M’Cheyne Bible Reading Plan
Gehoorzaamheid geboden
26 ‘U mag geen afgoden hebben, u mag geen gesneden of gegoten beelden, gewijde stenen of stenen afbeeldingen maken om die te aanbidden, want Ik ben de Here, uw God. 2 Mijn sabbatswetten van rust moet u gehoorzamen en mijn heiligdom in ere houden, want Ik ben de Here.
3 Als u mijn geboden gehoorzaamt en naleeft, 4,5 zal Ik u regelmatig regen geven en het land zal grote oogsten opleveren en de bomen zullen tot na de normale oogsttijd nog volop fruit leveren. De wijndruiven zullen nog rijpen als de tijd voor het zaaien al weer aanbreekt! U zult volop te eten hebben en veilig kunnen leven in het land, 6 want Ik zal u vrede geven en u zult kunnen slapen zonder angst. Ik zal de wilde dieren wegjagen en uw land zal niet door het zwaard worden geteisterd. 7 U zult uw vijanden achtervolgen, zij zullen door uw zwaard omkomen. 8 Vijf van u zullen honderd van hen achtervolgen, honderd van u tienduizend van hen! U zult al uw vijanden verslaan. 9 Ik zal voor u zorgen, u vruchtbaar maken en mijn verbond met u bevestigen. 10 Uw oogsten zullen zo groot zijn dat de overschotten van de vorige oogst plaats moeten maken voor de nieuwe oogst. 11 Ik zal te midden van u wonen en geen afkeer van u hebben. 12 Ik zal Mij onder u bevinden en uw God zijn en u zult mijn volk zijn. 13 Want Ik ben de Here, uw God die u uit Egypte heeft gehaald om u niet langer slaven te laten zijn. Ik heb uw boeien verbroken en u besef van eigenwaarde gegeven, zodat u met opgeheven hoofd kunt lopen.
14 Maar als u niet naar Mij luistert, Mij niet gehoorzaamt 15 en mijn wetten minacht en verwerpt, 16 dan zal Ik het volgende tegen u doen: Ik zal u straffen met plotselinge angst en paniek, met tuberculose en slopende koorts, die de ogen blind maken en u langzaam laten wegkwijnen. U zult uw oogsten tevergeefs binnenhalen, want de vijand zal ervan eten. 17 Ik zal mijn gelaat tegen u keren en u zult op de vlucht slaan voor uw vijanden, zij die u haten, zullen over u heersen, u zult zelfs op de vlucht slaan terwijl er niemand is die u achtervolgt! 18 En als u Mij dan nog niet gehoorzaamt, zal Ik u zevenmaal zwaarder straffen voor uw zonden. 19 Ik zal uw trotse kracht breken, uw hemel dicht als ijzer en uw aarde hard als brons maken. 20 U zult uw krachten tevergeefs inspannen, want het land zal geen oogsten opleveren en de bomen geen fruit. 21 En als u zelfs dan nog niet wilt gehoorzamen en niet naar Mij wilt luisteren, zal Ik u zevenmaal zoveel plagen sturen vanwege uw zonden. 22 Ik zal toelaten dat wilde dieren uw kinderen doden, uw vee vernietigen en uw aantal uitdunnen, zodat de wegen uitgestorven zijn. 23 En als u zich dan nog niet tot Mij bekeert, maar gewoon doorgaat met tegen mijn geboden in te gaan, 24 zal Ik Zelf u zevenmaal straffen voor uw zonden. 25 Ik zal het schenden van ons verbond wreken door oorlog tegen u te veroorzaken. U zult naar uw steden vluchten en Ik zal daar de pest onder u doen uitbreken en u zult aan uw vijand worden overgeleverd. 26 Ik zal uw voedselvoorraden vernietigen, zodat één oven genoeg is om brood voor tien gezinnen te bakken, en u zult nog steeds honger hebben als u uw brood op hebt.
