Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Revised Common Lectionary (Complementary)

Daily Bible readings that follow the church liturgical year, with thematically matched Old and New Testament readings.
Duration: 1245 days
Het Boek (HTB)
Version
Psalmen 79

79 Een psalm van Asaf.

O God, ongelovigen zijn bij ons binnengedrongen
en hebben uw heiligdom, de tempel, onteerd.
Zij hebben Jeruzalem vernield.
De dode lichamen van uw dienaren
hebben zij als voedsel aan de vogels gegeven.
De wilde dieren hebben de lijken
van uw volgelingen te eten gekregen.
Zij hebben hun bloed als water laten weglopen rondom Jeruzalem.
Niemand heeft hen begraven.
De omwonenden spreken smalend over ons.
Onze buren bespotten ons en maken ons belachelijk.
Hoelang moet dit nog duren, Here?
Hoelang zal uw toorn op ons blijven?
Uw jaloezie branden als een vuur?
Vier uw toorn maar bot op de volken die U niet willen kennen,
over de landen waar men U niet eert en aanroept.
Die hebben uw volk onder de voet gelopen
en Jeruzalem verwoest.
Laat de zonden van onze voorouders
niet op onze hoofden neerkomen,
kom naar ons toe met uw vergeving en liefde,
wij zijn zo zwak geworden.
O God die ons bevrijdt,
help ons toch ter wille van U Zelf.
Verlos ons
en doe onze zonden weg ter wille van uw naam.
10 Dan kunnen de heidenen tenminste niet zeggen:
waar blijft hun God nu?
Toon ons hoe U wraak neemt op deze heidenen
wegens de dood van uw volgelingen.
11 Luister naar het zuchten van de gevangenen,
red hen die ten dode zijn opgeschreven,
red hen door uw sterke arm.
12 Straf de buurlanden zevenvoudig
voor de spot die zij met U dreven, Here.
13 En wij—uw volk, dat door U wordt geleid—
zullen U altijd loven en prijzen.
Onze kinderen en kleinkinderen
zullen spreken over uw grootheid.

Micha 4:6-13

‘In die tijd,’ zegt de Here, ‘zal Ik mijn volk dat Ik heb gestraft, terugbrengen. Alle kreupelen en verdrevenen zullen terugkomen. De kreupelen zal Ik sparen en van de verdrevenen zal Ik weer een sterk en machtig volk maken en Ik zal voor eeuwig hun koning zijn op de berg Sion. Jeruzalem, wachttoren van Gods volk, u zult uw koninklijke macht en heerschappij van vroeger weer terugkrijgen.’

Maar waarom schreeuwt u nú zo hard? Waar is uw koning? Waar zijn uw adviseurs? Pijn heeft u overvallen als een vrouw tijdens een bevalling. 10 Krimp ineen en schreeuw het uit van pijn, volk van Sion, want u moet deze stad verlaten en in de velden gaan wonen. U zult in ballingschap naar Babel worden gestuurd. Maar daar zult u worden bevrijd. Daar zal de Here u verlossen van al uw vijanden.

11 Het is waar dat talloze volken één front hebben gevormd tegen u. Zij roepen: ‘Wij willen bloed zien! Wij willen de bevolking van Sion vernietigen!’ 12 Maar zij kennen de gedachten van de Here niet en hebben geen begrip voor zijn plannen. Want er komt een moment waarop de Here alle vijanden van zijn volk zal verzamelen als korenschoven op de dorsvloer. 13 ‘Sta op, bevolking van Sion, en dors. Ik zal uw horens van ijzer en hoeven van koper geven. U zult vele volken totaal vertrappen en hun geroofde rijkdom aan de Here wijden, aan de Here van de hele aarde.’

Openbaring 18:1-10

De val van Babylon

18 Daarna zag ik een andere engel uit de hemel naar beneden komen. Hij had grote macht en de aarde werd door zijn glans verlicht. Hij riep met krachtige stem: ‘Gevallen! De grote stad Babylon is gevallen! Zij is een woonplaats geworden voor demonen en een gevangenis voor alle boze geesten. Binnen haar muren wonen alle onreine en verachtelijke vogels. Want alle volken zijn dronken gevoerd met haar razende ontucht. De koningen van de aarde hebben ontucht met haar gepleegd en de handelaars van over de hele wereld zijn rijk geworden door haar grote welvaart.’

Toen hoorde ik een andere stem uit de hemel zeggen: ‘Ga uit die stad weg, mijn volk. Anders wordt u medeplichtig aan haar zonden en zullen u dezelfde rampen treffen als haar. God is haar misdaden niet vergeten. Haar zonden hebben zich hemelhoog opgestapeld. Zet haar dubbel en dwars betaald wat zij u heeft aangedaan. Giet een brouwsel in haar beker dat tweemaal zo sterk is als wat zij voor u heeft gebrouwen. Geef haar evenveel pijn en ellende als de luxe en overdaad waarin ze geleefd heeft. Zij zegt bij zichzelf: “Ik zit hier als een koningin op een troon. Ik ben geen weduwe, ik zal niet weten wat rouw of verdriet is.” Omdat zij dat zegt, zal zij op één dag door allerlei rampen worden overvallen: door honger, dood en ellende, en zij zal door het vuur verteerd worden. Dat is de straf die de Here, de sterke God, haar geeft.

Als de koningen van de aarde, die ontucht met haar hebben bedreven en van haar luxe hebben genoten, haar zien branden, zullen zij huilen en jammeren. 10 Uit angst voor de pijniging die zij ondergaat, blijven zij van een afstand toekijken en ze roepen: “Och Babylon! Och, grote en machtige stad, in één uur is uw vonnis voltrokken!”

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.