Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Beginning

Read the Bible from start to finish, from Genesis to Revelation.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Richteren 13-15

De geboorte van Simson

13 De Israëlieten werden weer ongehoorzaam aan de Heer. Ze leefden niet meer zoals Hij het wil. Toen gaf de Heer hen 40 jaar lang in de macht van de Filistijnen. In die tijd woonde er een man in Zora, die Manoa heette. Hij was uit de stam van Dan. Zijn vrouw kon geen kinderen krijgen. Op een dag kwam de Engel van de Heer naar haar toe. Hij zei: "Tot nu toe heb je geen kinderen gekregen. Maar nu zul je in verwachting raken en een zoon krijgen. Drink geen wijn of andere drank met alcohol[a] en eet niets wat onrein is.[b] Want je zal in verwachting raken en een zoon krijgen die voor de Heer zal zijn.[c] Zijn haar mag nooit geknipt worden. Al vanaf het moment dat hij in jou ontstaat, zal de jongen voor God zijn. Hij zal een begin maken met de bevrijding van Israël uit de macht van de Filistijnen."

De vrouw ging aan haar man vertellen: "Er kwam een man van God naar mij toe. Hij zag er uit als een engel. Heel indrukwekkend. Ik heb hem niet gevraagd waar hij vandaan kwam en hij heeft niet gezegd hoe hij heette. Maar hij zei tegen mij: 'Je zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Drink geen wijn of andere drank met alcohol en eet niets wat onrein is. Want vanaf het moment dat hij in je ontstaat, tot aan zijn dood, zal hij voor God zijn.' "

Toen bad Manoa vurig tot de Heer: "Heer, laat de man van God die U gestuurd had, alstublieft nóg een keer komen. Dan kan hij ons vertellen wat we moeten doen als de jongen is geboren." God deed wat Manoa gevraagd had. De Engel van God kwam opnieuw naar de vrouw toe. Ze was in het veld, maar haar man was ergens anders. 10 De vrouw rende naar haar man om het hem te vertellen. Ze zei tegen hem: "Die man die laatst naar mij toe kwam is er weer!" 11 Manoa ging met zijn vrouw mee en toen ze bij de man kwamen, zei hij tegen hem: "Bent u de man die met mijn vrouw heeft gesproken?" Hij zei: "Ja." 12 Toen zei Manoa: "Als gebeurt wat u heeft gezegd, wat moet de jongen dan doen en hoe moet hij leven?" 13 De Engel van de Heer antwoordde: "De vrouw moet letten op de dingen die ik haar heb genoemd. 14 Ze mag niets eten of drinken wat van de wijnstruik komt. En ze mag niets eten wat onrein is. Ze moet precies doen wat ik haar gezegd heb." 15 Manoa zei tegen de Engel van de Heer: "Wilt u alstublieft nog even hier blijven? Dan maken we een geitje voor u klaar." 16 Manoa wist immers niet dat het de Engel van de Heer was. Maar de Engel antwoordde: "Ik wil nog wel even blijven, maar ik zal niet van je maaltijd eten. Maar als je toch iets wil klaarmaken, offer het dan als brand-offer aan de Heer." 17 Toen vroeg Manoa hem: "Hoe heet u? Als gebeurt wat u heeft gezegd, willen we u kunnen bedanken." 18 Maar de Engel van de Heer zei tegen hem: "Waarom wil je weten wat mijn naam is? Want mijn naam is wonderlijk."

19 Toen nam Manoa een geitje en een brood en offerde die op een rots aan de Heer. Toen deed de Engel iets wonderlijks: 20 in de vlammen van het altaar steeg de Engel van de Heer op naar de hemel. Toen Manoa en zijn vrouw dat zagen, lieten ze zich op de grond vallen. 21 Daarna zagen ze de Engel van de Heer niet meer. Toen begreep Manoa dat het de Engel van de Heer geweest was. 22 Hij zei tegen zijn vrouw: "We zullen sterven, want we hebben God gezien!" 23 Maar zijn vrouw zei tegen hem: "Als de Heer ons had willen doden, zou Hij niet eerst ons offer hebben aangenomen. En Hij zou ons ook niet zulke dingen hebben beloofd en dit allemaal niet hebben gedaan."

