Revised Common Lectionary (Complementary)
12 Leer ons zó te leven,
dat wij er wijs van worden.
13 Kom alstublieft terug, Heer.
Hoelang zal uw woede duren?
Heb alstublieft medelijden met ons!
14 Stort alstublieft elke morgen uw liefde over ons uit,
zodat wij alle dagen van ons leven zullen jubelen en juichen.
15 Maak ons alstublieft zó blij,
dat we zullen vergeten dat U ons gestraft heeft.
16 Laat ons zien wat voor machtige dingen U doet.
Laat ook aan onze kinderen zien wat een machtige God U bent.
17 Laat ons alstublieft zien dat U van ons houdt, onze Heer God.
Zegen alles wat we doen.
Als U het zegent, zal het goed zijn.
Mozes leert Israël de Tien Leefregels van God (vervolg)
5 Mozes riep heel Israël bij zich en zei: "Luister, Israël, naar de wetten en leefregels die ik jullie nu geef. Jullie moeten die leren en je er aan houden. 2 Onze Heer God heeft op de berg Horeb een verbond met ons gesloten. 3 Hij heeft dit verbond niet met onze voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob gesloten, maar met óns hier. 4 De Heer heeft Zelf met jullie gesproken, vanuit het vuur op de berg. 5 Ik stond in die tijd tussen de Heer en jullie in, om jullie te vertellen wat Hij had gezegd. Want jullie waren bang voor het vuur en jullie kwamen de berg niet op. 6 En de Heer zei: 'Ik ben jullie Heer God. Ik ben het die jullie uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd.
7 Jullie mogen geen andere goden hebben, maar alleen Mij.
8 Maak geen godenbeelden van iets wat in de lucht, op de aarde, of in het water onder de aarde is. 9 Ga niet zulke beelden aanbidden en dienen. Want Ik, jullie Heer God, ben een jaloers God en Ik wil niet dat jullie andere goden aanbidden. Als mensen Mij niet willen gehoorzamen, zal het slecht met hen gaan. Hun ongehoorzaamheid heeft gevolgen tot in de derde en vierde familie ná hen. 10 Maar Ik ben goed voor de mensen die van Mij houden en mijn wetten gehoorzamen. Het zal goed gaan met de duizenden mensen die van hen afstammen.
11 Misbruik mijn naam niet. Iemand die mijn naam misbruikt, is schuldig. Ik zal hem straffen.
12 Houd je aan de heilige rustdag. Die dag is voor Mij. 13 Zes dagen mogen jullie werken. 14 Maar de zevende dag is mijn heilige rustdag. Dan mag niemand werken. Jullie niet, je zoon niet, je dochter niet, je knecht niet, je slavin niet, je vee niet, en de vreemdelingen die in jullie steden wonen ook niet. Zo kunnen jullie knechten en slavinnen op die dag uitrusten, net als jullie. 15 Vergeet nooit dat jullie slaven in Egypte zijn geweest en dat Ik jullie daaruit op een machtige manier heb gered. Daarom beveel Ik dat jullie je aan de heilige rustdag moeten houden.
16 Heb respect voor je vader en moeder en zorg voor hen. Dan zullen jullie lang leven in het land dat Ik jullie ga geven.
17 Dood niemand.
18 Wees niet ontrouw aan je man of vrouw.
19 Steel niet.
20 Beschuldig niemand van iets wat niet waar is.
21 Wees niet jaloers op wat iemand anders heeft. Je moet niet willen hebben wat al van een ander is: zijn huis, of zijn vrouw, of zijn knecht, of zijn slavin, of zijn koe, of zijn ezel, of iets anders wat van iemand anders is.'
Vergelijking met het volk van Israël in de woestijn
7 Daarom waarschuwt de Heilige Geest jullie. 8 Hij zegt: "Als jullie Mij vandaag horen spreken, wees dan niet koppig en ongehoorzaam, zoals de Israëlieten in de woestijn. Want zij maakten Mij daar boos met hun koppigheid en ongehoorzaamheid. 9 Jullie voorouders daagden Mij daar uit. Ze zagen 40 jaar lang wat Ik allemaal voor wonderen voor hen deed. Maar steeds stelden ze mijn geduld op de proef.[a] 10 Daarom was Ik boos op hen. En Ik heb tegen hen gezegd: 'Ze lopen aldoor bij Mij weg. Ze willen nooit doen wat Ik zeg, ook al hebben ze alles gezien wat Ik voor hen heb gedaan.' 11 Daarom heb Ik in mijn boosheid gezworen: 'Zij zullen nooit de rust binnengaan die Ik hun had willen geven.' "
12 Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van jullie besluit om de levende God niet langer te gehoorzamen. Want zo iemand is koppig en ongelovig. 13 Moedig elkaar elke dag aan om God te gehoorzamen, zolang er nog dagen zijn. Dan zal niemand zich door het kwaad laten opstoken om koppig en ongehoorzaam te worden. 14 Want wij hebben Christus gekregen. Tenminste, als we tot het einde toe ons geloof vasthouden.
15 Er wordt dus gezegd: "Als jullie Mij vandaag horen spreken, wees dan niet koppig en ongehoorzaam, zoals de Israëlieten toen ze Mij boos maakten." 16 Wie waren dan die mensen die God boos maakten toen ze Hem hadden horen spreken? Dat waren al die mensen die met Mozes uit Egypte waren vertrokken. 17 En aan wie heeft God zich 40 jaar lang geërgerd? Aan de mensen die God niet hadden willen gehoorzamen. Daardoor stierven ze en lagen hun lijken in de woestijn. 18 En aan wie zwoer God dat zij niet de rust zouden binnengaan die Hij hun had willen geven? Aan de mensen die Hem ongehoorzaam waren geweest. 19 We zien dus dat ze door hun ongeloof Gods rust niet konden binnengaan.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016