Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 90
1 Een gebed van Mozes, de dienaar van God.
Heer, U bent door de eeuwen heen
een schuilplaats voor ons geweest.
2 Nog vóórdat de bergen ontstonden,
nog vóórdat U de aarde had gemaakt,
was U al God.
Voor eeuwig bent U God.
3 Maar tegen de mens heeft U gezegd:
"Je bent sterfelijk en je zal weer stof worden."
4 Voor U zijn duizend jaar niet meer dan één enkele dag.
Want in een oogwenk zijn ze voorbij.
5 U veegt de mensen weg.
Ze verdwijnen, als een droom.
Ze zijn net als het gras:
6 's morgens bloeit het nog, 's avonds wordt het afgesneden en verdroogt het.
13 Kom alstublieft terug, Heer.
Hoelang zal uw woede duren?
Heb alstublieft medelijden met ons!
14 Stort alstublieft elke morgen uw liefde over ons uit,
zodat wij alle dagen van ons leven zullen jubelen en juichen.
15 Maak ons alstublieft zó blij,
dat we zullen vergeten dat U ons gestraft heeft.
16 Laat ons zien wat voor machtige dingen U doet.
Laat ook aan onze kinderen zien wat een machtige God U bent.
17 Laat ons alstublieft zien dat U van ons houdt, onze Heer God.
Zegen alles wat we doen.
Als U het zegent, zal het goed zijn.
Het lied van Mozes (vervolg)
32 "Luister, hemel, want ik ga spreken.
Aarde, luister naar wat ik zeggen ga.
2 Drink wat ik jullie leer op, zoals het gras de regen opdrinkt.
Laat mijn woorden voor jullie zijn als dauw op het gras,
als zachte regen voor de planten.
3 Want ik zal jullie vertellen wie de Heer is.
Ik zal onze God prijzen.
4 Hij is de Rots waarop wij stevig staan.
Alles wat Hij doet is volmaakt.
Alles wat Hij doet is rechtvaardig.
Hij is trouw en nooit onrechtvaardig.
Hij doet altijd wat Hij heeft beloofd.
5 Maar de mensen zijn ontrouw aan Hem.
Ze zijn zijn kinderen niet.
Want ze gedragen zich verschrikkelijk.
Ze zijn ongehoorzaam en slecht.
6 Dwaas en onverstandig volk!
Is dat hoe jullie de Heer bedanken?
Hij is toch jullie Vader?
Hij heeft jullie toch gekocht?
Hij heeft jullie toch gemaakt en jullie een eigen plek gegeven?
7 Denk eens aan vroeger.
Vraag eens aan je vader hoe het lang geleden was.
Vraag aan de oude mensen om je erover te vertellen.
8 Toen de Allerhoogste God de volken over de aarde verdeelde,
gaf Hij elk volk een eigen gebied.
Hij stelde hun grenzen vast.
Die grenzen werden bepaald door de grootte van het volk Israël.
9 Want Hij koos het volk Israël uit om zijn volk te zijn. Het volk van Jakob werd zijn eigendom.
10 Hij vond hen in de steppen,
in de wildernis waar de wind over de vlakten huilt.
Hij leidde hen, onderwees hen, beschermde hen als zijn lieveling.
11 Zoals een arend zijn nest bewaakt
en zijn vleugels boven zijn jongen uitspreidt,
en zoals hij een jong oppakt en het op zijn vleugels draagt,
12 zó heeft de Heer het volk geleid, alleen.
Geen andere god heeft Hem daarbij geholpen.
13 Hij bracht hen in een land van heuvels en bergen.
Hij gaf hun te eten van de oogsten van het land.
Hij gaf honing uit de rotsen,
olijfbomen op steenachtige grond,
14 boter van koeien,
melk van schapen en geiten,
vetgemeste schapen,
vlees van buffels die in Bazan grazen,
meel van het allerbeste graan,
heerlijke, bloedrode wijn.
18 Ze luisterden niet meer naar hun God bij wie ze veilig waren.
Ze vergaten de God die hen had gemaakt,
de God uit wie ze waren ontstaan.
7 Geef hun in alles wat je doet het goede voorbeeld: in je spreken, in je geloof en in je daden. 8 Breng de boodschap op een gezonde manier. Dan kunnen de mensen die tegen ons zijn, ons tot hun ergernis nergens van beschuldigen. Ze zullen niets slechts van ons kunnen zeggen.
11 Want God heeft laten zien hoeveel Hij van de mensen houdt: Hij wil alle mensen redden. 12 Zijn liefde en goedheid voeden ons op. Daardoor houden we ons niet meer bezig met de slechte dingen van de wereld. Voortaan kunnen we verstandig en vol geloof in deze wereld leven zoals God het wil. 13 Intussen kijken we vol verwachting uit naar het moment dat onze grote God en Redder, Jezus Christus, in al zijn macht en majesteit zal komen. 14 Hij heeft zijn leven voor ons gegeven om ons te bevrijden van het kwaad. Zo heeft Hij van ons een zuiver volk gemaakt. En dat volk is zijn eigendom. Het is de bedoeling dat dat volk zijn best doet om het goede te doen.
15 Leer de mensen deze dingen. Moedig hen aan en voed hen op in het geloof.
Niemand mag op je neerkijken. (lees verder)
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016