Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
Exodus 29

Tot priester gewijd

29 ‘Dit is het ceremonieel dat u moet volgen bij de priesterwijding van Aäron en zijn zonen: neem één jonge stier, twee gave rammen, ongezuurd brood en ongezuurde koeken die met olie zijn aangemaakt en ongezuurde, dunne koeken, met olie bestreken, allemaal van fijn tarwemeel gemaakt. 3,4 Leg deze in een mand en breng ze naar de ingang van de tabernakel, samen met de stier en de twee rammen.

Daar bij de ingang zullen Aäron en zijn zonen zich wassen. Daarna moet u Aäron kleden met zijn onderkleed, de mantel die onder het priesterkleed wordt gedragen, het priesterkleed zelf en de borsttas. Maak de riem van het priesterkleed vast, zet hem de tulband op en bevestig de gouden rozet eraan. Dan moet u hem zalfolie over het hoofd gieten. Daarna moet u Aärons zonen kleden met de ondermantels, geweven riemen en hoofddoeken. Zij zullen voor altijd priesters zijn. Op die manier moeten Aäron en zijn zonen tot priester worden gewijd.

10 Breng dan de jonge stier naar de tabernakel en laten Aäron en zijn zonen hun handen op zijn kop leggen. 11 Slacht de stier voor het oog van de Here bij de ingang van de tabernakel. 12 Strijk het bloed met de vinger aan de horens van het altaar en giet de rest uit aan de voet van het altaar. 13 Neem dan het vet dat de ingewanden bedekt, het aanhangsel van de lever en de beide nieren en het vet dat daaraan zit en verbrand het op het altaar. 14 Vlees, huid en de inhoud van de ingewanden van de stier moeten echter buiten het kamp worden verbrand als een offer voor de zonden.

15,16 Neem dan een van de twee rammen en laat Aäron en zijn zonen hun handen op zijn kop leggen. Slacht de ram en sprenkel zijn bloed rond het altaar. 17 Snijd hem in stukken en was daarna de ingewanden en de poten. 18 Leg die bij de kop en de andere stukken en verbrand ze samen op het altaar, het is een brandoffer voor de Here, een aangenaam offer in zijn ogen.

19,20 Neem dan de tweede ram en laat Aäron en zijn zonen hun handen op zijn kop leggen. Slacht het dier en verzamel zijn bloed. Strijk het bloed aan de rechter oorlel, de rechterduim en de rechter grote teen van Aäron en zijn zonen. De rest van het bloed moet over het altaar worden gesprenkeld. 21 Haal daarna wat bloed van het altaar en vermeng het met zalfolie. Sprenkel dat mengsel over Aäron en zijn zonen en over hun kleren. Zo zal hun kleding worden geheiligd voor de Here.

22 Neem van de tweede ram het vet, de vetstaart en het vet dat de ingewanden bedekt, het aanhangsel van de lever, de beide nieren en het vet dat daar zit, de rechterpoot—want het is een inwijdingsoffer voor Aäron en zijn zonen— 23 één brood, één geoliede broodkoek en één dunne koek uit de mand met ongezuurde broden die u voor de Here had gezet. 24 Leg dit alles in de handen van Aäron en zijn zonen om het voor de Here omhoog te heffen. 25 Neem het hen daarna uit handen en verbrand het op het altaar als een aangenaam ruikend brandoffer voor de Here. 26 Neem dan het borststuk van Aärons inwijdingsram in uw handen en hef het voor de Here omhoog. Daarna mag u het voor uzelf houden. 27 Geef het borststuk en de dij van de inwijdingsram 28 aan Aäron en zijn zonen. De Israëlieten moeten dit deel van hun offers—zowel vredeoffers als dankoffers—afstaan als een gave voor de Here. 29 De heilige kleren van Aäron moeten worden bewaard voor de inwijding van de nakomeling die hem opvolgt. 30 De nakomeling van Aäron die na hem hogepriester wordt, moet deze kleren zeven dagen dragen, voordat hij de Here gaat dienen in de tabernakel en het Heilige.

