Print Page Options Listen to Reading
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the EHV. Switch to the EHV to read along with the audio.

Het Boek (HTB)
Version
1 Samuël 15-16

Gehoorzaamheid gaat boven offers

15 Op een dag zei Samuël tegen Saul: ‘Ik kroonde u tot koning van Israël omdat God mij dat opdroeg. Zorg ervoor dat u Hem gehoorzaamt. Dit is zijn gebod aan u: “Ik heb besloten een oude rekening met de Amalekieten te vereffenen, omdat zij mijn volk hebben aangevallen toen de Israëlieten uit Egypte kwamen. Ga er op af en vernietig hen: mannen, vrouwen, kleine kinderen, babyʼs, ossen, schapen, kamelen en ezels.” ’

Saul verzamelde zijn leger bij Telaïm: een troepenmacht van tweehonderdduizend man met nog eens tienduizend man uit Juda. Toen Saul bij de stad van de Amalekieten was aangekomen, legde hij een hinderlaag in een lager gelegen dal daar vlakbij. Saul stuurde een boodschap naar de Kenieten met de waarschuwing dat zij de Amalekieten moesten verlaten, als zij niet ook vernietigd wilden worden. ‘Want u was vriendelijk voor de Israëlieten toen zij uit het land Egypte kwamen,’ liet hij hun weten. Daarom pakten de Kenieten hun bezittingen bij elkaar en verlieten het land van de Amalekieten. Daarna versloeg Saul de Amalekieten, van Chawila tot Sur, dat ten oosten van Egypte ligt. Hij nam koning Agag van Amalek gevangen. Alle anderen doodde hij. Saul en zijn mannen spaarden echter de beste exemplaren van de schapen en ossen en de vetste lammeren, eigenlijk alles wat zij wel konden gebruiken. Alleen de zwakke dieren en waardeloze voorwerpen vernietigden zij.

10 Toen zei de Here tegen Samuël: 11 ‘Ik heb er spijt van dat Ik Saul ooit koning heb gemaakt, want hij heeft geweigerd Mij te gehoorzamen.’ Samuël was zo geschokt door de woorden van God dat hij de hele nacht tot de Here bleef bidden. 12 De volgende morgen vroeg ging hij op zoek naar Saul. Iemand vertelde hem dat Saul naar de berg Karmel was gegaan om een monument voor zichzelf op te richten en dat hij daarna naar Gilgal was gegaan. 13 Toen Samuël hem ten slotte vond, begroette Saul hem met de woorden: ‘Moge de Here u zegenen. U ziet het, ik heb het bevel van de Here uitgevoerd!’ 14 ‘Maar wat heeft dat geblaat van schapen en geloei van ossen dat ik hoor, dan te betekenen?’ vroeg Samuël. 15 ‘Het leger heeft de beste schapen en ossen in leven gelaten,’ gaf Saul toe, ‘maar zij gaan ze offeren aan de Here, uw God, al het andere hebben wij vernietigd.’ 16 Maar Samuël legde hem het zwijgen op: ‘Stil! Luister naar wat de Here mij de afgelopen nacht heeft gezegd!’ ‘Wat was dat dan?’ vroeg Saul. 17 Samuël vertelde hem: ‘Toen u nog geen hoge dunk van uzelf had, liet de Here u zalven tot koning van Israël. 18 Hij gaf u een duidelijke opdracht: “Ga en vernietig de boosdoeners, de Amalekieten, tot zij allemaal dood zijn.” 19 Waarom gehoorzaamde u de Here dan niet? Waarom was u zo belust op buit en deed u precies wat de Here had verboden?’ 20 ‘Maar ik héb de Here gehoorzaamd,’ verdedigde Saul zich. ‘Ik heb gedaan wat Hij mij heeft opgedragen, ik heb koning Agag meegebracht en alle anderen gedood. 21 Maar omdat mijn troepen het wilden, vond ik het goed dat de beste schapen en ossen en de rest van de buit in Gilgal aan de Here, uw God, zouden worden geofferd.’ 22 Samuël antwoordde echter: ‘Heeft de Here net zoveel genoegen in uw brandoffers en geschenken als in uw gehoorzaamheid? Gehoorzaamheid is Hem veel meer waard dan offers. Hij heeft liever dat u naar Hem luistert dan dat u Hem het vet van de rammen offert. 23 Want opstandigheid is net zo erg als toverij en koppigheid is net zo erg als aanbidding van afgodsbeelden. Omdat u het woord van de Here in de wind hebt geslagen, heeft Hij het koningschap van u afgenomen.’ 24 ‘Ik heb gezondigd,’ gaf Saul toe. ‘Ja, ik heb het gebod van de Here en uw aanwijzingen niet opgevolgd, omdat ik bang was voor het volk en deed wat het mij vroeg. 25 Vergeef mij alstublieft en ga met mij mee om de Here te aanbidden.’ 26 Maar Samuël weigerde: ‘Ik ga niet met u mee. Omdat u het gebod van de Here niet hebt gehoorzaamd, heeft Hij u verworpen. U zult niet langer koning van Israël zijn.’ 27 Toen Samuël zich omdraaide om weg te gaan, greep Saul hem vast bij de zoom van zijn mantel, maar die scheurde af. 28 Samuël reageerde daarop met de woorden: ‘De Here heeft het koninkrijk Israël vandaag van u losgescheurd en het aan iemand gegeven die beter is dan u. 29 God op wie het vertrouwen van Israël rust, liegt niet en kent ook geen berouw, want Hij is geen mens!’ 30 Saul drong bij Samuël aan: ‘Ik heb gezondigd, maar alstublieft, eer mij in de ogen van de leiders en het volk door met mij mee te gaan om de Here, uw God, te aanbidden.’ 31 Samuël stemde daarin toe en keerde met Saul terug, die zich in aanbidding voor de Here neerboog.