27 En als u dan nog steeds niet naar Mij wilt luisteren en Mij niet wilt gehoorzamen, 28 zal Ik mijn toorn op u loslaten en u een zevenmaal grotere straf voor uw zonden sturen. 29 U zult uw eigen zonen en dochters eten 30 en Ik zal de altaren en afgodsbeelden die u op de heuvels aanbidt, vernietigen. Ik zal uw altaren voor reukwerk met de grond gelijkmaken en uw lijken zullen tussen de afgodsbeelden liggen rotten, Ik zal een enorme afkeer van u hebben. 31 Ik zal uw steden in puinhopen veranderen, uw heilige plaatsen vernietigen en geen antwoord geven op uw reukoffers. 32 Ja, Ik zal uw land verwoesten, uw vijanden zullen erin wonen en zelfs zij zullen met ontzetting getuige zijn van wat Ik u aandoe. 33 Ik zal u onder de andere volken verstrooien en u met oorlog achtervolgen. Uw land zal een puinhoop zijn, evenals uw steden. 34,35 Dan zal het land uiteindelijk kunnen rusten en de jaren kunnen inhalen, waarin u het geen rust hebt gegund, want het zal al die jaren dat u gevangenen bent in het land van uw vijand, braak liggen. Ja, dan zal het land rusten en van zijn sabbatten genieten! Het zal de schade inhalen van de rust die u het elk zevende jaar hebt geweigerd te geven, toen u in het land woonde. 36 En zij die mijn straffen hebben overleefd, zullen als krijgsgevangenen en slaven naar verre landen worden gesleept. Daar zullen zij in voortdurende angst leven. Het geluid van een blad dat opwaait, zal hen doen opvliegen alsof een man met een zwaard achter hen aanzit. Zij zullen vallen, zonder dat er een achtervolger is. 37 En ook al is er geen vervolger, toch zullen zij in hun vlucht over elkaar struikelen, alsof zij in tijd van oorlog op de vlucht slaan, zonder de kracht te hebben tegen de vijand te vechten. 38 U zult verdwijnen onder de volken en door uw vijanden worden vernietigd. 39 De overlevenden zullen vanwege hun zonden, dezelfde zonden als die van hun vaders, wegkwijnen in vijandige landen. 40,41 Maar uiteindelijk zullen zij hun zonden en die van hun vaders die Mij ook ontrouw waren, belijden. Omdat zij zich tegen Mij verzetten, keerde Ik Mij tegen hen en bracht hen in het land van hun vijanden. Als hun boze hart zich vernedert en zij de straf aanvaarden, die Ik hun gaf voor hun zonden, 42 zal Ik Mij mijn beloften aan Abraham, Isaak en Jakob herinneren en Ik zal hen terugbrengen naar het land dat Ik hun beloofde.
43 Want het land zal genieten van de sabbatsrust, terwijl het braak ligt. Zij zullen voor hun ongerechtigheden boeten en hun straf aanvaarden voor het verwerpen van mijn wetten en voor de afkeer die zij hadden van mijn regels. 44 Maar ondanks alles wat zij hebben misdaan, zal Ik hen niet totaal vernietigen en mijn verbond met hen niet verbreken, want Ik ben de Here, hun God. 45 Ter wille van hen zal Ik Mij de beloften aan hun voorouders, om hun God te zijn, herinneren. Want Ik haalde hun voorouders uit Egypte, terwijl alle volken met verbazing toekeken. Ik ben de Here.’
46 Dit waren de wetten, regels en geboden die de Here op de berg Sinaï door Mozes aan het volk Israël gaf.
33 Zing een loflied voor de Here,
allen die met God leven!
Het is goed als Gods kinderen Hem loven.
2 Zing een loflied voor de Here met de citer,
zing een psalm met de tiensnarige harp.
3 Zing een nieuw lied voor de Here,
begeleid door prachtig snarenspel.
4 Want het woord van de Here is betrouwbaar
en uit al zijn daden blijkt zijn trouw.
5 God houdt van oprechtheid en eerlijkheid.
De aarde loopt over van de goedheid en liefde van de Here.
6 De hemelen werden door het woord van de Here gemaakt,
alles wat er in is, ontstond door zijn adem.
