Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
Exodus 33

Zegen en oordeel

33 De Here zei tegen Mozes: ‘Breng dit volk dat u uit Egypte hier hebt gebracht, naar het land dat Ik aan Abraham, Isaak en Jakob heb beloofd met de woorden: “Ik zal dit land aan uw nakomelingen geven.” Ik stuur een Engel voor u uit die de Kanaänieten, Amorieten, Hethieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten zal verdrijven. Het is een land dat overvloeit van melk en honing. Maar Ik zal Zelf niet met u meereizen, want u bent een koppig en ongehoorzaam volk. Onderweg zou Ik voortdurend in de verleiding komen u te vernietigen.’ Toen de Israëlieten die laatste woorden van de Here hoorden, treurden zij. Niemand droeg meer sieraden. Want de Here had Mozes opdracht gegeven tegen hen te zeggen: ‘U bent ongehoorzaam en koppig. Als Ik ook maar een moment in uw midden zou zijn, zou Ik u vernietigen. Draag geen sieraden totdat Ik heb besloten wat Ik met u zal doen.’ Het volk droeg de rest van de reis vanaf de berg Horeb geen sieraden meer.

Mozes zette de heilige tent (de tent van de samenkomst, zoals hij hem noemde) ver buiten het kamp op. Ieder die de Here raad wilde vragen, ging naar die tent. Wanneer Mozes naar de tent van de samenkomst ging en door het kamp liep, gingen alle Israëlieten voor hun tent staan en keken hem na tot hij in de tent verdween. Zodra Mozes binnen was, kwam de wolk naar beneden en bleef voor de ingang staan. Dan sprak de Here met Mozes. 10 Als het volk de wolk bij de ingang van de tent zag staan, knielde iedereen neer, ieder bij zijn eigen tent. 11 In de tent sprak de Here heel vertrouwelijk met Mozes, zoals vrienden dat doen. Na het gesprek keerde Mozes altijd terug naar het kamp, maar de jonge man die hem assisteerde, Jozua, de zoon van Nun, bleef in de tent achter.

12 Toen zei Mozes tegen de Here: ‘U hebt tegen mij gezegd: “Breng deze mensen naar het Beloofde Land,” maar U hebt niet gezegd wie U met mij mee wilt laten gaan. U hebt mij verteld dat ik uw vriend ben en dat ik genade heb gevonden in uw ogen. 13 Here, als ik dan genade heb gevonden in uw ogen, laat mij dan duidelijk zien welke weg U met dit volk wilt gaan, zodat ik U beter leer kennen en begrijpen. Denk er toch aan dat dit volk uw volk is.’ 14 En de Here antwoordde: ‘Voelt u zich dan pas gerust als Ik Zelf meega?’ 15 Mozes zei: ‘Als U niet Zelf meegaat, laat ons dan niet vertrekken. 16 Want als U niet meegaat, zal niemand ooit weten dat ik en mijn volk genade hebben gevonden in uw ogen en verschillend zijn van andere volken op aarde.’ 17 Daarop zei de Here tegen Mozes: ‘Ik zal doen wat u Mij hebt gevraagd, want het is een feit dat u genade hebt gevonden in mijn ogen en dat Ik u als mijn vriend beschouw.’

18 Toen vroeg Mozes: ‘Wilt U mij uw heerlijkheid tonen?’ 19 De Here antwoordde: ‘Ik zal mijn goedheid aan u voorbij laten trekken en de naam van de Here luid voor u uitroepen. Ik ben genadig voor wie Ik genadig wil zijn en Ik ontferm Mij over wie Ik Mij wil ontfermen. 20 U zult mijn gezicht echter niet zien, want er is geen mens die kan blijven leven nadat hij mijn gezicht heeft gezien. 21 Kom hier op de rots naast Mij staan. 22 Als mijn heerlijkheid voorbijgaat, zal Ik u in die rotskloof zetten en met mijn hand beschermen tot Ik voorbij ben gegaan. 23 Daarna zal Ik mijn hand weghalen en zult u Mij van achteren zien. Mijn gezicht zult u nooit zien.’