32 Toen zei Samuël: ‘Breng koning Agag bij mij.’ Onbezorgd verscheen Agag voor Samuël, want hij dacht dat hij zou worden gespaard. 33 Samuël zei tegen hem: ‘Net zoals uw zwaard vrouwen van hun kinderen heeft beroofd, zal nu ook úw moeder kinderloos worden.’ Daarna hakte hij hem voor de ogen van de Here in Gilgal in stukken. 34 Samuël ging hierna terug naar Rama en Saul begaf zich naar zijn woonplaats Gibea. 35 Samuël zag Saul hierna nooit weer, maar bleef toch voortdurend om hem treuren. En de Here had er spijt van dat Hij Saul koning over Israël had gemaakt.

David door Samuël gezalfd

16 Ten slotte zei de Here tegen Samuël: ‘U hebt nu lang genoeg getreurd om het feit dat Ik Saul als koning van Israël heb verworpen. Vul een hoorn met olie, ga naar Bethlehem en zoek daar Isaï op. Ik heb een van zijn zonen uitgekozen om koning te worden.’ Samuël vroeg: ‘Hoe kan ik dat nu doen? Als Saul dat hoort, zal hij mij zeker doden.’ ‘Neem een kalf mee,’ zei de Here, ‘en zeg dat u bent gekomen om de Here een offer te brengen. Roep Isaï dan bij het offer en Ik zal u laten zien welke van zijn zonen u voor Mij moet zalven.’

