig. Ik heb de sleutels[g] van de dood en van het dodenrijk.

19 Schrijf op wat je ziet. Schrijf op wat er nu is, en wat er nog gaat gebeuren. 20 Dit is wat de zeven sterren in mijn rechterhand en de zeven gouden kandelaren betekenen: de zeven sterren zijn de zeven engelen[h] van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaren zijn de zeven gemeenten."

De brief aan de gemeente in Efeze

De Heer zei tegen Johannes: "Schrijf aan de engel[i] van de gemeente in Efeze:

Dit zegt Hij die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt en die wandelt tussen de zeven gouden kandelaren: Ik weet wat jullie allemaal doen. Ik weet hoe hard jullie werken en hoe goed jullie volhouden. En Ik weet ook dat jullie slechte mensen niet kunnen verdragen. Ik weet dat jullie hebben onderzocht of de mensen die zeggen dat ze boodschappers van God zijn, dat ook werkelijk waren. En jullie hebben ontdekt dat het leugenaars zijn. Ik weet dat jullie het heel erg moeilijk hebben omdat jullie in Mij geloven. Maar jullie hebben volgehouden en hebben niet opgegeven.

Maar er is ook iets aan jullie wat Ik níet goed vind: jullie houden niet meer zo veel van Mij als eerst. Kijk eens hoe diep jullie daardoor zijn gevallen. Jullie moeten veranderen en weer dezelfde dingen gaan doen als in het begin. Maar als jullie niet veranderen, zal Ik komen en jullie kandelaar van zijn plaats weghalen. Maar Ik vind het wél heel goed van jullie, dat jullie haten wat de Nikolaïten doen.[j] Want de dingen die zij doen, haat Ik ook.

Als je oren hebt, moet je ook goed luisteren naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Als je overwint, zal Ik je te eten geven van de levensboom die in het paradijs van God staat."

De brief aan de gemeente in Smyrna

De Heer zei tegen Johannes: "Schrijf aan de engel van de gemeente in Smyrna:

Dit zegt Hij die de Eerste en de Laatste is, en die dood is geweest en weer levend is geworden: Ik weet wat jullie allemaal doen. Ik weet dat jullie vervolgd worden en daardoor arm zijn. Maar toch zijn jullie rijk. En Ik weet dat de Joden slechte dingen over jullie zeggen die niet waar zijn. Die mensen noemen zich wel Joden, maar in werkelijkheid zijn ze dienaren van de duivel.[k] 10 Wees niet bang voor wat jullie zullen moeten lijden. De duivel zal sommigen van jullie in de gevangenis gooien, in de hoop dat jullie je geloof zullen opgeven. Tien dagen lang zullen jullie worden verdrukt. Blijf trouw aan Mij, zelfs als je dat je leven zal kosten. Dan zal Ik jullie de levenskroon geven.

11 Als je oren hebt, moet je ook goed luisteren naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Als je overwint, zul je niet meer met de tweede dood[l] te maken krijgen."

De brief aan de gemeente in Pergamum

12 De Heer zei tegen Johannes: "Schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamum:

Dit zegt Hij die het vlijmscherpe zwaard heeft: 13 Ik weet wat jullie allemaal doen. En Ik weet dat jullie in de plaats wonen waar de duivel zijn troon heeft staan.[m] Maar toch zijn jullie op Mij blijven vertrouwen. Jullie zijn niet gaan doen alsof jullie niet in Mij geloven. Ook niet toen mijn trouwe dienaar Antipas werd vermoord in de plaats waar de duivel zijn troon heeft staan.

14 Maar Ik vind het níet goed van jullie, dat er bij jullie in de gemeente mensen zijn die leven volgens de ideeën van Bileam. Bileam leerde koning Balak hoe hij ervoor kon zorgen dat het volk Israël van God zou afdwalen.[n] Hij zorgde ervoor dat het hele volk Israël ging meedoen met het aanbidden van afgoden en de mannen met allerlei vrouwen naar bed gingen. 15 Op dezelfde manier zijn er in jullie gemeente mensen die leven volgens de ideeën van de Nikolaïten.[o] Maar Ik haat wat de Nikolaïeten doen. 16 Jullie moeten daarmee ophouden en weer gaan leven zoals Ik het wil. Als jullie dat niet doen, zal Ik komen en tegen hen strijden met het zwaard van mijn mond.

17 Als je oren hebt, moet je ook goed luisteren naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Als je overwint, zal Ik je te eten geven van het geheime manna, het geheime brood uit de hemel. En Ik zal je een witte steen[p] geven met daarop een nieuwe naam. Niemand anders dan jij zal die naam weten."