Johannes 12

Jezus, als koning gehuldigd

12 Zes dagen voor Pesach, het Joodse Paasfeest, ging Jezus naar Bethanië. Daar woonde Lazarus die Hij uit de dood weer tot leven had gebracht. De mensen uit Bethanië hielden ter ere van Hem een feestmaaltijd. Martha bediende daarbij. Jezus zat met Lazarus en de anderen aan tafel. Maria nam dure nardusolie, goot die over de voeten van Jezus en droogde deze daarna af met haar lange haar. De fijne geur van de nardus vulde het hele huis. Een van de leerlingen, Judas Iskariot, die Hem later uitleveren zou, zei: ‘Die olie is een kapitaal waard! Dat geld had beter besteed kunnen worden. U had het aan de armen kunnen geven.’ Niet dat hij zich zo om de armen bekommerde, maar hij was een dief. Hij hield de kas en van het geld dat binnenkwam, nam hij vaak iets weg voor zichzelf. ‘Laat haar toch begaan,’ zei Jezus. ‘Zij heeft dit gedaan als voorbereiding op mijn begrafenis. Er zullen altijd arme mensen zijn, maar Ik zal niet lang meer bij jullie blijven.’

Veel Joden hadden gehoord dat Jezus in Bethanië was en gingen er ook heen. Zij wilden niet alleen Jezus Zelf zien, maar ook Lazarus die door Hem uit de dood tot leven was gebracht. 10 Van toen af aan waren de leidende priesters van mening dat ook Lazarus uit de weg geruimd moest worden. 11 Want door wat er met hem gebeurd was, gingen veel Joden in Jezus geloven.

12 De volgende morgen hoorde men dat Jezus op weg was naar Jeruzalem. Het nieuws ging door de stad. De grote menigte mensen die voor Pesach, het Joodse Paasfeest, gekomen was, 13 liep de stad uit Hem tegemoet. Zij hadden palmtakken in de hand en juichten uitbundig: ‘Alle eer is voor God! Gezegend is Hij die komt in naam van de Here! De koning van Israël!’

14 Jezus zag een ezel staan en ging erop zitten. Daarmee werden de woorden van de profeet Zacharia werkelijkheid: 15 ‘Wees niet bang, Jeruzalem! Kijk, uw koning komt op de rug van een ezelsveulen.’

16 Zijn leerlingen begrepen toen nog niet wat dit allemaal betekende. Maar later, toen Jezus in de schitterende heerlijkheid van God was gekomen, werd hun duidelijk dat deze woorden met betrekking tot Hem waren geschreven. Zij hadden ze voor hun ogen werkelijkheid zien worden. 17 De mensen die erbij waren geweest, hadden iedereen verteld dat Jezus Lazarus uit het graf had geroepen en weer levend had gemaakt. 18 Daarom gingen zovelen Hem tegemoet. Zij hadden gehoord wat een machtig wonder Hij had gedaan. 19 De Farizeeën zeiden tegen elkaar: ‘Het helpt allemaal niets! De hele wereld loopt achter Hem aan.’

20 Enkele Grieken die naar het Paasfeest waren gekomen om God te aanbidden, 21 kwamen bij Filippus, die uit Betsaïda in Galilea kwam, en vroegen: ‘Kunnen wij Jezus ontmoeten?’ 22 Filippus vertelde het aan Andreas en samen gingen zij naar Jezus om het Hem te vragen. 23 ‘Het is nu zover dat Ik, de Mensenzoon, de hoogste eer en heerlijkheid zal ontvangen,’ antwoordde Jezus. 24 ‘Wat Ik jullie zeg, is de waarheid: een tarwekorrel moet in de aarde vallen en sterven, anders blijft het alleen maar één tarwekorrel. Maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort. 25 Wie zijn leven liefheeft, raakt het kwijt. Maar wie zijn leven in deze wereld niet liefheeft, zal het behouden en eeuwig leven. 26 Als iemand Mij dient, moet hij Mij volgen. En waar Ik ben, moet ook mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. 27 Ik ben erg bang en weet niet wat Ik moet zeggen. Moet Ik zeggen: “Vader, bevrijd Mij van wat Mij te wachten staat”? Nee, want juist daarvoor ben Ik gekomen. 28 Vader, laat uw grootheid zien, laat zien wie U bent.’ Er kwam een stem uit de hemel: ‘Dat heb Ik laten zien en dat zal ik weer doen!’