7 Hij brengt het water in de zeeën bijeen
en slaat al het water op in zijn schatkamers.
8 Laat de hele aarde ontzag hebben voor de Here,
alle bewoners van de aarde moeten met eerbied voor Hem buigen.
9 Want God sprak en toen was het er.
Op zijn gebod stond alles er.
10 De Here doorbreekt de plannen van de volken
en voorkomt hun slechte voornemens.
11 De wil van de Here blijft voor eeuwig bestaan.
Zijn gedachten worden van generatie op generatie overgedragen.
12 Gelukkig is het volk dat de Here als zijn God heeft,
het volk dat Hij Zich als erfdeel koos.
13 De Here kijkt uit de hemel neer
en let op de mensen.
14 Vanuit zijn woning kijkt Hij
naar de bewoners op aarde.
15 Hij die hen zelf heeft gemaakt,
weet precies waarom zij doen wat zij doen.
16 Een koning overwint niet door zijn grote leger,
een held redt het niet door zijn grote kracht.
17 Overwinning wordt niet bewerkt door paarden alleen.
Wanneer een leger ontkomt,
is dat echt niet dankzij de kracht van een paard.
18 Let maar op, de Here waakt
over hen die ontzag voor Hem hebben,
en over hen die zijn goedheid en liefde verwachten.
19 Zij weten dat zij alleen zo
aan de dood kunnen ontkomen,
dat alleen de Here
hen bewaart voor hongersnood.
20 Wij verwachten de Here met heel ons hart.
Hij helpt en beschermt ons.
21 Ja, ons hele hart juicht van vreugde
en wij vertrouwen alleen op Hem.
22 Here, laten uw goedheid en liefde ons nooit verlaten.
En wij willen U altijd blijven verwachten.
Ieder deelt in hetzelfde lot
9 Ook dit onderzocht ik grondig: het feit dat gelovige en wijze mensen afhankelijk zijn van Gods wil, niemand weet of hij liefde of haat zal ontmoeten. Men weet niets van tevoren. 2 Iedereen krijgt te maken met dezelfde ervaringen, of hij nu goed of slecht, godsdienstig of niet godsdienstig, werelds of gelovig is. 3 Ieder deelt in hetzelfde lot en dat lijkt onrechtvaardig. Daarom doen de mensen slechte en dwaze dingen en kiezen zij hun eigen onverstandige weg, want het ontbreekt hun aan hoop, het enige dat de toekomst hun brengt, is de dood. 4 Er bestaat alleen hoop voor de levenden. U kunt beter een levende hond dan een dode leeuw zijn! 5 Want de levenden weten tenminste dat zij op zekere dag zullen sterven. Maar de doden weten van niets, zij hebben geen loon meer te verwachten. Er wordt niet meer aan hen gedacht. 6 Wat zij tijdens hun leven deden—liefhebben, haten, benijden—is allang vergeten en zij hebben niets meer van doen met wat hier op aarde gebeurt.
7 Ga daarom maar gewoon door met eten en drinken en wees er blij mee, want zo heeft God het altijd al gewild. 8 Draag feestkleren en zorg dat u er goed verzorgd uitziet. 9 Geniet van een gelukkig leven met de vrouw van wie u houdt gedurende de dagen van uw voorbijglijdende leven, want dat komt u toe in dit leven, bij alle moeite die u zich op aarde getroost. 10 Benut alle mogelijkheden die je krijgt om iets te doen, want in de dood waar u naar toe gaat, bestaat geen werk, geen voorbereiding, geen weten en geen begrijpen.
11 Opnieuw keek ik over de aarde en ik zag dat de snelste man niet altijd de wedstrijd wint, dat de sterkste niet altijd als overwinnaar uit de strijd komt, dat wijze mensen vaak arm zijn en mensen met grote vaardigheden niet als vanzelfsprekend beroemd zijn. Alles komt neer op geluk, op het juiste moment op de juiste plaats zijn. 12 Een mens weet nooit wanneer hem iets zal overkomen. Hij is als een vis die in het net wordt gevangen en als een vogel die in een strik komt vast te zitten.