De brief aan de gemeente in Tyatira

18 De Heer zei tegen Johannes: "Schrijf aan de engel van de gemeente in Tyatira:

Dit zegt de Zoon van God die ogen heeft die vlammen als vuur, en voeten die lijken op gloeiend koper: 19 Ik weet wat jullie allemaal doen. Ik weet hoeveel jullie van Mij houden. Ook weet Ik hoe groot jullie geloof is en hoe jullie volhouden om Mij te dienen. En Ik weet dat wat jullie nu doen, beter is dan wat jullie vroeger deden.

20 Maar Ik vind het níet goed van jullie, dat jullie de vrouw Izebel[q] haar gang laten gaan. Ze zegt dat ze namens Mij spreekt, maar ze leert mijn dienaren heel verkeerde dingen. Ze probeert de mensen ontrouw te maken aan Mij. Ze haalt mijn dienaren over om offers te gaan brengen aan de afgoden.[r] 21 Ik heb haar de tijd gegeven om hiermee te stoppen en te gaan leven zoals Ik het wil. Maar ze wil niet. 22 Daarom zal Ik haar ziek maken. En alle mensen die met haar meedoen, zullen in grote moeilijkheden komen als ze niet stoppen met wat ze doen. 23 Ik zal hen zelfs doden. Zo zullen alle gemeenten weten dat Ik de mensen door en door ken. En Ik zal iedereen geven wat hij heeft verdiend met wat hij gedaan heeft.

24 Maar er zijn ook mensen in Tyatira die niet naar haar hebben geluisterd. Zij hebben niet meegedaan met de duivelse dingen die de anderen deden. Hun geef Ik geen nieuwe opdracht. Tegen hen zeg Ik alleen dit: 25 Houd vast aan het geloof dat jullie hebben, totdat Ik terugkom.

26 Als je overwint en Mij tot het einde toe gehoorzaamt, zal Ik je macht geven over de ongelovigen. 27 Je zal streng over hen heersen, als met een ijzeren staf. Je zal hen vernietigen, als een kruik die je stukbreekt. Je zal dezelfde macht hebben die de Vader aan Mij heeft gegeven. 28 En Ik zal je de morgenster geven.

29 Als je oren hebt, moet je ook goed luisteren naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt."

De brief aan de gemeente in Sardes

De Heer zei tegen Johannes: "Schrijf aan de engel van de gemeente in Sardes:

Dit zegt de Heer die de zeven Geesten van God en de zeven sterren heeft: Ik weet wat jullie allemaal doen. Jullie denken wel dat jullie leven, maar jullie zijn dood. Word wakker! Zorg dat wat nog over is en bijna sterft, weer sterk wordt! Want wat jullie doen, is niet veel waard voor God. Bedenk wat jullie vroeger van Mij hebben gekregen en gehoord. Verander en houd daar weer aan vast. Als jullie niet wakker worden, zal Ik net zo onverwachts komen als een dief. Jullie zullen geen idee hebben wanneer Ik terugkom.

Maar er zijn bij jullie in Sardes ook een paar mensen die het goed doen. Zij zijn wel blijven leven op een manier die past bij mensen die bij Mij horen. Zij zullen met Mij wandelen in witte kleren, want dat hebben ze verdiend.

Als je overwint, zul je witte kleren krijgen. En Ik zal je naam niet weghalen uit het Boek van het Leven. Maar Ik zal tegen mijn Vader en zijn engelen zeggen dat je bij Mij hoort.

Als je oren hebt, moet je ook goed luisteren naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt."

De brief aan de gemeente in Filadelfia

De Heer zei tegen Johannes: "Schrijf aan de engel van de gemeente in Filadelfia:

Dit zegt de Heer die heilig is, en die de Waarheid is. Dit zegt Hij die de 'sleutel van David' heeft.[s] Als Ik open, zal niemand sluiten. En als Ik sluit, zal niemand openen.

Ik weet wat jullie allemaal doen. Ik heb als het ware een deur voor jullie open gedaan, zodat jullie veel konden doen. Niemand zal die deur kunnen sluiten. Want ook al zijn jullie met maar weinig mensen, tóch hebben jullie gedaan wat Ik heb gezegd. En jullie hebben niet gedaan alsof jullie Mij niet kennen.

Een groot aantal Joden beweert wel dat ze Joden zijn, maar dat liegen ze. Want in werkelijkheid horen ze bij de duivel.[t] Let op! Ik zal ervoor zorgen dat een aantal van hen naar jullie toe zal komen. Ze zullen voor jullie neerknielen en toegeven dat Ik van jullie houd.

10 Jullie zijn gehoorzaam op Mij blijven vertrouwen. Daarom zal Ik jullie redden van de moeilijke tijd die de hele wereld zal meemaken. Die moeilijke tijd zal komen om het geloof van de mensen op de proef te stellen.