29 De mensen om Hem heen hoorden het ook. De meesten beweerden dat het een donderslag was geweest. Anderen zeiden dat een engel iets tegen Hem had gezegd. 30 ‘Die stem is er niet voor Mij geweest, maar voor u!’ zei Jezus. 31 ‘Nu wordt het oordeel over de wereld uitgesproken. Het is zover dat de heerser van deze wereld wordt weggejaagd. 32 Wanneer Ik van de aarde omhooggeheven word, zal Ik allen naar Mij toe trekken.’

33 Daarmee bedoelde Hij dat Hij aan het kruis zou sterven. 34 De mensen antwoordden: ‘Er staat in de Boeken dat de Christus altijd zal blijven leven. Waarom zegt U dan dat U, de Mensenzoon, van de aarde omhooggeheven zult worden? Wat is dat, die Mensenzoon?’ 35 ‘Het licht zal niet lang meer bij u zijn,’ antwoordde Jezus. ‘Loop in het licht zolang het kan. Want als de duisternis u overvalt, ziet u de weg niet meer. 36 Vertrouw op het licht, zolang u het licht hebt. Dan zult u kinderen van het licht zijn.’ Daarna trok Hij Zich terug en verborg Zich voor hen.

37 Ondanks de vele wonderen die Hij voor hun ogen had gedaan, geloofden de meeste mensen niet dat Hij de Christus was. 38 Op hen waren de woorden van de profeet Jesaja van toepassing: ‘Here, wie heeft geloofd wat wij vertelden? Aan wie heeft U uw macht geopenbaard?’ 39 Jesaja heeft geschreven dat zij niet konden geloven. 40 ‘God heeft hun ogen blind en hun hart ongevoelig gemaakt. Hij wilde niet dat zij inzicht en begrip zouden krijgen. Anders zouden zij naar Hem terugkeren en Hij hen genezen.’ 41 Jesaja schreef hier over Jezus, want hij had zijn schitterende heerlijkheid gezien. 42 Toch waren er heel wat vooraanstaande Joden die wel geloofden dat Jezus de Christus was. Maar zij durfden er niet voor uit te komen, omdat zij bang waren dat de Farizeeën hen uit de synagoge zouden verjagen. 43 Zij vonden het belangrijker wat de mensen van hen zeiden, dan wat God van hen dacht.

44 ‘Wie op Mij vertrouwt,’ riep Jezus uit, ‘vertrouwt eigenlijk op Hem die Mij gestuurd heeft. 45 En wie Mij ziet, ziet Hem die Mij gestuurd heeft. 46 Ik ben als licht naar de wereld gekomen om ieder die op Mij vertrouwt uit het donker te halen. 47 Als iemand hoort wat Ik zeg en zich er niets van aantrekt, zal Ik niet over hem oordelen. Ik ben niet gekomen om te oordelen over de wereld, maar om haar te redden. 48 Over wie Mij afwijst en niet luistert naar wat Ik zeg, zal op de laatste dag een oordeel gegeven worden, en wel door het woord dat Ik gesproken heb. 49 Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar Ik heb gezegd wat Mij is opgedragen door mijn Vader die Mij heeft gestuurd. 50 Hij heeft Mij opgedragen de mensen eeuwig leven te geven. Daarom zeg Ik alleen wat mijn Vader Mij verteld heeft.’

Spreuken 9

De wijsheid heeft een huis voor zichzelf gebouwd en zeven pilaren gemaakt.
Het vlees is gebraden, de wijn staat klaar en de tafel is gedekt.
Zij heeft haar dienstmeisjes eropuit gestuurd en haar uitnodiging klinkt overal in de stad.
Wie slecht is, moet er zeker heen. Tegen de onverstandigen zegt zij:
‘Kom, eet van mijn brood en drink de wijn die ik heb klaargezet.
Keer alles wat slecht is de rug toe en leef, kies voor de weg van de ware wijsheid.’
Wie een spotter terechtwijst, krijgt alleen maar problemen. Wie een goddeloze bestraft, wordt schandalig behandeld.
Straf de spotter niet, want dan zal hij u gaan haten. Bestraft u echter een wijze, dan zal hij u dankbaar zijn.
Onderricht u de wijze, dan wordt hij nog wijzer. Onderwijst u de rechtvaardige, dan wordt hij verstandiger.
10 Eerbiedig ontzag voor de Here is de basis van alle wijsheid en het kennen van God geeft meer inzicht.
11 Want de wijsheid verlengt uw leven en God zal er jaren aan toevoegen.
12 Als u wijs bent, plukt u daar zelf de vruchten van. Bent u een spotter, dan draagt u de gevolgen alleen.
13 Een dwaze vrouw is losbandig, zij is onverstandig en heeft geen inzicht.
14 Zij zit bij haar huisdeur op een stoel, op een in het oog lopende plaats.
15 En voorbijgangers die haar geen blik waardig keuren, roept zij toe:
16 ‘Wie onverstandig is, moet hier komen!
17 Gestolen water smaakt goed, gestolen brood nog beter.’
18 Maar die voorbijganger weet niet dat haar huis het voorportaal van de hel is.