31 Kook het vlees van de inwijdingsram op een heilige plaats. 32 Daarna moeten Aäron en zijn zonen het vlees en het brood uit de korf bij de ingang van de tabernakel opeten. 33 Zij zijn de enigen die dit voedsel, dat werd gebruikt bij hun inwijdingsceremonie, mogen eten. Gewone mensen mogen er niet van eten, want het is bijzonder en heilig voedsel. 34 Als er iets van het vlees of het brood tot de volgende ochtend blijft liggen, verbrand het dan, het mag niet worden gegeten, want het is heilig.

35 Op deze manier moeten Aäron en zijn zonen tot priester worden gewijd. De inwijdingsceremonie moet zeven dagen lang worden herhaald.

36 Elke dag moet een jonge stier worden geofferd als zondoffer voor de verzoening. Ontzondig het altaar door dit verzoeningsoffer te brengen en giet er zalfolie overheen om het te heiligen. 37 Zeven dagen lang moet het altaar worden verzoend en daarna moet het worden geheiligd met zalfolie, zodat het ten slotte allerheiligst is, alles wat daarna in contact komt met het altaar zal heilig zijn voor de Here. 38 Offer elke dag twee eenjarige lammeren op het altaar, 39 één ʼs ochtends en één ʼs avonds. 40 Samen met het lam van de ochtend moeten 2,2 liter fijn meel, aangemaakt met één liter geperste olijfolie en een plengoffer van één liter wijn worden geofferd. 41 Offer het andere lam tegen de avond, samen met het meel en het plengoffer van wijn, zodat het een aangenaam reukoffer voor de Here wordt. 42 Dit is een verplicht dagelijks offer dat voor de Here bij de ingang van de tabernakel moet worden gebracht, daar waar Ik u zal ontmoeten en met u zal spreken. 43 Daar zal Ik hen ontmoeten en zij zullen een voor een worden geheiligd door mijn heerlijkheid. 44 Ja, Ik zal de tabernakel, het altaar en Aäron en zijn zonen, mijn priesters, heiligen. 45 Ik zal te midden van de Israëlieten wonen en hun God zijn. 46 Zij zullen weten dat Ik, de Here, hun God ben die hen uit Egypte heeft bevrijd om in hun midden te wonen. Ik ben de Here, hun God.’

Johannes 8

Vergeving voor de overspelige vrouw

Jezus bracht de nacht door op de Olijfberg. De volgende morgen was Hij alweer vroeg in de tempel. De mensen kwamen om Hem heen staan en luisterden naar Hem. De bijbelgeleerden en Farizeeën brachten een vrouw bij Hem die op overspel was betrapt. Zij duwden haar midden in de kring en zeiden: ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt terwijl zij overspel pleegde. In de wet van Mozes staat dat wij zoʼn vrouw moeten stenigen. Wat is uw mening?’ Zij waren erop uit Hem in de val te laten lopen. Dan zouden zij een reden hebben om Hem aan te klagen. Jezus ging op zijn hurken zitten en schreef met zijn vinger in het stof. Toen zij bleven aandringen, stond Hij op en zei: ‘Laat hij die zelf nooit zondigt, de eerste steen maar gooien!’ Hij hurkte opnieuw en begon weer te schrijven. Na deze woorden dropen de mannen één voor één af, de leiders het eerst. Jezus bleef alleen met de vrouw achter. 10 Hij stond op en vroeg: ‘Waar is iedereen? Heeft niemand u veroordeeld?’

11 ‘Nee, Here,’ antwoordde zij. ‘Wel,’ zei Jezus, ‘Ik veroordeel u ook niet. Ga maar en zondig voortaan niet meer.’