11 Ik kom gauw. Houd vast aan je geloof. Zorg dat niemand jullie je beloning afneemt. 12 Als je overwint, zal Ik je maken tot een pilaar in de tempel van mijn God. Daar zul je nooit meer uit weggaan. En Ik zal de naam van mijn God op je schrijven en de naam van de stad van mijn God. Die stad is het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt, bij mijn God vandaan. Ook mijn eigen nieuwe naam zal Ik op je schrijven.

13 Als je oren hebt, moet je ook goed luisteren naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt."

De brief aan de gemeente in Laodicea

14 De Heer zei tegen Johannes: "Schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea:

Dit zegt de Amen (= 'ja, zo is het'), de Getuige die de waarheid spreekt en die te vertrouwen is. Dit zegt Hij die het Begin is van alles wat God heeft gemaakt: 15 Ik weet wat jullie allemaal doen. Ik weet óók dat jullie geloof niet koud is en ook niet heet. Was jullie geloof maar koud of heet! Maar het is lauw. 16 En omdat jullie niet koud of heet zijn, maar lauw, zal Ik jullie uitspugen. 17 Jullie zeggen: 'Wij zijn rijk. Daar hebben we zelf voor gezorgd. We hebben aan niets tekort.' Maar jullie hebben helemaal niet door, dat jullie geestelijk gezien zielig en arm en blind en naakt zijn. 18 Daarom raad Ik jullie aan om goud van Mij te kopen. Goud dat in het vuur zuiver is gemaakt. Dan zullen jullie rijk zijn. En koop van Mij witte kleren om aan te trekken. Dan zullen jullie niet meer naakt zijn. En koop van Mij oogzalf om op jullie ogen te doen. Dan zullen jullie weer kunnen zien. 19 De mensen van wie Ik houd, voed Ik ook streng op. Wees dus ijverig en ga weer leven zoals Ik het wil.

20 Let op: Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand naar Mij luistert en de deur opendoet, zal Ik bij hem binnen komen. Dan zullen we samen eten: hij met Mij en Ik met hem.[u]

21 Als je overwint, zul je met Mij op mijn troon zitten. Net zoals ook Ik heb overwonnen en met mijn Vader op zijn troon zit.

22 Als je oren hebt, moet je ook goed luisteren naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt."

De troon in de hemel

Toen Jezus dit had gezegd, zag ik een deur openstaan naar de hemel. En de stem die ik hiervoor had gehoord en die klonk als een ramshoorn, zei tegen mij: "Kom naar boven. Dan zal Ik je laten zien wat er in de toekomst moet gaan gebeuren." Op hetzelfde moment werd mijn geest meegenomen.

Ik zag een troon in de hemel. Op die troon zat Iemand die leek op een jaspis of een sardius.[v] Over de troon heen stond een regenboog, groen als een smaragd.[w] Rondom de troon stonden nog 24 andere tronen. Op elke troon zat een gemeenteleider. Deze gemeenteleiders hadden witte kleren aan en een gouden kroon op hun hoofd. Uit de troon kwamen bliksemstralen en gerommel en donderslagen. Vóór de troon van God brandden zeven fakkels. Dat zijn de zeven Geesten van God. En vóór de troon lag iets dat leek op een zee van glas, zo helder als kristal. Midden op de troon en rondom de troon waren vier wezens.[x] De wezens waren van voren en van achteren vol ogen.

Het eerste wezen leek op een leeuw. Het tweede wezen leek op een jonge stier. Het derde wezen had het gezicht van een mens. Het vierde wezen leek op een vliegende arend. Elk wezen had zes vleugels. En elk wezen was van binnen en van buiten vol ogen. Dag en nacht riepen ze zonder ophouden: "Heilig! Heilig! Heilig is de Heer God, de Almachtige God, die was en die is en die komt!" De wezens eerden, prezen en dankten Hem die op de troon zat en die eeuwig leeft. 10 En elke keer dat ze dat deden, lieten de 24 gemeenteleiders zich in aanbidding op de grond vallen voor Hem die op de troon zat. Dan wierpen ze hun kroon voor de troon op de grond. Ze aanbaden Hem die eeuwig leeft en zeiden: 11 "Heer, alle macht en eer en kracht is voor U.[y] Dat bent U waard. Want U heeft alles gemaakt. Alle dingen zijn er omdat U wilde dat ze er waren en omdat U ze heeft gemaakt."

