Revised Common Lectionary (Complementary)
Psalm 63
1 Een lied van David, toen hij in de woestijn van Juda was.
2 God, mijn God, wat verlang ik naar U!
Met hart en ziel verlang ik naar U,
zoals een dor en droog land verlangt naar water.
3 Ik heb U in uw heiligdom gezien.
Daar heb ik gezien hoe sterk en machtig U bent.
4 Uw liefde is mij meer waard dan het leven.
Ik zal U prijzen.
5 Mijn leven lang wil ik U prijzen.
Ik zal mijn handen naar U opsteken.
6 Bij U voel ik mij net zo tevreden als na een heerlijke maaltijd.
Ik zing blij over U.
7 Als ik 's nachts wakker lig en aan U denk,
prijs ik U.
8 Want U heeft mij geholpen.
Veilig onder uw vleugels zing ik vrolijk voor U.
9 Ik wil altijd dicht bij U zijn,
want ik kan niet zonder U.
U houdt mij altijd vast.
10 Maar mijn vijanden die mij willen doden,
zullen zelf worden gedood.
11 Ze zullen worden gedood door het zwaard
en opgegeten worden door de jakhalzen.
12 Maar de koning zal blij zijn met God.
Iedereen die bij God zweert, zal blij zijn over Hem.
Want Hij snoert leugenaars de mond.
Inleiding
1 Dit is wat de Heer zei tegen de profeet Joël, de zoon van Petuël.
Een sprinkhanenplaag en grote droogte als straf van God
2 Luister, leiders van het volk! Luister goed, bewoners van het land! Luister naar wat Ik nu ga zeggen. Is dit ooit eerder gebeurd in de geschiedenis van dit land? 3 Vertel het aan je kinderen. En laten zij het weer aan hún kinderen vertellen, en ook zij weer aan hún kinderen. 4 De sprinkhanen eten alles op: wat de knager overlaat, eet de sprinkhaan op. Wat de sprinkhaan overlaat, wordt opgevreten door de verslinder. En wat de verslinder overlaat, eet de kaalvreter op.[a]
5 Dronkenlappen, word wakker! Huil en klaag, zuipers, want jullie zullen geen nieuwe wijn hebben! 6 Want een groot volk valt dit land aan. Een machtig, ontelbaar leger. Als een leeuw verslindt het alles met zijn tanden. 7 Israël, mijn wijnstruik, wordt helemaal verwoest. Mijn vijgenboom Israël ziet wit als schuim. Het leger schilt mijn vijgenboom helemaal kaal en werpt hem weg. De takken zijn kaal en wit geworden. 8 Huil, zoals een meisje huilt omdat de man met wie ze zou trouwen is gedood. 9 Er kunnen geen meel-offers en wijn-offers meer worden gebracht in de tempel van de Heer. De priesters, de dienaren van de Heer, zijn diepbedroefd. 10 De akkers zijn kaal, het land treurt. Want het graan is vernietigd, de druiven zijn verdroogd, de olijven hebben geen olie. 11 De boeren en wijnboeren zijn wanhopig. Ze jammeren over het graan en de druiven. Want de hele oogst is vernield. 12 De wijnstruiken zijn verdroogd en de vijgenbomen hangen slap van droogte. De granaatappelbomen, de palmen, de appelbomen, alle bomen zijn verdroogd. Alle vreugde is verdwenen.
13 Priesters, doe rouwkleren aan en huil. Jammer het uit, jullie die bij het altaar dienen. Slaap in rouwkleren, dienaren van mijn God, want er kunnen geen meel-offers en wijn-offers meer worden gebracht in de tempel van jullie God. 14 Roep het volk op om niet meer te eten, om God te laten zien dat ze spijt hebben van hun ongehoorzaamheid aan Hem. Roep een vergadering bij elkaar, leiders van het volk! Kom allemaal naar de tempel van jullie Heer God. Roep het uit tot de Heer!
6 Timoteüs is inmiddels bij ons teruggekomen. Hij bracht ons goede berichten over jullie geloof en jullie liefde. Hij vertelde ook dat jullie vaak aan mij denken. Hij zei dat jullie er erg naar verlangen om mij weer te zien, net zoveel als ik ernaar verlang om júllie weer te zien. 7 Jullie geloof heeft mij heel erg bemoedigd in al mijn moeilijkheden, broeders en zusters. Ik heb er weer moed door gekregen. 8 Want nu weet ik dat jullie stevig vasthouden aan jullie geloof in de Heer. Daardoor heb ik weer rust. 9 Ik ben zó blij over jullie! Ik kan God maar niet genoeg voor jullie danken! 10 En dag en nacht bidden we vurig dat we jullie weer zullen zien. Want dan zullen we in orde kunnen maken wat er nog aan jullie geloof ontbreekt.
11 Ik bid dat onze God en Vader en onze Heer Jezus ervoor zullen zorgen dat we weer naar jullie toe kunnen komen. 12 Ik bid ook dat de Heer jullie zal helpen om steeds meer van elkaar en van de andere mensen te houden.[a] Net zoals ik steeds meer van jullie ga houden. 13 Zo zal Hij jullie geloof steeds sterker maken. Uiteindelijk zullen jullie helemaal volmaakt zijn voor onze God en Vader, op de dag dat onze Heer Jezus terugkomt met alle mensen die bij Hem horen.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016