Jezus, het licht van de wereld

12 Jezus richtte Zich weer tot de mensen en zei: ‘Ik ben het licht van de wereld. Wie Mij volgt, zal nooit in de duisternis leven, maar hij zal het licht hebben dat Leven geeft.’ 13 ‘Daar zegt U nogal wat,’ merkten de Farizeeën op. ‘Er is geen enkel bewijs dat U de waarheid spreekt.’ 14 Jezus antwoordde: ‘Toch is het waar, ook al ben Ik het Zelf die het zegt. Want Ik weet waar Ik vandaan kom en waar Ik heenga. Maar u weet daar niets van. 15 U oordeelt met menselijke maatstaven, Ik oordeel niemand. 16 En zelfs als Ik het wel zou doen, zou mijn oordeel betrouwbaar zijn. Want Ik ben niet alleen, maar samen met de Vader die Mij gestuurd heeft. 17 In uw wet staat dat als twee getuigen hetzelfde zeggen, hun getuigenis rechtsgeldig is. 18 Ik ben Zelf de ene Getuige. De ander die voor Mij getuigt, is mijn Vader die Mij gestuurd heeft.’ 19 ‘Waar is uw Vader dan?’ vroegen zij. Hij antwoordde: ‘U weet niet wie Ik ben en ook niet wie mijn Vader is. Als u Mij zou kennen, zou u ook mijn Vader kennen.’ 20 Dit zei Jezus terwijl Hij de mensen toesprak in het gedeelte van de tempel waar de collectekisten stonden. Hij werd niet gevangengenomen, omdat het zijn tijd nog niet was.

Het gezag van Jezus

21 Hierna zei Jezus: ‘Ik ga weg en u zult Mij zoeken. Maar waar Ik heenga, kunt u niet komen. U zult sterven zonder dat uw zonden vergeven zijn.’ 22 ‘Waarom zegt Hij: “Waar Ik heenga, daar kunt u niet komen?” ’ vroegen de Joden verwonderd. ‘Zou Hij soms zelfmoord willen plegen?’ 23 Jezus zei: ‘U bent van hier beneden, Ik ben van boven. U bent van deze wereld, maar Ik niet. 24 Daarom heb Ik gezegd dat u zult sterven zonder dat uw zonden vergeven zijn. Want als u niet gelooft dat Ik ben die Ik ben, zult u sterven zonder vergeving te hebben ontvangen.’ 25 ‘Maar wie bent U dan?’ vroegen zij en Jezus antwoordde: ‘Dat heb Ik vanaf het begin al verteld. 26 Ik zou veel over u kunnen zeggen en u veroordelen. Maar dat zal Ik niet doen. Ik vertel de wereld alleen wat Ik gehoord heb van Hem die Mij gestuurd heeft. Hij spreekt de waarheid.’ 27 Maar zij begrepen niet dat Hij het over de Vader had. 28 Jezus zei: ‘Wanneer u Mij, de Mensenzoon, omhooggeheven en gedood hebt, zult u weten wie Ik ben. Dan zal het u duidelijk zijn dat Ik niet mijn eigen wil doe, maar alleen zeg wat de Vader Mij geleerd heeft. 29 Hij is bij Mij. Hij heeft Mij nooit verlaten, omdat Ik altijd doe wat Hij wil.’