De boekrol en het Lam

Toen zag ik dat Hij die op de troon zat een boekrol in zijn rechterhand hield. De boekrol was van binnen en van buiten volgeschreven. Hij was met zeven zegels dichtgemaakt. Ik zag ook een sterke engel die luid riep: "Wie is het waard om de zegels los te maken en de boekrol open te maken?" Maar niemand in de hemel, op de aarde of onder de aarde was het waard om de boekrol open te maken en te lezen. Daar moest ik vreselijk om huilen. Toen zei één van de gemeenteleiders tegen mij: "Huil maar niet. Kijk, de Leeuw uit de stam van Juda, de Zoon van David, heeft overwonnen. Daarom mag Hij de zeven zegels losmaken en de boekrol openmaken."

Toen zag ik midden op de troon, midden tussen de vier wezens en de 24 gemeenteleiders, een Lam staan. Het was te zien dat het Lam geslacht was. En het had zeven horens op zijn kop en zeven ogen. Dat zijn de zeven Geesten van God die God over de hele aarde uitstuurt. Het Lam pakte de boekrol aan uit de hand van Hem die op de troon zat.

Toen het Lam de boekrol aanpakte, lieten de vier wezens en de 24 gemeenteleiders zich in aanbidding voor het Lam op de grond vallen. Ze hadden allemaal een schaal met wierook. Die wierook zijn de gebeden van de mensen die bij God horen. Ook hadden ze allemaal een harp. En ze zongen een nieuw lied: "U bent het waard om de boekrol open te maken en de zegels los te maken. Want U bent geslacht. Met uw bloed heeft U ons uit alle volken en stammen en landen en talen gekocht voor God. 10 U heeft ons tot koningen en priesters gemaakt voor onze God. En wij zullen als koningen op de aarde heersen." 11 Toen zag ik duizenden en tienduizenden engelen rondom de troon. Het waren er ontelbaar veel. En ik hoorde hoe ze samen met de vier wezens en de gemeenteleiders luid riepen: 12 "Alle macht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en majesteit en dank zijn voor het Lam dat is geslacht.[z] Alleen Hij is die waard!" 13 En alle levende wezens in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en in de zee hoorde ik zeggen: "Alle dank en eer en macht en majesteit en kracht zijn voor eeuwig voor Hem die op de troon zit en voor het Lam." 14 En de vier wezens zeiden: "Amen! Zo is het!" En de 24 gemeenteleiders lieten zich in aanbidding op de grond vallen voor Hem die eeuwig leeft.

