Revised Common Lectionary (Complementary)
5 Toen zei Jeremia tegen Hananja, waar de priesters en alle mensen bij waren: 6 ‘Amen! Mogen uw profetieën werkelijkheid worden! Ik hoop dat de Here alles doet wat u hebt gezegd en dat Hij de tempelschatten en de ballingen uit Babel zal terugbrengen. 7 Maar luister nu naar wat ik tegen u en het hele volk te zeggen heb. 8,9 De oude profeten die vóór u en mij leefden, spraken tegen vele volken en waarschuwden voortdurend voor oorlog, rampen en plagen. Daarom heeft een profeet die vrede aankondigt, de plicht te bewijzen dat God hem werkelijk heeft gestuurd. Alleen als zijn voorspelling uitkomt, kan worden aangenomen dat hij werkelijk door God is gezonden.’
89 Een leerzaam gedicht van de Ezrahiet Ethan.
2 Ik wil alleen nog maar zingen
van de goedheid en genade van de Here,
van alles wat Hij voor mij heeft gedaan.
Van generatie op generatie
zal ik getuigen van uw trouw.
3 Ik zeg dan:
uw goedheid en liefde gelden eeuwig,
tot in de hemel blijkt hoe trouw U bent.
4 De Here zegt:
Ik heb een verbond gesloten
met de man die Ik heb uitgekozen,
dat heb Ik gezworen aan mijn dienaar David.
15 Alles wat U doet, is recht en rechtvaardig.
Goedheid, liefde en trouw
zijn alleen op U van toepassing.
16 Gelukkig is het volk dat U eert, Here,
zij gaan hun weg met U, in uw licht.
17 De hele dag prijzen zij uw naam
en dankzij uw rechtvaardigheid staan zij sterk.
18 Want U bent het kenmerk van hun kracht,
door uw liefde en goedkeuring ontvangen wij een hoge positie.
12 Laat de zonde dan niet meer heersen in uw sterfelijk lichaam. Wees geen slaaf meer van uw slechte begeerten. 13 Stel geen enkel deel van uw lichaam ter beschikking van de zonde, als iets waarmee slechte dingen worden gedaan. Nee, maak van uzelf een werktuig voor God, omdat u met Christus gestorven bent, om nu met Hem te leven. U bent immers dood geweest en weer levend geworden. 14 Laat God dan ieder deel van uw lichaam kunnen gebruiken om goed te doen. Het is uit met de macht van de zonde over uw leven. U valt niet meer onder de wet die gehoorzaamheid eist, maar onder de genade van God.
15 Hoe zit het dan? Mogen wij dus zondigen, omdat wij niet meer onder de wet vallen maar op de genade van God vertrouwen? U weet wel beter. 16 Als u bij iemand als slaaf in dienst komt, moet u doen wat hij zegt. Hij is de baas over u. Of de zonde is uw meester, met het gevolg dat u de dood tegemoet gaat, óf God is uw meester, met het gevolg dat u vrijgesproken wordt.
17 Vroeger was u een slaaf van de zonde. Maar God zij gedankt: toen u hoorde wat er over Christus werd verteld, hebt u dat met een dankbaar hart aangenomen. 18 Nu u van de zonde verlost bent, staat u in dienst van de rechtvaardigheid. 19 Met dit voorbeeld van de slavernij wil ik duidelijk maken wat ik bedoel. Vroeger hebt u uw lichaam gebruikt voor allerlei zonde en losbandigheid. Zo moet uw lichaam nu in dienst staan van de rechtvaardigheid. Dan zult u aan God zijn toegewijd. 20 Toen de zonde uw meester was, had de rechtvaardigheid geen vat op u. 21 En wat was daarvan het resultaat? Dat u dingen deed waarvoor u zich nu schaamt, dingen die uitlopen op de dood. 22 Maar u bent nu verlost van de zonde en u staat in dienst van God. Het gevolg daarvan is dat u nu bij God hoort en eeuwig leven krijgt. 23 De zonde betaalt een hard loon: de dood! Maar de genade van God geeft wat niemand verdient: eeuwig leven met Christus Jezus, onze Here.
40 Wie jullie ontvangt, ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt God die Mij gestuurd heeft. 41 Wie een profeet ontvangt omdat hij een knecht van God is, zal dezelfde beloning krijgen als een profeet. Wie een goed man ontvangt omdat hij goed is, zal dezelfde beloning krijgen als hij. 42 En wie een van deze geringe mensen iets te drinken geeft, al is het maar een beker koel water, omdat het een leerling van Mij is, die zal zeker worden beloond.’
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.