Print Page Options Listen to Reading
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the GW. Switch to the GW to read along with the audio.

Het Boek (HTB)
Version
Deuteronomium 28

Gehoorzaamheid en zegen

28 ‘Als u deze wetten en regels van de Here, uw God, die ik u vandaag bekend maak, volledig gehoorzaamt, zal Hij u boven alle volken van de aarde verheffen. 2-6 Dit zijn de zegeningen die over u zullen komen, als u luistert naar de stem van de Here uw God: gezegend zult u zijn in de stad en in het veld, U zult gezegend zijn met veel kinderen, grote oogsten, grote kudden van kleinvee en rundvee, met fruit en brood. U zult gezegend zijn waar u binnenkomt en waar u naar buiten gaat. De Here zal uw vijanden voor u verslaan, zij zullen samen tegen u optrekken, maar nog voor de strijd begint, zullen zij in zeven richtingen uiteen worden gejaagd. De Here zal u zegenen met goede oogsten en gezond vee en u voorspoed geven bij alles wat u doet, wanneer u aankomt in het land dat de Here uw God u geeft. Hij zal u veranderen in een heilig volk dat Hem is toegewijd, dit heeft Hij met een eed beloofd als u Hem gehoorzaamt en als u de weg volgt die Hij wijst.

10 Alle mensen op aarde zullen zien dat u de Here toebehoort en zij zullen ontzag voor u hebben. 11 De Here zal u een overvloed van goede dingen geven in het land, precies zoals Hij heeft beloofd: veel kinderen, veel vee en grote oogsten. 12 Hij zal zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u openen en op tijd regen laten komen om u elk seizoen goede oogsten te geven. Hij zal alles zegenen wat u doet, u zult aan vele volken lenen, maar u zult niet van hen hoeven te lenen. 13 Als u alleen maar luistert en gehoorzaamt aan de geboden van de Here, uw God, die ik u vandaag geef, zult u in alles voorop lopen en niet achteraan komen en zal uw weg altijd omhoog voeren. 14 Maar al deze zegeningen krijgt u alleen als u niet afwijkt van de wetten die ik u heb gegeven, noch naar rechts, noch naar links en ook mag u nooit andere goden aanbidden.