Footnotes

  1. Openbaring 1:1 'Christus' is niet Jezus' achternaam! Het woord 'Christus' is Grieks en betekent 'Gezalfde'. (Het Nieuwe Testament is in het Grieks geschreven). 'De gezalfde' is in de Joodse Boeken de man die speciaal door God met zijn Geest is gevuld ('gezalfd') om Israël te redden. In het Hebreeuws, de taal waarin het Oude Testament is geschreven, werd hij de 'Messias' genoemd, wat hetzelfde betekent.
  2. Openbaring 1:4 Vergelijk dit met Jesaja 11:2.
  3. Openbaring 1:8 Jezus gebruikt hier de woorden IK BEN. In het Grieks staat daar 'ego eimi,' wat veel nadrukkelijker is dan de gewone manier om 'ik ben...' te zeggen. In het oude testament maakt God zich met de naam IK BEN aan Mozes bekend. Lees Exodus 3:14. Door deze naam te gebruiken geeft Jezus dus aan dat Hijzelf God is. Vergelijk met Matteüs 14:27.
  4. Openbaring 1:10 In de hele bijbel is 'de dag van de Heer' de dag dat God gaat oordelen over alle volken. Lees bijvoorbeeld Obadja 1:15 en 2 Petrus 3:10.
  5. Openbaring 1:12 De kandelaren in die tijd hadden geen kaarsen, maar olielampen.
  6. Openbaring 1:16 Lees ook Hebreeën 4:12.
  7. Openbaring 1:18 Ergens de 'sleutels' van hebben betekent dat je daar de macht / het gezag over hebt.
  8. Openbaring 1:20 Het Griekse woord 'angelos' betekent niet alleen 'engel'. Het kan ook vertaald worden als 'boodschapper'. In dit vers wordt met de 'boodschapper' waarschijnlijk de voorganger van de gemeente bedoeld. Hij leidt immers namens God de gemeente.
  9. Openbaring 2:1 Het Griekse woord 'angelos' betekent niet alleen 'engel'. Het kan ook vertaald worden als 'boodschapper'. In dit vers wordt met de 'boodschapper' waarschijnlijk de voorganger van de gemeente bedoeld. Hij leidt immers namens God de gemeente.
  10. Openbaring 2:6 De Nikolaïten noemden zich christenen. Maar ze leerden de mensen dingen die niet overeenkomen met wat Jezus of de twaalf apostelen aan de mensen leerden over het christelijk geloof. Men denkt dat ze vooral op het gebied van seks er onchristelijke ideeën op na hielden. Ze leefden er seksueel op los. Daarom haat Jezus wat ze doen.
  11. Openbaring 2:9 Lees ook Johannes 8:39-47 en Romeinen 2:25-29.
  12. Openbaring 2:11 Lees ook Openbaring 20:11-15.
  13. Openbaring 2:13 In Pergamum had de Romeinse keizer een tempel laten neerzetten waar hij als god aanbeden wilde worden. Wie daar niet aan mee wilde doen, kon grote problemen verwachten! Het kan zijn dat de Antipas uit vers 13 daarom gedood is.
  14. Openbaring 2:14 Dat was toen het volk van Israël onderweg was van Egypte naar het beloofde land. Lees Numeri 31:1.
  15. Openbaring 2:15 De Nikolaïten noemden zich christenen. Maar ze leerden de mensen dingen die niet overeenkomen met wat Jezus of de twaalf apostelen aan de mensen leerden over het christelijk geloof. Men denkt dat ze vooral op het gebied van seks er onchristelijk ideeën op na hielden. Ze leefden er seksueel op los. Daarom haat Jezus wat ze doen.
  16. Openbaring 2:17 In de Griekse rechtspraak was het ontvangen van een witte steen het teken dat je werd vrijgesproken van schuld.
  17. Openbaring 2:20 Met Izebel wordt hier iemand bedoeld die dezelfde soort slechte dingen doet als Izebel deed, de vrouw van koning Achab uit het Oude Testament. Lees 1 Koningen 21:1-10 en 1 Koningen 18:4a. Een 'Izebel' stookt andere mensen op tot het doen van slechte dingen en tot het dienen van afgoden.
  18. Openbaring 2:20 Lees ook Openbaring 2:6. Misschien hoorde zij bij de stroming van de Nikolaïten.
  19. Openbaring 3:7 Ergens de 'sleutels' van hebben betekent dat je daar de macht / het gezag over hebt.
  20. Openbaring 3:9 Lees ook Johannes 8:39-47 en Romeinen 2:25-29.
  21. Openbaring 3:20 Samen eten is een symbool van vriendschap. In het Oude Testament is ook vaak te lezen dat twee mensen die met elkaar aten daarmee een verbond met elkaar sloten. Het 'samen eten' was dan onderdeel van het sluiten van het verbond. Er werden bij die maaltijd plechtige beloften gedaan. Lees bijvoorbeeld Genesis 31:43-55.
  22. Openbaring 4:3 Jaspis en sardius zijn allebei rode edelstenen. Rood is de kleur van bloed.
  23. Openbaring 4:3 Groen is de kleur van leven.
  24. Openbaring 4:6 Deze hemelse wezens worden ook genoemd in het bijbelboek EZECHIËL. Lees Ezechiël 1 en 2. Daar waren de wezens nog onder de troon, maar nu zijn ze op de troon. Ook worden ze door Ezechiël iets anders beschreven.
  25. Openbaring 4:11 Dit betekent dat ze Hem erkennen als de hoogste Koning.
  26. Openbaring 5:12 Dit betekent dat ze Hem erkennen als de hoogste Koning.

Prologue

The revelation from Jesus Christ, which God gave(A) him to show his servants what must soon take place.(B) He made it known by sending his angel(C) to his servant John,(D) who testifies to everything he saw—that is, the word of God(E) and the testimony of Jesus Christ.(F) Blessed is the one who reads aloud the words of this prophecy, and blessed are those who hear it and take to heart what is written in it,(G) because the time is near.(H)

Greetings and Doxology

John,

To the seven churches(I) in the province of Asia:

Grace and peace to you(J) from him who is, and who was, and who is to come,(K) and from the seven spirits[a](L) before his throne, and from Jesus Christ, who is the faithful witness,(M) the firstborn from the dead,(N) and the ruler of the kings of the earth.(O)

To him who loves us(P) and has freed us from our sins by his blood,(Q) and has made us to be a kingdom and priests(R) to serve his God and Father(S)—to him be glory and power for ever and ever! Amen.(T)

“Look, he is coming with the clouds,”[b](U)
    and “every eye will see him,
even those who pierced him”;(V)
    and all peoples on earth “will mourn(W) because of him.”[c]
So shall it be! Amen.