24 De vrouw kreeg een zoon en ze noemden hem Simson. De jongen groeide op en de Heer was goed voor hem. 25 En de Geest van de Heer begon hem te leiden, in het gebied van Machane-Dan,[d] tussen Zora en Estaol.

Simson wil trouwen

14 Op een keer ging Simson naar Timnat. Hij werd daar verliefd op een Filistijns meisje. Hij ging terug naar huis en zei tegen zijn vader en moeder: "Ik heb in Timnat bij de Filistijnen een meisje gezien waarmee ik wil trouwen." Maar zijn ouders zeiden: "Is er bij je eigen stam of bij je eigen volk dan geen meisje om mee te trouwen? Waarom kies je een meisje van die ongelovige Filistijnen?" Maar Simson zei tegen zijn vader: "Vraag haar voor mij, want haar vind ik leuk." Zijn ouders wisten niet dat de Heer dit zo wilde. Hij zocht een aanleiding om tegen de Filistijnen te gaan strijden. Want in die tijd heersten de Filistijnen over Israël.

Toen ging Simson met zijn vader en moeder naar Timnat. Bij de wijngaarden op de heuvels van Timnat sprong een jonge leeuw brullend op hem af. Maar de Geest van de Heer kwam over Simson. Met zijn blote handen scheurde hij de leeuw uit elkaar alsof het een jong geitje was. Maar hij vertelde er niets over aan zijn ouders. Hij kwam in Timnat en sprak met het meisje, want hij vond haar erg leuk.

Na een poosje ging hij opnieuw met zijn ouders naar Timnat, om met het meisje te trouwen. Hij ging even van de weg af om naar de dode leeuw te gaan kijken. Hij zag dat er een bijennest met honing in het geraamte van de leeuw zat. Hij haalde met zijn handen de honing er uit en liep al etend verder. Toen hij weer bij zijn ouders kwam, gaf hij hun er ook van. Maar hij vertelde niet waar hij de honing had gevonden.

Het raadsel van Simson

10 Daarna ging hij met zijn vader naar het meisje en gaf daar een feest. Want dat was daar de gewoonte van jongemannen die gingen trouwen. 11 De familie koos 30 mannen van zijn leeftijd uit om mee feest te vieren. 12 Simson zei tegen hen: "Ik zal jullie een raadsel opgeven. Als jullie mij binnen de zeven dagen van het feest het goede antwoord komen brengen, zal ik jullie 30 onderkleren en 30 bovenkleren geven. 13 Maar als jullie mij niet het goede antwoord kunnen geven, moeten jullie mij 30 onderkleren en 30 bovenkleren geven." Ze antwoordden: "Goed, laat je raadsel maar horen." 14 Toen zei hij tegen hen: "Uit de eter kwam eten. Uit de sterke kwam zoetigheid."

Na drie dagen wisten ze nog steeds de oplossing van het raadsel niet. 15 En op de zevende dag zeiden ze tegen Simsons vrouw: "Zorg dat je van je man de oplossing van het raadsel te weten komt en aan ons vertelt. Anders steken we jou en je hele familie in brand. We zijn niet op je feest gekomen om ons arm te laten maken!" 16 Toen ging ze huilend naar Simson en zei: "Je geeft niets om me! Je houdt niet echt van mij! Je hebt mijn vrienden een raadsel opgegeven, maar mij niet eens het antwoord verteld!" Maar hij antwoordde: "Ik heb dat zelfs niet aan mijn ouders verteld. Waarom zou ik het dan wel aan jou vertellen?" 17 Maar ze bleef de hele dag huilend bij hem om het antwoord zeuren. Daarom vertelde hij haar op de zevende dag het antwoord, zodat ze zou stoppen met huilen. Onmiddellijk ging ze het antwoord aan de jongemannen vertellen. 18 Op de avond van de zevende dag toen de zon bijna onderging, zeiden de mannen tegen Simson: "Wat is zoeter dan honing? Wat is sterker dan een leeuw?" Maar hij zei tegen hen: "Als jullie mijn vrouw niet hadden gedwongen om jullie te helpen, zouden jullie het antwoord nooit hebben geraden!"

19 Toen kwam de Geest van de Heer over hem. Hij ging naar Askelon,[e] doodde daar 30 mannen en gaf hun kleren aan de mannen die het raadsel hadden opgelost. Maar hij was zó kwaad, dat hij weer bij zijn ouders ging wonen. 20 En zijn vrouw werd de vrouw van één van de vrienden die op zijn trouwfeest waren geweest.