30 Toen Hij dit zei, geloofden velen dat Hij de Christus was. 31 Jezus zei tegen de Joden die in Hem geloofden: ‘Als u zich houdt aan wat Ik zeg, bent u werkelijk mijn leerlingen. 32 Dan zult u de waarheid kennen en door de waarheid bevrijd worden.’ 33 ‘Wij zijn nooit slaven geweest,’ zeiden zij. ‘Wij stammen af van Abraham. Hoe kunt u dan zeggen dat wij bevrijd moeten worden?’ 34 ‘Vergis u niet,’ antwoordde Jezus. ‘Ieder die zondigt, is een slaaf van de zonde. 35 Een slaaf heeft geen blijvende plaats in het huis, maar een zoon wel. 36 Als u door de Zoon van God wordt bevrijd, zult u werkelijk vrij zijn. 37 Ik weet heel goed dat u van Abraham afstamt. Toch probeert u Mij te doden, omdat mijn boodschap niet tot uw hart doordringt. 38 Ik vertel wat Ik bij mijn Vader gezien heb en u doet wat u van uw vader hebt gehoord.’ 39 ‘Abraham is onze vader,’ zeiden zij. ‘Als u kinderen van Abraham bent,’ antwoordde Jezus, ‘volg dan zijn goede voorbeeld. 40 Maar in plaats daarvan probeert u Mij te doden. Ik heb u nog wel de waarheid verteld, die Ik van God gehoord heb. Zoiets zou Abraham nooit doen. 41 U doet precies hetzelfde als uw echte vader.’ ‘Wij zijn niet uit ontucht geboren!’ protesteerden zij. ‘Niemand anders dan God is onze Vader.’

42 Jezus zei: ‘Als God uw Vader was, zou u van Mij houden. Want Ik ben van God uit naar u toegekomen. Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar God heeft Mij gestuurd. 43 Waarom begrijpt u niet wat Ik zeg? Omdat u niet in staat bent mijn woorden aan te horen. 44 U bent kinderen van de duivel en doet graag wat hij wil. Hij is al sinds het begin een moordenaar en heeft altijd buiten de waarheid gestaan, want de waarheid is hem vreemd. Hij kan alleen maar liegen, hij is de bron van de leugen. 45 Omdat Ik de waarheid spreek, gelooft u Mij niet. 46 Wie van u kan Mij beschuldigen van iets slechts? Ik spreek de waarheid. Waarom gelooft u Mij dan niet? 47 Wie bij God hoort, begrijpt wat Hij zegt. Omdat u niet bij God hoort, begrijpt u Hem niet.’

48 ‘Hebben wij niet gezegd dat U een Samaritaan bent?’ zeiden de Joden. ‘U bent bezeten.’ 49 ‘Ik ben niet bezeten,’ antwoordde Jezus. ‘Ik eer mijn Vader, maar u doet niets anders dan Mij beledigen. 50 Ik ben overigens niet op mijn eigen eer uit. God geeft Mij eer en Hij is degene die oordeelt. 51 Onthoud dit: wie doet wat Ik zeg, zal nooit sterven.’ 52 ‘Nu weten wij zeker dat U bezeten bent,’ zeiden de Joden. ‘Abraham en de profeten zijn allemaal gestorven en U beweert dat ieder die doet wat U zegt, niet zal sterven. 53 U denkt toch zeker niet dat U meer bent dan onze stamvader Abraham? Hij en de profeten zijn gestorven. Wat verbeeldt U Zich wel?’

54 ‘Als Ik Mijzelf zou verheerlijken,’ antwoordde Jezus, ‘zou dat niets betekenen. Maar mijn Vader verheerlijkt Mij. En u zegt dat Hij uw God is. 55 U hebt Hem nooit leren kennen. Ik ken Hem wel. Als Ik zou zeggen dat Ik Hem niet ken, zou Ik een leugenaar zijn, net als u. Maar Ik ken Hem en doe wat Hij zegt. 56 Abraham keek met blijdschap uit naar mijn komst. Hij zag Mij komen en was erg blij.’ 57 ‘U bent nog geen vijftig jaar en U hebt Abraham al gezien?’ zeiden de Joden. 58 ‘Het is zoals Ik zeg,’ antwoordde Jezus. ‘Ik ben, al van voordat Abraham werd geboren.’ 59 Dit was voor hen aanleiding om stenen te pakken met de bedoeling Hem te stenigen. Maar Jezus verliet ongemerkt de tempel.