Samuël voerde de opdracht van de Here uit. Toen hij in Bethlehem kwam, kwamen de leiders van de stad angstig naar hem toe. ‘Wat is er mis?’ vroegen zij. ‘Niets om u bezorgd over te maken,’ antwoorddde Samuël. ‘Ik ben gekomen om de Here een offer te brengen. Reinig uzelf, dan kunt u eraan deelnemen.’ Hij voerde zelf de reinigingsvoorschriften uit bij Isaï en zijn zonen en nodigde ook hen uit. Toen zij arriveerden en Samuël Eliab zag, dacht hij: ‘Dat moet de man zijn die de Here heeft gekozen!’ Maar de Here zei tegen hem: ‘Beoordeel een man niet op zijn uiterlijk of zijn lengte, want dit is niet de man die Ik bedoel. Ik beslis op andere gronden dan u! De mensen beoordelen iemand naar zijn uiterlijk, maar Ik kijk naar zijn gedachten en hoe hij innerlijk is.’ Toen riep Isaï zijn zoon Abinadab naar voren en stuurde hem naar Samuël. Maar Samuël zei: ‘Hij is het ook niet.’ Daarna was Samma aan de beurt, maar ook nu zei Samuël: ‘Nee, dit is hem evenmin.’ 10,11 Zeven zonen stelden zich aan Samuël voor maar de Here had geen van hen uitgekozen. Samuel vroeg aan Isaï: ‘Heb ik nu al uw zonen gezien?’ ‘Nee, mijn jongste zoon is niet hier. Hij is bij de schapen in het veld,’ vertelde Isaï hem. ‘Laat hem meteen halen,’ beval Samuël, ‘want wij gaan pas eten wanneer hij hier is.’ 12 Isaï liet hem halen. Het was een knappe jongen met rood haar en vriendelijke ogen. De Here zei: ‘Dit is degene die Ik bedoel, sta op en zalf hem.’

13 En terwijl David daar tussen zijn broers stond, pakte Samuël de olie die hij had meegebracht en goot die over Davids hoofd. Op dat moment kwam de Geest van de Here over David en vervulde hem vanaf die dag. Samuël keerde hierna terug naar Rama.

14 Maar de Geest van de Here had Saul verlaten en in plaats daarvan stuurde de Here hem een boze geest, die hem depressief en angstig maakte. 15 Enkele dienaren stelden hem voor dat hij iets moest doen om daarvan te genezen. 16 ‘Wij zullen een goede harpspeler zoeken, die kan dan voor u spelen, telkens als u last hebt van die martelende geest,’ zeiden zij. ‘De harpmuziek zal u kalmeren en u er snel weer bovenop brengen.’ 17 ‘Goed,’ zei Saul, ‘zoek maar een goede harpspeler.’ 18 Een van zijn dienaren zei: ‘Ik ken een jongen in Bethlehem, de zoon van een zekere Isaï, die niet alleen goed de harp bespeelt, maar ook moedig, sterk en knap is. Bovendien heeft hij een goed en betrouwbaar oordeel. En wat nog belangrijker is,’ voegde hij eraan toe, ‘de Here is met hem.’

19 Dus stuurde Saul boodschappers naar Isaï met de vraag of hij zijn zoon David, de schaapherder, naar hem toe wilde sturen. 20 Isaï stuurde David toen naar het hof en gaf hem een bokje en een ezel, beladen met brood en wijn, mee. 21 Bij de eerste oogopslag kreeg Saul bewondering en genegenheid voor David, en David werd zijn wapenknecht. 22 Saul schreef Isaï: ‘Laat David bij mij aan het hof blijven, want ik ben erg op hem gesteld.’ 23 En steeds als de geest die God had gestuurd Saul dwars zat, speelde David op de harp, zodat Saul zich beter ging voelen en de boze geest hem met rust liet.