Efeziërs 2

Christus is onze vrede

Ook u bent door Hem tot leven geroepen, u, die eigenlijk al dood was, omdat u niet leefde zoals God wilde. U liep met de grote massa van deze wereld mee en deed dezelfde slechte dingen als zij. U gehoorzaamde de duivel, de leider en vorst van de geestelijke machten in de lucht, die nu nog actief is in de mensen die God ongehoorzaam zijn.

Zo was het ook met ons. Wij hebben allemaal aan onze slechte begeerten toegegeven. Wij hebben allemaal gedaan wat ons egoïsme ons ingaf. Door naar onze eigen natuur te leven, waren wij van nature onderworpen aan Gods toorn. Maar Gods liefde voor ons is zo groot dat Hij ons volledig gratie heeft verleend, zelfs al waren wij door onze overtredingen dood voor Hem. Hij heeft ons samen met Christus levend gemaakt! Wat een genade! Dat u gered bent, is enkel en alleen genade van God. Hij heeft ons, die één met Jezus Christus zijn, samen met Hem levend gemaakt en ook met Hem een plaats in de hemel gegeven. Door in de persoon van Jezus Christus zo goed voor ons te zijn, heeft God voor altijd laten zien hoe oneindig groot zijn goedheid is. Door uw geloof in Hem bent u gered en dat komt door zijn genade. Dat is niet uw eigen verdienste, maar een geschenk van God. Niemand zal zich erop kunnen beroemen het zelf gepresteerd te hebben. 10 God heeft ons één gemaakt met Jezus Christus met de bedoeling dat wij het goede zouden doen, want dat heeft Hij altijd al gewild.

11 Vergeet niet dat u van geboorte niet bij het volk van God hoort. De Joden noemen u minachtend de onbesnedenen. Dat besneden-zijn van hen betekent overigens niets meer dan dat er een snee in hun lichaam is gemaakt. 12 U leefde vroeger in elk geval zonder Christus en u stond volledig buiten de gemeenschap van Gods volk. De beloften die God had gedaan, golden toen nog niet voor u. U leefde zonder hoop en zonder God. 13 Maar nu u één met Christus bent, is er geen afstand meer tussen Gods volk en u. Doordat Christus zijn leven en zijn bloed voor u heeft gegeven, bent u dichtbij gekomen. 14 Want Hijzelf is onze vrede. Hij heeft u en ons tot één volk gemaakt door de muur van vijandschap die tussen ons in stond, af te breken. 15 Door voor ons te sterven, heeft Christus de wet, die de oorzaak van de scheiding was, buiten werking gesteld. Hij bracht de twee tegenstanders bij elkaar door hen tot een deel van Zichzelf te maken. Hij smeedde de twee, Jood en niet-Jood, samen tot één persoon en toen was er vrede. 16 Nu wij tot hetzelfde lichaam behoren, is de vijandschap verdwenen, want wij zijn allebei met God verzoend. Door het kruis is er een einde aan de tegenstelling gekomen.

17 Jezus kwam met het goede nieuws dat het vrede was, zowel voor u die ver van God was, als voor ons die dichter bij Hem leefden. 18 Door wat Jezus heeft gedaan, mogen wij, Joden en niet-Joden, vrij bij de Vader komen, in één Geest. 19 Voor God bent u nu geen vreemdelingen of buitenlanders meer, nee, u hebt dezelfde rechten als de Joodse christenen. U hoort nu ook bij het volk van God, bij zijn gezin. 20 U staat zo vast als een huis op de fundering van de apostelen en profeten en de belangrijkste steen, de hoeksteen, is Jezus Christus Zelf. 21 Hij houdt het hele gebouw bijeen. Wij vormen samen met Hem een heilige tempel voor God, een tempel die steeds groter wordt. 22 Ook u wordt door de Geest in dit gebouw, in dit huis van God, ingevoegd.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.