Spreuken 5

Mijn woorden getuigen van wijsheid, mijn zoon, dus luister goed naar mijn verstandige lessen.
Dan leer je bedachtzaam te leven en kun je mijn wijsheid met anderen delen.
Want de vrouw die niet de jouwe is, fluistert lieve woordjes met haar gladde tong.
Maar trap je erin, dan leer je dat schijn bedriegt, want wat ten slotte overblijft, is bitterheid.
Zij volgt een weg die naar de dood leidt, haar voeten brengen haar rechtstreeks naar de hel.
Haar woorden en daden draaien je een rad voor de ogen, zodat je haast ongemerkt de levensweg verlaat.
Maar, kinderen, luister naar mij en houd je aan wat ik zeg.
Blijf bij haar vandaan en ga niet naar haar huis.
Laat je eer en aanzien niet bij haar achter, stel je beste jaren niet in de waagschaal en lever jezelf niet uit aan meedogenloze mensen.
10 Geef vreemden niet de kans om op jouw zak te teren en je zuurverdiende geld erdoor te jagen.
11 Zodat je het ten slotte, wanneer je lichamelijk en geestelijk aan het eind bent,
12 niet uitschreeuwt: ‘Waarom haatte ik die wijze lessen?
13 Waarom luisterde ik niet naar vermaning en vergat wat mijn leermeesters mij leerden?
14 Ik had mij bijna diep schuldig gemaakt voor ieders ogen.’
15 Drink water uit je eigen voorraadvat, helder vocht uit je eigen bron.
16 Laten je fonteinen niet naar buiten spuiten, noch je waterstromen de straten overspoelen.
17 Laat ze alleen van jou zijn en deel ze niet met een vreemde.
18 Je waterbron zal gezegend zijn en wees blij en tevreden met je jonge vrouw.
19 Zij is lieflijk en charmant. Laten haar borsten je steeds weer het hoofd op hol brengen en laat je overspoelen door haar liefde.
20 Mijn zoon, waarom zou je het bij een vreemde zoeken en liefde bedrijven met een onbekende?
21 Want de Here ontgaat niets en zijn ogen volgen iedereen, waar hij ook gaat.
22 De goddeloze zal in zijn eigen kwaad verstrikt raken, zijn zonden zullen hem als boeien omknellen.
23 Hij zal sterven, omdat hij waarschuwing en wijsheid afwees, en ronddwalen in de doolhof van zijn dwaasheden.

Galaten 4

Zorg om de gemeenten in Galatië

Ik bedoel dit: zolang een erfgenaam minderjarig is, is hij niet beter af dan een slaaf, ook al zijn alle bezittingen van hem. Hij heeft er pas iets aan als hij meerderjarig is en tot die tijd moet hij doen wat zijn voogden en de beheerders van de erfenis hem zeggen. Pas als hij de leeftijd heeft bereikt die zijn vader in het testament heeft genoemd, mag hij met de erfenis doen wat hij zelf wil. Zo was het ook met ons voordat Christus kwam. Wij waren slaven van de machten van de wereld, want wij dachten dat die ons konden redden. Maar toen de juiste tijd gekomen was, de tijd die God daarvoor had bepaald, stuurde God zijn Zoon, die als mens uit een vrouw werd geboren en aan de wet onderworpen was. Hij zou ons vrijkopen van die wet, zodat God ons als zijn kinderen kon aannemen. En omdat wij zijn kinderen zijn, heeft God de Geest van zijn Zoon in ons hart gegeven, zodat wij God echt kunnen aanspreken met Vader. U bent dus niet langer slaven, maar Gods eigen kinderen. Als zijn kinderen hebt u recht op alles wat Hij bezit.

