Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 123
1 Een pelgrimslied.[a]
Ik kijk omhoog naar U, Heer,
naar U in de hemel.
2 Net zoals knechten hun ogen aldoor gericht houden op hun meester,
en dienaressen hun ogen gericht houden op hun meesteres, om onmiddellijk te kunnen doen wat hun wordt bevolen,
zo zijn onze ogen gericht op U, onze Heer God,
tot U medelijden met ons heeft.
3 Heb medelijden met ons, Heer,
heb alstublieft medelijden!
Want we hebben er zó genoeg van
dat de mensen ons uitlachen
en niets met ons te maken willen hebben.
4 We hebben er zó genoeg van
dat mensen die U niet gehoorzamen,
ons uitlachen en belachelijk maken.
16 Maar de Heer gaf het volk leiders om hen te redden van de volken die hen beroofden.
17 Maar ook naar deze leiders wilden ze niet luisteren. Steeds weer werden ze ontrouw aan de Heer God en gingen ze andere goden aanbidden. Hun voorouders hadden zich aan de wetten en leefregels van de Heer gehouden, maar zíj niet. Ze deden liever wat ze zelf wilden. 18 Elke keer als de Heer hun een leider gaf, was de Heer met die leider. Door hem redde Hij de Israëlieten uit de macht van hun vijanden, zolang die leider leefde. Want elke keer als ze klaagden en jammerden over hun vijanden, kreeg de Heer weer medelijden met hen. 19 Maar wanneer de leider gestorven was, werden ze weer ontrouw aan de Heer, nog erger dan hun ouders. Ze gingen weer liever andere goden aanbidden. Er kwam geen einde aan de slechte dingen die ze deden. 20 Dan werd de Heer weer vreselijk boos op Israël en zei: "Dit volk heeft zich niet gehouden aan het verbond dat Ik met hun voorouders heb gesloten. Ze luisteren niet meer naar Mij. 21 Daarom zal Ik de volken die nog overgebleven waren toen Jozua stierf, niet langer voor hen wegjagen. 22 Zo zal Ik Israël testen, om te zien of ze Mij net zo trouw willen dienen als hun voorouders." 23 En de Heer liet een aantal volken in het land overblijven. Want Hij had ze niet onmiddellijk allemaal door Jozua laten vernietigen of wegjagen.
8 De vierde engel goot zijn schaal leeg op de zon. Toen werd de zon heel erg heet. 9 De mensen leden vreselijk door de enorme hitte van de zon. En ze vervloekten God, die deze rampen liet komen. Maar ze stopten niet met de slechte dingen die ze deden. Ze wilden Hem niet eren.
10 De vijfde engel goot zijn schaal leeg op de troon van het beest. Toen werd het in zijn hele rijk donker. En de mensen beten hun tong stuk van pijn. 11 En omdat ze zoveel pijn hadden en zulke vreselijke puisten hadden, vervloekten ze de God van de hemel. Maar ze stopten niet met de slechte dingen die ze deden.
12 De zesde engel goot zijn schaal leeg op de grote rivier de Eufraat. Toen droogde het water van de rivier op. Daardoor konden de koningen uit het oosten zonder moeite het land binnenvallen. 13 Toen zag ik uit de bek van de draak, uit de bek van het beest en uit de mond van de leugen-profeet drie duivelse geesten komen. Ze leken op kikkers. 14 Ze doen wonderen en gaan naar alle koningen op aarde. Ze roepen hen bij elkaar voor de strijd op de grote dag van de Almachtige God.
15 Jezus zei: "Let op, Ik kom zo onverwachts als een dief. Het zal heerlijk voor de mensen zijn die opgelet hebben en goed voor hun kleren[a] hebben gezorgd. Want zij zullen niet zonder kleren hoeven te lopen en zullen niet naakt gezien worden."
16 En de drie duivelse geesten brachten de koningen en hun legers bij elkaar op de plek die in het Hebreeuws Armageddon[b] wordt genoemd.
17 De zevende engel goot zijn schaal leeg in de lucht. Toen riep een stem luid vanuit het heiligdom in de hemel, vanuit de troon: "Het is voorbij!" 18 Het begon te bliksemen, te rommelen en te donderen. Er was een zware aardbeving. Zo'n zware aardbeving was er nog nooit geweest sinds er mensen op de aarde wonen. 19 De grote stad Babylon viel in drie stukken uit elkaar. De steden van de volken stortten in. Want God was niet vergeten wat het grote Babylon had gedaan. Nu gaf Hij Babylon de straf die ze verdiende. 20 En de eilanden vluchtten weg en de bergen waren er niet meer. 21 Grote hagelstenen van wel 1 talent zwaar (30 kilo) vielen uit de hemel op de mensen. En de mensen vervloekten God vanwege de hagel. Want het was een verschrikkelijke ramp.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016