15-19 Als u niet naar de Here uw God luistert en deze wetten die ik u vandaag geef, niet wilt gehoorzamen, zullen al deze vervloekingen over u komen: u zult vervloekt zijn in de stad en in het veld, vervloekt zal uw fruit en brood zijn; u zult de vloek dragen van een onvruchtbare moederschoot; uw oogsten zullen vervloekt zijn en er zal een vloek rusten op de vruchtbaarheid van uw vee en kudden; vervloekt zult u zijn waar u binnenkomt en waar u naar buiten gaat. 20 Want de Here Zelf zal zijn vloek over u laten komen. U zult in verwarring raken en alles wat u onderneemt zal mislukken, totdat u uiteindelijk bent vernietigd, omdat u hebt gezondigd door Hem te verlaten. 21 Hij zal ziektes onder u sturen die u zullen uitroeien in het land dat u op het punt staat binnen te trekken en in bezit te nemen. 22 Hij zal u straffen met tuberculose, koorts en infecties. Er zal een hittegolf komen en uw oogsten op het veld zullen door droogte worden vernietigd. Al deze plagen zullen aanhouden tot u omkomt. 23 De hemel boven u zal zo strak zijn als koper en de aarde zo hard als ijzer. 24 De Here zal het stof en zand laten regenen en de stofstormen zullen u vanuit de hemelen vernietigen. 25 De Here zal u als een verslagene uitleveren aan uw vijanden. Als een geordend leger zult u de vijand tegemoet gaan, maar als u de vijand bent genaderd, zult u alle kanten uitvluchten. U zult van het ene land naar het andere over de aarde rondzwerven zonder rust te vinden. 26 De vogels en de wilde dieren zullen uw lijken eten en er zal niemand zijn om hen weg te jagen. 27,28 De Here zal u treffen met Egyptische zweren, gezwellen, schurft en jeuk en tegen geen van die ziekten zal een medicijn bestaan. Hij zal waanzin, blindheid en paniek onder u sturen. 29 Bij klaarlichte dag zult u rondtasten als een blinde in het donker. U zult tegenslag hebben bij alles wat u doet. U zult voortdurend in verdrukking leven en worden beroofd en niemand zal u kunnen redden. 30 Iemand anders zal met uw verloofde trouwen, iemand anders zal in het huis wonen dat u bouwde en iemand anders zal de druiven eten van de wijngaard die u plantte. 31 Uw runderen zullen voor uw ogen worden geslacht, maar u zult zelfs geen klein stukje van het vlees krijgen. Uw ezels zullen worden weggeroofd waar u bij staat en zullen nooit meer bij u terugkomen. Uw kleinvee zal aan uw vijanden worden gegeven. En er zal niemand zijn om u uit deze ellende te redden. 32 U zult werkeloos moeten toekijken wanneer uw kinderen als slaven worden weggeleid. Uw hart zal breken van verlangen naar hen, maar u zult niet in staat zijn hen te helpen. 33 Een vreemd volk waarvan u nog nooit hebt gehoord, zal eten van de oogsten die u met moeite hebt verbouwd. U zult voortdurend worden verdrukt en vertrapt. 34 De ellende die u om u heen ziet, zal u krankzinnig maken. 35 De Here zal u treffen met kwaadaardige, ongeneeslijke zweren op uw knieën en dijen die u ten slotte van voetzool tot kruin zullen bedekken. 36 Hij zal u en de koning die u zult kiezen, verbannen naar een land waarvan noch u, noch uw voorouders, ooit hadden gehoord. En in uw ballingschap zult u goden van hout en steen aanbidden! 37 U zult een voorwerp van afschuw en bespotting worden. U zult op een afschuwelijke wijze te kijk staan voor alle volken van de wereld, waarnaar de Here u zal wegvoeren. 38 U zult veel zaaien maar weinig oogsten, want de sprinkhanen zullen uw oogsten opvreten. 39 U zult wijngaarden planten en verzorgen, maar u zult de druiven niet eten en de wijn niet drinken, want de wormen zullen de druiven aanvreten. 40 Er zullen overal olijfbomen groeien, maar er zal niet genoeg olijfolie zijn om uzelf te zalven! Want de bomen zullen hun vruchten laten vallen, voordat ze rijp zijn. 41 Uw zonen en dochters zullen in ballingschap weggevoerd worden. 42 De sprinkhanen zullen uw bomen en vruchten vernietigen. 43 De buitenlanders die bij u wonen, zullen steeds rijker worden, terwijl u steeds verder verarmt. 44 Zij zullen aan u lenen, in plaats van u aan hen! Zij zullen in alles vooraan gaan en u zult achteraan staan.

45 Al deze vervloekingen zullen u achtervolgen en treffen tot u bent vernietigd, en dat alles omdat u weigerde te luisteren naar de Here uw God. 46 Deze afschuwelijke dingen zullen voor u en uw nakomelingen een eeuwige waarschuwing zijn. 47,48 U zult slaven worden van uw vijanden omdat u God niet hebt gediend uit dankbaarheid voor alles wat Hij u in overvloed heeft gegeven. De Here zal uw vijanden op u afsturen en u zult hongerig, dorstig, naakt en behoeftig zijn. Een ijzeren juk zal op uw nek worden gelegd totdat u bent vernietigd! 49 De Here zal een volk uit een ver land tegen u laten optrekken, als een arend die langzaam naderbij komt zweven. Het is een volk met een taal die u niet verstaat, 50 een volk van harde en wrede mannen die niemand ontzien, jong noch oud. 51 Zij zullen leven van uw oogsten en uw vee, tot alles op is. Uw koren, nieuwe wijn, olijfolie, kalveren en lammeren, zullen opraken, totdat zij u hebben vernietigd. 52 Dat volk zal uw steden belegeren en zelfs de hoogste muren met de grond gelijkmaken, de muren die u hadden moeten beschermen. Het zal u onderdrukken in alle steden van het land dat de Here uw God u geeft.

53 U zult zelfs het vlees van uw eigen kinderen eten tijdens de vreselijke belegeringen die gaan komen. 54 Zelfs de meest zachtaardige man zal in die dagen niet meer aan zijn broeder en aan zijn geliefde vrouw en kinderen denken die nog in leven zijn, maar alleen aan zichzelf. 55 Hij zal hun niets willen geven van het vlees dat hij heeft weten te bemachtigen—het vlees van zijn eigen kinderen—omdat hij zelf verhongert tijdens de belegering van uw steden. 56,57 De meest zachtaardige vrouw onder u—die zo verfijnd is dat zij nooit zelf een voet op de grond heeft gezet—zal niet willen delen met haar geliefde echtgenoot, zoon en dochter. Ze zal de nageboorte en het kind dat zij heeft gekregen, voor hen verbergen zodat zij ze zelf kan opeten. Zo vreselijk zal de honger zijn tijdens de belegering van uw stadspoorten door uw vijanden.

