Revised Common Lectionary (Complementary)
25 Een lied van David.
Mijn hele wezen is op U gericht, Here!
2 Laat mij niet in de steek, Here,
want ik vertrouw helemaal op U.
Zorg dat mijn vijanden mij niet overwinnen.
3 Niemand die in God gelooft en op Hem vertrouwt,
zal in Hem teleurgesteld worden.
Maar zij die zich onverschillig van u afkeren,
zullen de nederlaag lijden.
4 Toont U mij de paden waarover ik gaan moet, Here.
Wilt U de wegen wijzen die U goed voor mij vindt?
5 Wijst U mij de weg van uw waarheid.
Ik wil van U leren, want U bent de God
van wie ik mijn hulp verwacht.
Op U vestig ik mijn hoop, elke dag van mijn leven.
6 Wilt U naar mij kijken
met ogen vol genade en vergeving,
met eeuwige liefde en vriendelijkheid?
7 Wilt U voorbijgaan aan de zonden
die ik in mijn jeugd begaan heb, Here!
8 De Here is goed
en graag bereid hun die dreigen te verdwalen,
de juiste weg te tonen.
9 Hij zal de beste weg tonen aan hen
die zich in hun afhankelijkheid tot Hem richten.
10 Als wij Hem dan gehoorzamen,
zal elk pad waarop Hij ons leidt,
getooid zijn met zijn liefdevolle goedheid en waarheid.
Wees heilig, want Ik ben heilig
19 De Here droeg Mozes op ook de volgende woorden aan de Israëlieten over te brengen. 2 ‘U moet heilig zijn, want Ik, de Here, uw God, ben heilig. 3 U moet uw vader en moeder eren en mijn sabbatswet gehoorzamen, want Ik ben de Here, uw God. 4 Maak geen afgodsbeelden en aanbid ze niet, want Ik ben de Here, uw God.
32 Eer en respecteer de ouderen, in ontzag voor God, Ik ben de Here. 33 Vreemdelingen in uw land mag u niet onderdrukken of uitbuiten. 34 Zij moeten worden behandeld als iedere andere burger, houd van hen als van uzelf. Vergeet niet dat ook u zelf als vreemdelingen in Egypte hebt gewoond. Ik ben de Here, uw God. 35,36 Wees onpartijdig in de rechtspraak. Gebruik de juiste maten voor lengte, gewicht en inhoud en geef altijd de volledige hoeveelheden. Want Ik ben de Here, uw God, die u uit Egypte heeft bevrijd. 37 Al mijn regels en verordeningen moet u nauwgezet naleven, Ik ben de Here.’
16 Want God heeft zoveel liefde voor de wereld dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
17 God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om de wereld te veroordelen, maar om haar door Hem van de ondergang te redden. 18 Wie zijn vertrouwen op Jezus stelt, wordt niet veroordeeld. Maar wie niet gelooft, is al veroordeeld omdat hij geen vertrouwen heeft gehad in de naam van Gods enige Zoon. 19 Het oordeel komt tot stand doordat het licht in de wereld is gekomen, maar de mensen hebben de voorkeur gegeven aan de duisternis. Dat komt omdat zij slechte dingen hebben gedaan. 20 Want wie zondigt, heeft een hekel aan het licht. Hij ontwijkt het uit angst dat al die slechte dingen aan het licht zullen komen. 21 Maar wie Gods wil doet, komt tot het licht, zodat van alles wat hij doet, gezien kan worden dat God het is die daarin werkzaam is.’
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.