Simson neemt wraak op de Filistijnen

15 Maar na een poosje, in de tijd dat de tarwe werd geoogst, ging Simson zijn vrouw opzoeken. Hij nam een jong geitje voor haar mee. Hij zei tegen haar vader: "Laat me naar mijn vrouw gaan, in haar eigen kamer." Maar haar vader wilde hem niet bij haar binnenlaten. Hij zei: "Ik dacht echt dat je haar niet meer wilde. Daarom heb ik haar met een andere man laten trouwen. Maar je kan haar jongere zus krijgen. Die is nog mooier dan zij. Trouw maar met háár, in de plaats van je eerste vrouw." Toen zei Simson: "Dit keer is het niet míjn schuld dat ik de Filistijnen wat aandoe." En hij vertrok. Hij ving 300 vossen en bond ze twee aan twee met de staarten aan elkaar. Hij klemde fakkels tussen de staarten en stak ze aan. Daarna joeg hij de vossen de korenvelden van de Filistijnen in. Het graan was juist rijp om geoogst te worden. Al het graan op het veld en al het graan dat al in bossen samengebonden op het veld stond, verbrandde. Ook de wijngaarden en olijfbomen stak hij in brand. De Filistijnen vroegen: "Wie heeft dit gedaan?" De mensen zeiden: "Simson. Hij heeft dat gedaan omdat de vader van zijn vrouw haar aan een andere man heeft gegeven." Toen gingen de Filistijnen naar Timnat en staken de vrouw en haar vader in brand. Simson werd woedend en zei: "Doen jullie zúlke dingen? Dat zal ik jullie betaald zetten!" En met een paar stevige klappen brak hij hun benen. Daarna ging hij in de kloof bij de rots Etam wonen.

De Filistijnen komen Simson halen

De Filistijnen trokken het gebied van de stam van Juda binnen en overvielen de stad Lechi. 10 De mannen van Juda vroegen: "Waarom vallen jullie ons aan?" Ze antwoordden: "We komen Simson gevangen nemen. Hij moet zijn verdiende loon krijgen voor wat hij ons heeft aangedaan." 11 Toen gingen 3000 mannen van de stam van Juda naar de kloof bij Etam en zeiden tegen Simson: "Wat heb je gedaan? Je weet toch dat de Filistijnen over ons heersen? Waarom breng je ons in gevaar?" Hij antwoordde: "Ik heb wraak genomen voor wat ze mij hebben aangedaan." 12 Maar ze zeiden tegen hem: "We komen je gevangen nemen en aan de Filistijnen uitleveren." Toen zei Simson: "Zweer me dat jullie me niet zullen doden." 13 Ze antwoordden: "We zullen je niet doden. We zullen je alleen vastbinden en aan hen uitleveren." Ze bonden hem met twee nieuwe touwen vast en namen hem mee uit de kloof.

14 Zodra ze bij Lechi kwamen, gingen de Filistijnen hem juichend tegemoet. Maar de Geest van de Heer kwam over hem. Daardoor werd hij zó sterk, dat hij zonder moeite de touwen van zijn armen losrukte alsof het draadjes waren. 15 Hij zag op de grond de kaak van een dode ezel liggen. De vleesresten zaten er nog aan. Hij raapte hem op en sloeg er 1000 mannen mee dood. 16 Simson zei: "Ik sloeg die ezels met de kaak van een ezel. Wel 1000 mannen sloeg ik dood." 17 Daarna gooide hij de kaak weg. Hij noemde de plaats voortaan Ramat Lechi (= 'Kaakheuvel').

18 Omdat Simson erge dorst had gekregen, riep hij naar de Heer: "U heeft mij deze grote overwinning gegeven. Wilt U dan dat ik nu doodga van de dorst? Dan zal ik in de handen vallen van die ongelovige Filistijnen!" 19 Toen liet God bij Lechi de grond splijten en er stroomde water uit. Zo kon Simson drinken. Toen voelde hij zich weer sterk. Daarom noemde hij die bron: 'Bron van de man die roept.' Die bron is er nog steeds.

20 Simson was 20 jaar leider van Israël in de tijd dat de Filistijnen over hen heersten.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016