58,59 Als u weigert alle wetten die in dit boek zijn geschreven, te gehoorzamen en zo weigert de glorierijke en ontzagwekkende naam van de Here uw God eer te bewijzen, dan zal de Here vreselijk zware en langdurige plagen en ziekten over u en uw kinderen brengen. 60 Hij zal alle ziekten van Egypte over u brengen, de ziekten waarvoor u zo bang was en zij zullen een plaag zijn in uw land. 61 En dat is nog niet alles! De Here zal elke mogelijke ziekte en plaag over u brengen, zelfs ziekten die niet in dit boek zijn genoemd, tot u volledig bent vernietigd. 62 Er zullen slechts enkelen van u overblijven, hoewel u zo talrijk was als de sterren aan de hemel. En dit alles zal gebeuren omdat u niet luisterde naar de Here uw God. 63 De Here was blij met u, heeft veel prachtige dingen voor u gedaan en u tot een groot volk gemaakt. Maar Hij zal net zo blij zijn als Hij u vernietigt en u uit het beloofde land verdwijnen zult. 64 Want de Here zal u verspreiden onder de volken van het ene tot aan het andere einde van de aarde. Daar zult u heidense goden aanbidden die u en uw voorouders voor die tijd niet kenden, goden van hout en steen! 65 Daar bij die volken zult u geen rust vinden. De Here zal u bevende harten geven. 66 U zult voortdurend in levensgevaar verkeren. Dag en nacht zult u bang zijn uw leven te verliezen en elke avond zult u zich angstig afvragen of u het aanbreken van de morgen nog zult meemaken. 67 ʼs Morgens zult u zeggen: “Was het maar nacht!” En ʼs avonds zult u zeggen: “Was het maar ochtend!” Die vreselijke angst zal u geen moment loslaten. 68 Dan zal de Here u in schepen terugsturen naar Egypte, een reis waarvan ik u beloofde dat u hem nooit meer zou hoeven te maken. En daar zal men u als slaven aan uw vijanden willen verkopen, maar niemand zal u willen kopen.’

Lukas 11:14-36

14 Op een keer verjoeg Jezus een boze geest uit iemand die niet kon spreken. Zodra de geest weg was, begon de man te praten. De mensen stonden perplex. 15 Maar sommigen zeiden: ‘Geen wonder dat Hij boze geesten kan wegjagen. Hun leider, Beëlzebul, heeft Hem die macht gegeven.’ 16 Anderen zeiden dat Hij maar eens moest bewijzen dat Hij de Christus was en zij probeerden Hem over te halen een teken uit de hemel te doen. 17 Hij wist wel wat in hen omging. ‘Een land waar burgeroorlog is, verwoest zichzelf,’ zei Hij. ‘Een gezin waar altijd ruzie is, valt uiteen. 18 Als het waar is wat jullie zeggen, dan vecht de duivel tegen zichzelf. 19 Hoe kan zijn koninkrijk dan blijven bestaan? Als Beëlzebul Mij de macht geeft boze geesten te verjagen, hoe staat het dan met uw eigen volgelingen? In wiens naam verjagen zij boze geesten? Zij zullen over u oordelen! 20 Maar als Ik door de kracht van God boze geesten verjaag, is dat een teken dat het Koninkrijk van God gekomen is. 21 Zolang iemand goed bewapend is en zijn terrein streng bewaakt, hoeft hij zich niet ongerust te maken. 22 Maar als er iemand op hem afkomt die sterker is en hem overwint, dan neemt die ander hem zijn wapens af waar hij op vertrouwde, en geeft zijn buit aan anderen.

23 Wie niet vóór Mij is, is tegen Mij. Wie niet met Mij meewerkt om de mensen bijeen te brengen in mijn koninkrijk, jaagt ze uiteen. 24 Als een boze geest uit iemand is weggegaan, zwerft hij door dorre streken op zoek naar rust. Maar hij vindt geen rust en besluit naar die persoon terug te gaan. 25 Als hij daar aankomt, ziet hij dat zijn oude woning helemaal schoongemaakt en op orde is. 26 Dan haalt hij zeven andere geesten, die nog slechter zijn dan hijzelf. En met zʼn allen trekken ze erin en gaan daar wonen. Zo iemand is er daarna nog veel erger aan toe dan daarvoor.’