“I am the Alpha and the Omega,”(X) says the Lord God, “who is, and who was, and who is to come,(Y) the Almighty.”(Z)

John’s Vision of Christ

I, John,(AA) your brother and companion in the suffering(AB) and kingdom(AC) and patient endurance(AD) that are ours in Jesus, was on the island of Patmos because of the word of God(AE) and the testimony of Jesus.(AF) 10 On the Lord’s Day(AG) I was in the Spirit,(AH) and I heard behind me a loud voice like a trumpet,(AI) 11 which said: “Write on a scroll what you see(AJ) and send it to the seven churches:(AK) to Ephesus,(AL) Smyrna,(AM) Pergamum,(AN) Thyatira,(AO) Sardis,(AP) Philadelphia(AQ) and Laodicea.”(AR)

12 I turned around to see the voice that was speaking to me. And when I turned I saw seven golden lampstands,(AS) 13 and among the lampstands(AT) was someone like a son of man,[d](AU) dressed in a robe reaching down to his feet(AV) and with a golden sash around his chest.(AW) 14 The hair on his head was white like wool, as white as snow, and his eyes were like blazing fire.(AX) 15 His feet were like bronze glowing in a furnace,(AY) and his voice was like the sound of rushing waters.(AZ) 16 In his right hand he held seven stars,(BA) and coming out of his mouth was a sharp, double-edged sword.(BB) His face was like the sun(BC) shining in all its brilliance.

17 When I saw him, I fell at his feet(BD) as though dead. Then he placed his right hand on me(BE) and said: “Do not be afraid.(BF) I am the First and the Last.(BG) 18 I am the Living One; I was dead,(BH) and now look, I am alive for ever and ever!(BI) And I hold the keys of death and Hades.(BJ)

19 “Write, therefore, what you have seen,(BK) what is now and what will take place later. 20 The mystery of the seven stars that you saw in my right hand(BL) and of the seven golden lampstands(BM) is this: The seven stars are the angels[e] of the seven churches,(BN) and the seven lampstands are the seven churches.(BO)

To the Church in Ephesus

“To the angel[f] of the church in Ephesus(BP) write:

These are the words of him who holds the seven stars in his right hand(BQ) and walks among the seven golden lampstands.(BR) I know your deeds,(BS) your hard work and your perseverance. I know that you cannot tolerate wicked people, that you have tested(BT) those who claim to be apostles but are not, and have found them false.(BU) You have persevered and have endured hardships for my name,(BV) and have not grown weary.

Yet I hold this against you: You have forsaken the love you had at first.(BW) Consider how far you have fallen! Repent(BX) and do the things you did at first. If you do not repent, I will come to you and remove your lampstand(BY) from its place. But you have this in your favor: You hate the practices of the Nicolaitans,(BZ) which I also hate.

Whoever has ears, let them hear(CA) what the Spirit says to the churches. To the one who is victorious,(CB) I will give the right to eat from the tree of life,(CC) which is in the paradise(CD) of God.

To the Church in Smyrna

“To the angel of the church in Smyrna(CE) write:

These are the words of him who is the First and the Last,(CF) who died and came to life again.(CG) I know your afflictions and your poverty—yet you are rich!(CH) I know about the slander of those who say they are Jews and are not,(CI) but are a synagogue of Satan.(CJ) 10 Do not be afraid of what you are about to suffer. I tell you, the devil will put some of you in prison to test you,(CK) and you will suffer persecution for ten days.(CL) Be faithful,(CM) even to the point of death, and I will give you life as your victor’s crown.(CN)

11 Whoever has ears, let them hear(CO) what the Spirit says to the churches. The one who is victorious will not be hurt at all by the second death.(CP)

To the Church in Pergamum

12 “To the angel of the church in Pergamum(CQ) write:

These are the words of him who has the sharp, double-edged sword.(CR) 13 I know where you live—where Satan has his throne. Yet you remain true to my name. You did not renounce your faith in me,(CS) not even in the days of Antipas, my faithful witness,(CT) who was put to death in your city—where Satan lives.(CU)

14 Nevertheless, I have a few things against you:(CV) There are some among you who hold to the teaching of Balaam,(CW) who taught Balak to entice the Israelites to sin so that they ate food sacrificed to idols(CX) and committed sexual immorality.(CY) 15 Likewise, you also have those who hold to the teaching of the Nicolaitans.(CZ) 16 Repent(DA) therefore! Otherwise, I will soon come to you and will fight against them with the sword of my mouth.(DB)

17 Whoever has ears, let them hear(DC) what the Spirit says to the churches. To the one who is victorious,(DD) I will give some of the hidden manna.(DE) I will also give that person a white stone with a new name(DF) written on it, known only to the one who receives it.(DG)

To the Church in Thyatira

18 “To the angel of the church in Thyatira(DH) write:

These are the words of the Son of God,(DI) whose eyes are like blazing fire and whose feet are like burnished bronze.(DJ) 19 I know your deeds,(DK) your love and faith, your service and perseverance, and that you are now doing more than you did at first.