Toen u God nog niet kende, onderwierp u zich aan goden die helemaal geen goden zijn. Maar hoe kunt u, nu u God hebt leren kennen (of, beter gezegd: nu God ú kent), daar weer naar teruggaan? Wilt u soms weer slaven worden van de armzalige en krachteloze wereldmachten? 10 U bepaalt uw aandacht bij dagen, maanden, seizoenen en jaren. 11 U mag wel weten dat ik mij zorgen maak om u. Ik ben bang dat alles wat ik voor u heb gedaan, voor niets geweest is.

12 Beste vrienden, stelt u zich eens voor in mijn plaats, zoals ik mij in uw plaats heb gesteld. Niet dat u mij iets hebt aangedaan. 13 Want toen ik u voor het eerst iets over Jezus Christus vertelde, was ik lichamelijk zwak, 14 maar dat heeft u er niet van weerhouden mij welkom te heten als een boodschapper van God, ja, als Christus Jezus Zelf. Hoewel dat vast niet meeviel, hebt u niets laten merken van enige afkeer of iets dergelijks. 15 Wat is er over van de blijdschap en het geluk van toen? Ik moet zeggen dat u toen bijzonder op mij gesteld was. U zou bij wijze van spreken uw eigen ogen hebben uitgerukt om die aan mij te geven. 16 Ben ik, omdat ik u de waarheid heb gezegd, opeens uw vijand geworden? 17 De valse leraren, die zo graag bij u in de gunst willen komen, doen dat niet voor uw bestwil. Nee, zij proberen een wig tussen u en ons te drijven om u helemaal voor zichzelf te hebben.

18 Inspanning voor een goede zaak is natuurlijk prachtig. Maar u moet dat altijd doen, niet alleen als ik bij u ben. 19 Mijn kinderen, u doet mij echt weer verdriet. Ik voel dezelfde pijn als een vrouw die bevalt. Zo sterk is mijn verlangen dat Christus in u zichtbaar wordt. 20 Het liefst zou ik nu bij u zijn, dan zou ik u op een andere toon kunnen toespreken. Want ik weet eigenlijk niet wat ik met u aanmoet.

21 Luister, vrienden, u denkt nu wel dat u de wet moet gehoorzamen, maar probeer dan eens te ontdekken wat er precies in die wet staat. 22 Er staat namelijk in dat Abraham twee zonen had, een van zijn jonge slavin Hagar en een van zijn eigen, vrije vrouw Sara. 23 Dat Hagar een kind van Abraham kreeg, was een natuurlijke zaak. Maar Sara kreeg pas een kind nadat God het aan Abraham had beloofd. 24 Dit is een beeld met een diepere betekenis, waaruit blijkt dat God twee keer een verbond met de mens heeft gesloten. Het ene op grond van een wet, het andere op grond van een belofte. 25 Het verbond van de wet werd gesloten op de berg Sinaï, in Arabië, daar verwijst Hagar naar. De slavin Hagar is het symbool van het tegenwoordige Jeruzalem, de moederstad van de Joden. Haar kinderen leven allemaal onder de slavernij van de wet. 26 Maar onze moederstad is het hemelse Jeruzalem en zij is vrij, zij is geen slavin van de wet. 27 Dat bedoelde de profeet Jesaja ook toen hij zei: ‘Kinderloze vrouw, wees blij! Jubel het uit van vreugde, al bent u nooit moeder geworden. Want de verlaten vrouw heeft meer kinderen dan de vrouw die een man heeft.’

28 En u bent, net als Isaak, kinderen die God aan Abraham heeft beloofd. 29 Zoals de zoon van de vrije vrouw vervolgd werd door de zoon van de slavin, worden nu de mensen die uit de Heilige Geest geboren zijn, vervolgd door hen die onder de slavernij van de wet leven. 30 Maar in de Boeken staat dat tegen Abraham werd gezegd: ‘Stuur de slavin en haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal de erfenis niet delen met de zoon van de vrije vrouw.’ 31 Nu, broeders en zusters, wij zijn geen kinderen van de slavin, die zich aan de wet moeten houden. Nee, wij zijn kinderen van de vrije vrouw.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.