13 Bij het observeren van het menselijke maakte ook het volgende een diepe indruk op mij: 14 een klein stadje met slechts enkele inwoners werd belegerd door een koning met zijn leger. 15 In dat stadje woonde een wijze, arme man, die wist wat er moest gebeuren om de stad te redden, maar niemand dacht eraan hem om raad te vragen. 16 Toen besefte ik dat men de arme wijze veracht en niet naar hem luistert, ook al is wijsheid beter dan kracht. 17 Maar toch zijn de rustige woorden van een wijze man beter dan de kreten van een koning van dwazen. 18 Wijsheid is beter dan oorlogstuig, maar één dwaas bederft veel goeds.
De taak van Titus
1 Van: Paulus. Aan: Titus, mijn kind in het geloof.
Ik ben een dienaar van God en een apostel van Jezus Christus. God heeft mij er op uitgestuurd om het geloof te brengen aan de mensen die door Hem zijn uitgekozen en om hun de waarheid over God te laten kennen. 2 Door die waarheid leiden zij een leven naar Gods wil en ontvangen het eeuwige leven dat God voor het begin van de wereld beloofd heeft, en Hij liegt niet. 3 Toen God vond dat de tijd ervoor gekomen was, heeft Hij dit goede nieuws bekendgemaakt en heeft Hij, onze Redder, mij opgedragen dit werk voor Hem te doen. 4 Ik wens je de genade en de vrede van God, de Vader, en van onze Here Jezus Christus toe.
5 Ik heb je op het eiland Kreta achtergelaten om te doen wat daar nog nodig was, namelijk in de gemeente van elke stad leiders aan te stellen, volgens mijn richtlijnen. 6 Op de mannen die je uitkiest, mag niets aan te merken zijn, zij mogen slechts één vrouw hebben, hun kinderen moeten gelovig zijn en er mag niet van hen gezegd kunnen worden dat zij losbandig of ongehoorzaam zijn. 7 Omdat zij leiding aan de gemeente gaan geven, moeten zulke leiders een zuiver leven leiden. Zij mogen niet trots of driftig zijn, zij mogen niet aan de drank verslaafd zijn en ook niet gewelddadig of hebzuchtig zijn. 8 Zij moeten hun gasten hartelijk ontvangen en al het goede liefhebben. Zij moeten ook verstandig en eerlijk zijn en bovendien geestelijk en sober. 9 Hun geloof in de waarheid die hun geleerd is, moet sterk en onwrikbaar zijn. Dan zullen zij anderen kunnen bemoedigen en de tegenstanders laten zien dat ze ongelijk hebben.
10 Want er zijn er velen die weigeren te gehoorzamen, dat geldt in het bijzonder voor de Joden onder hen, die onzin spreken en beweren dat christenen zich aan de Joodse wetten moeten houden. 11 Men moet deze mensen de mond snoeren, ze brengen hele families in verwarring. Daar moet een einde aan komen. Dat soort leraren brengt een verkeerde leer en is alleen maar op geld uit. 12 Een van hun eigen profeten, ook van Kreta afkomstig, heeft over hen gezegd: ‘De Kretenzers zijn allemaal leugenaars, beesten zijn het en ze denken alleen maar aan veel eten.’
13 En wat hij zei, is waar. Laat de christenen van Kreta dan ook duidelijk zien dat ze ongelijk hebben, zodat zij sterk worden in het geloof en 14 niet langer luisteren naar Joodse verzinsels en naar mensen die de waarheid de rug hebben toegekeerd. 15 Wie zuiver van hart is, ziet in alles het goede en zuivere. Maar wie in zijn hart slecht en onbetrouwbaar is, ziet in alles het slechte, want zijn gedachten en geweten zijn bezoedeld. 16 Zulke mensen zeggen wel dat zij God kennen, maar uit hun doen en laten blijkt dat het niet waar is. Zij zijn door-en-door slecht en ongehoorzaam, er komt niets goeds uit hun handen.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.