27 Terwijl Jezus nog aan het woord was, riep een vrouw: ‘Wat moet uw moeder gelukkig zijn! U bent uit haar schoot geboren en hebt aan haar borsten gedronken!’ 28 ‘Weet u,’ antwoordde Jezus, ‘wie nog gelukkiger zijn? Alle mensen die de woorden van God horen en zich eraan houden.’

29 Zij drongen hoe langer hoe meer tegen Hem op. ‘De mensen van deze tijd zijn slecht,’ zei Jezus. ‘Zij doen niets anders dan vragen om een teken uit de hemel. Zij willen een bewijs dat Ik de Christus ben. Maar het enige bewijs dat zij zullen krijgen, is het teken van Jona. 30 Zoals Jona voor het volk van Ninevé een teken was dat God hen wilde redden, zo zal Ik, de Mensenzoon, een teken zijn voor het volk van deze tijd. 31 Op de dag van het grote oordeel zal de koningin van Scheba tegelijk met de mannen van deze tijd levend worden en hen veroordelen. Want zij maakte een lange, moeilijke reis om zelf de wijsheid van Salomo te horen. Maar let op! Ik ben meer dan Salomo! 32 Op die dag zullen de mannen van Ninevé ook levend worden en dit volk veroordelen. Want zij luisterden naar de waarschuwingen van Jona en keerden zich af van het kwaad. Maar Ik ben meer dan Jona!

33 Niemand doet een lamp aan en zet die ergens onder, waar hij niet te zien is. Nee, hij zet hem op een verhoging. Ieder die de kamer binnenkomt, heeft dan licht. 34 Het oog is de lamp van het lichaam. Als uw oog zuiver is en alleen op het goede gericht, leeft uw hele lichaam in het licht. Maar als uw oog boosaardig is, leeft u geheel in het donker. 35 Laat uw oog niet verduisteren door het op het kwaad te richten. 36 Als u van binnen licht bent, zonder een spoortje duisternis, zult u geheel in het licht staan, alsof een heldere lamp u verlicht.’

Psalmen 77

77 Een psalm van Asaf voor de koordirigent. Voor de tempelzangers.

Ik roep naar God,
ik richt mij tot Hem
en verlang ernaar
dat Hij naar mij luistert.
Als ik het moeilijk heb,
zoek ik de Here.
De hele nacht
strek ik mijn handen
naar Hem uit
en word het wachten niet moe.
Alleen Hij kan mij troosten.
Als ik aan God denk,
moet ik kreunen.
Ik word overmeesterd
door het verlangen naar zijn hulp.
Ik kan er niet van slapen
en ben zo onrustig
dat ik niet kan bidden.
Ik denk aan vroeger,
aan de jaren die voorbijgingen.
Ik herinner mij
mijn blijde musiceren van toen,
ik pieker
over het verschil tussen toen en nu.
Heeft de Here mij dan voor altijd afgewezen?
Zal Hij mij geen genade geven?
Zijn zijn goedheid en trouw
voor altijd opgehouden?
Geldt zijn belofte niet meer
voor de komende generaties?
10 Vergeet God
ons zijn genade te geven?
Heeft Hij de liefde en het medeleven
uit zijn hart gebannen?
11 Ik moet zeggen
dat het mij groot verdriet doet
dat God, de Allerhoogste,
van gedachten verandert.
12 Toch blijf ik mij de grote wonderen van de Here herinneren.
Alles wat U in het verleden hebt gedaan, zal ik gedenken.
13 Ik wil over uw werk spreken en nadenken over alles wat U deed.
14 O God, uw wegen zijn altijd goed en heilig.
Wie is zo groot als U, onze God?
15 U bent de God die wonderen doet.
U hebt de volken uw macht laten zien.
16 U hebt uw volk op een machtige manier bevrijd.
Alle zonen van Jakob en Jozef en hun nageslacht.
17 Toen het water U zag, o God,
beefde en sidderde het.
18 De wolken lieten de regen neervallen
en de donder rolde langs de hemel.
Uw pijlen werden afgeschoten.
19 Het gedreun van de donder rolde langs de hemel.
De bliksemschichten verlichtten de hele aarde.
Alles sidderde en beefde.
20 U maakte een weg dwars door de zee,
een pad door het water heen.
Daardoor konden uw voetsporen
later niet worden gevonden.
21 U leidde uw volk als een schaapskudde,
met Aäron en Mozes als herders.

Spreuken 12:18

18 Sommigen slaan met hun kwetsende woorden als een zwaard om zich heen, maar wat de wijze zegt, kwetst niet en is heilzaam.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.