20 Nevertheless, I have this against you: You tolerate that woman Jezebel,(DL) who calls herself a prophet. By her teaching she misleads my servants into sexual immorality and the eating of food sacrificed to idols.(DM) 21 I have given her time(DN) to repent of her immorality, but she is unwilling.(DO) 22 So I will cast her on a bed of suffering, and I will make those who commit adultery(DP) with her suffer intensely, unless they repent of her ways. 23 I will strike her children dead. Then all the churches will know that I am he who searches hearts and minds,(DQ) and I will repay each of you according to your deeds.(DR)

24 Now I say to the rest of you in Thyatira, to you who do not hold to her teaching and have not learned Satan’s so-called deep secrets, ‘I will not impose any other burden on you,(DS) 25 except to hold on to what you have(DT) until I come.’(DU)

26 To the one who is victorious(DV) and does my will to the end,(DW) I will give authority over the nations(DX) 27 that one ‘will rule them with an iron scepter(DY) and will dash them to pieces like pottery’[g](DZ)—just as I have received authority from my Father. 28 I will also give that one the morning star.(EA) 29 Whoever has ears, let them hear(EB) what the Spirit says to the churches.

To the Church in Sardis

“To the angel[h] of the church in Sardis(EC) write:

These are the words of him who holds the seven spirits[i](ED) of God and the seven stars.(EE) I know your deeds;(EF) you have a reputation of being alive, but you are dead.(EG) Wake up! Strengthen what remains and is about to die, for I have found your deeds unfinished in the sight of my God. Remember, therefore, what you have received and heard; hold it fast, and repent.(EH) But if you do not wake up, I will come like a thief,(EI) and you will not know at what time(EJ) I will come to you.

Yet you have a few people in Sardis who have not soiled their clothes.(EK) They will walk with me, dressed in white,(EL) for they are worthy. The one who is victorious(EM) will, like them, be dressed in white.(EN) I will never blot out the name of that person from the book of life,(EO) but will acknowledge that name before my Father(EP) and his angels. Whoever has ears, let them hear(EQ) what the Spirit says to the churches.

To the Church in Philadelphia

“To the angel of the church in Philadelphia(ER) write:

These are the words of him who is holy(ES) and true,(ET) who holds the key of David.(EU) What he opens no one can shut, and what he shuts no one can open. I know your deeds.(EV) See, I have placed before you an open door(EW) that no one can shut. I know that you have little strength, yet you have kept my word and have not denied my name.(EX) I will make those who are of the synagogue of Satan,(EY) who claim to be Jews though they are not,(EZ) but are liars—I will make them come and fall down at your feet(FA) and acknowledge that I have loved you.(FB) 10 Since you have kept my command to endure patiently, I will also keep you(FC) from the hour of trial that is going to come on the whole world(FD) to test(FE) the inhabitants of the earth.(FF)

11 I am coming soon.(FG) Hold on to what you have,(FH) so that no one will take your crown.(FI) 12 The one who is victorious(FJ) I will make a pillar(FK) in the temple of my God. Never again will they leave it. I will write on them the name of my God(FL) and the name of the city of my God,(FM) the new Jerusalem,(FN) which is coming down out of heaven from my God; and I will also write on them my new name. 13 Whoever has ears, let them hear(FO) what the Spirit says to the churches.

To the Church in Laodicea

14 “To the angel of the church in Laodicea(FP) write:

These are the words of the Amen, the faithful and true witness,(FQ) the ruler of God’s creation.(FR) 15 I know your deeds,(FS) that you are neither cold nor hot.(FT) I wish you were either one or the other! 16 So, because you are lukewarm—neither hot nor cold—I am about to spit you out of my mouth. 17 You say, ‘I am rich; I have acquired wealth and do not need a thing.’(FU) But you do not realize that you are wretched, pitiful, poor, blind and naked.(FV) 18 I counsel you to buy from me gold refined in the fire,(FW) so you can become rich; and white clothes(FX) to wear, so you can cover your shameful nakedness;(FY) and salve to put on your eyes, so you can see.

19 Those whom I love I rebuke and discipline.(FZ) So be earnest and repent.(GA) 20 Here I am! I stand at the door(GB) and knock. If anyone hears my voice and opens the door,(GC) I will come in(GD) and eat with that person, and they with me.

21 To the one who is victorious,(GE) I will give the right to sit with me on my throne,(GF) just as I was victorious(GG) and sat down with my Father on his throne. 22 Whoever has ears, let them hear(GH) what the Spirit says to the churches.”