Johannes 8:1-20

Vergeving voor de overspelige vrouw

Jezus bracht de nacht door op de Olijfberg. De volgende morgen was Hij alweer vroeg in de tempel. De mensen kwamen om Hem heen staan en luisterden naar Hem. De bijbelgeleerden en Farizeeën brachten een vrouw bij Hem die op overspel was betrapt. Zij duwden haar midden in de kring en zeiden: ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt terwijl zij overspel pleegde. In de wet van Mozes staat dat wij zoʼn vrouw moeten stenigen. Wat is uw mening?’ Zij waren erop uit Hem in de val te laten lopen. Dan zouden zij een reden hebben om Hem aan te klagen. Jezus ging op zijn hurken zitten en schreef met zijn vinger in het stof. Toen zij bleven aandringen, stond Hij op en zei: ‘Laat hij die zelf nooit zondigt, de eerste steen maar gooien!’ Hij hurkte opnieuw en begon weer te schrijven. Na deze woorden dropen de mannen één voor één af, de leiders het eerst. Jezus bleef alleen met de vrouw achter. 10 Hij stond op en vroeg: ‘Waar is iedereen? Heeft niemand u veroordeeld?’

11 ‘Nee, Here,’ antwoordde zij. ‘Wel,’ zei Jezus, ‘Ik veroordeel u ook niet. Ga maar en zondig voortaan niet meer.’

Jezus, het licht van de wereld

12 Jezus richtte Zich weer tot de mensen en zei: ‘Ik ben het licht van de wereld. Wie Mij volgt, zal nooit in de duisternis leven, maar hij zal het licht hebben dat Leven geeft.’ 13 ‘Daar zegt U nogal wat,’ merkten de Farizeeën op. ‘Er is geen enkel bewijs dat U de waarheid spreekt.’ 14 Jezus antwoordde: ‘Toch is het waar, ook al ben Ik het Zelf die het zegt. Want Ik weet waar Ik vandaan kom en waar Ik heenga. Maar u weet daar niets van. 15 U oordeelt met menselijke maatstaven, Ik oordeel niemand. 16 En zelfs als Ik het wel zou doen, zou mijn oordeel betrouwbaar zijn. Want Ik ben niet alleen, maar samen met de Vader die Mij gestuurd heeft. 17 In uw wet staat dat als twee getuigen hetzelfde zeggen, hun getuigenis rechtsgeldig is. 18 Ik ben Zelf de ene Getuige. De ander die voor Mij getuigt, is mijn Vader die Mij gestuurd heeft.’ 19 ‘Waar is uw Vader dan?’ vroegen zij. Hij antwoordde: ‘U weet niet wie Ik ben en ook niet wie mijn Vader is. Als u Mij zou kennen, zou u ook mijn Vader kennen.’ 20 Dit zei Jezus terwijl Hij de mensen toesprak in het gedeelte van de tempel waar de collectekisten stonden. Hij werd niet gevangengenomen, omdat het zijn tijd nog niet was.

Psalmen 110

110 Een psalm van David.

Dit sprak de Here tot mijn Heer:
‘Kom naast Mij zitten, aan mijn rechterhand,
totdat Ik uw vijanden aan u onderworpen heb.’
De Here laat u machtig heersen vanuit Sion.
U bent de overwinnaar over al uw tegenstanders.
Uw volk volgt u graag
als u het oproept voor de strijd.
Al heel vroeg in de morgen verschijnen
de sterke jongemannen in prachtige kleding.
De Here heeft een eed afgelegd
waarvan Hij nimmer spijt krijgt:
‘U bent de eeuwige priester,
zoals ook Melchisedek mijn priester was.’
De Here is aan uw rechterzijde
en verlaat u niet.
Op de dag van zijn toorn
vernietigt Hij de koningen van deze aarde.
Hij spreekt het vonnis over de ongelovigen uit
en de lijken stapelen zich op.
Hij vernietigt hen, waar zij ook zijn.
Onderweg lest Hij zijn dorst bij een beek
en Hij draagt het hoofd fier opgeheven.

Spreuken 15:8-10

De Here verafschuwt het offer van de goddelozen, maar een oprecht gebed doet Hem goed.
De Here verafschuwt goddeloos gedrag, maar wie zich toelegt op oprechtheid, zal Hij liefhebben.
10 Onderwijs en berisping zijn onaangenaam voor wie de goede weg verlaat. Wie terechtwijzing haat, gaat de dood tegemoet.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.