The Throne in Heaven

After this I looked, and there before me was a door standing open(GI) in heaven. And the voice I had first heard speaking to me like a trumpet(GJ) said, “Come up here,(GK) and I will show you what must take place after this.”(GL) At once I was in the Spirit,(GM) and there before me was a throne in heaven(GN) with someone sitting on it. And the one who sat there had the appearance of jasper(GO) and ruby.(GP) A rainbow(GQ) that shone like an emerald(GR) encircled the throne. Surrounding the throne were twenty-four other thrones, and seated on them were twenty-four elders.(GS) They were dressed in white(GT) and had crowns of gold on their heads. From the throne came flashes of lightning, rumblings and peals of thunder.(GU) In front of the throne, seven lamps(GV) were blazing. These are the seven spirits[j](GW) of God. Also in front of the throne there was what looked like a sea of glass,(GX) clear as crystal.

In the center, around the throne, were four living creatures,(GY) and they were covered with eyes, in front and in back.(GZ) The first living creature was like a lion, the second was like an ox, the third had a face like a man, the fourth was like a flying eagle.(HA) Each of the four living creatures(HB) had six wings(HC) and was covered with eyes all around,(HD) even under its wings. Day and night(HE) they never stop saying:

“‘Holy, holy, holy

is the Lord God Almighty,’[k](HF)

who was, and is, and is to come.”(HG)

Whenever the living creatures give glory, honor and thanks to him who sits on the throne(HH) and who lives for ever and ever,(HI) 10 the twenty-four elders(HJ) fall down before him(HK) who sits on the throne(HL) and worship him who lives for ever and ever. They lay their crowns before the throne and say:

11 “You are worthy, our Lord and God,
    to receive glory and honor and power,(HM)
for you created all things,
    and by your will they were created
    and have their being.”(HN)

The Scroll and the Lamb

Then I saw in the right hand of him who sat on the throne(HO) a scroll with writing on both sides(HP) and sealed(HQ) with seven seals. And I saw a mighty angel(HR) proclaiming in a loud voice, “Who is worthy to break the seals and open the scroll?” But no one in heaven or on earth or under the earth could open the scroll or even look inside it. I wept and wept because no one was found who was worthy to open the scroll or look inside. Then one of the elders said to me, “Do not weep! See, the Lion(HS) of the tribe of Judah,(HT) the Root of David,(HU) has triumphed. He is able to open the scroll and its seven seals.”

Then I saw a Lamb,(HV) looking as if it had been slain, standing at the center of the throne, encircled by the four living creatures(HW) and the elders.(HX) The Lamb had seven horns and seven eyes,(HY) which are the seven spirits[l](HZ) of God sent out into all the earth. He went and took the scroll from the right hand of him who sat on the throne.(IA) And when he had taken it, the four living creatures(IB) and the twenty-four elders(IC) fell down before the Lamb. Each one had a harp(ID) and they were holding golden bowls full of incense, which are the prayers(IE) of God’s people. And they sang a new song, saying:(IF)

“You are worthy(IG) to take the scroll
    and to open its seals,
because you were slain,
    and with your blood(IH) you purchased(II) for God
    persons from every tribe and language and people and nation.(IJ)
10 You have made them to be a kingdom and priests(IK) to serve our God,
    and they will reign[m] on the earth.”(IL)

11 Then I looked and heard the voice of many angels, numbering thousands upon thousands, and ten thousand times ten thousand.(IM) They encircled the throne and the living creatures(IN) and the elders.(IO) 12 In a loud voice they were saying:

“Worthy is the Lamb,(IP) who was slain,(IQ)
    to receive power and wealth and wisdom and strength
    and honor and glory and praise!”(IR)

13 Then I heard every creature in heaven and on earth and under the earth(IS) and on the sea, and all that is in them, saying:

“To him who sits on the throne(IT) and to the Lamb(IU)
    be praise and honor and glory and power,
for ever and ever!”(IV)

14 The four living creatures(IW) said, “Amen,”(IX) and the elders(IY) fell down and worshiped.(IZ)

Footnotes

  1. Revelation 1:4 That is, the sevenfold Spirit
  2. Revelation 1:7 Daniel 7:13
  3. Revelation 1:7 Zech. 12:10
  4. Revelation 1:13 See Daniel 7:13.
  5. Revelation 1:20 Or messengers
  6. Revelation 2:1 Or messenger; also in verses 8, 12 and 18
  7. Revelation 2:27 Psalm 2:9
  8. Revelation 3:1 Or messenger; also in verses 7 and 14
  9. Revelation 3:1 That is, the sevenfold Spirit
  10. Revelation 4:5 That is, the sevenfold Spirit
  11. Revelation 4:8 Isaiah 6:3
  12. Revelation 5:6 That is, the sevenfold Spirit
  13. Revelation 5:10 Some manuscripts they reign