Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Beginning

Read the Bible from start to finish, from Genesis to Revelation.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Leviticus 1-4

De brand-offers

De Heer riep Mozes bij Zich in de tent van ontmoeting. Hij zei tegen hem: "Geef de Israëlieten de volgende regels over de brand-offers.

Als iemand Mij een brand-offer wil brengen, dan moet hij een dier van zijn vee geven: een rund, een schaap of een geit.

Als hij een rund wil offeren, moet hij een gezonde jonge stier uitzoeken. Hij moet hem bij de ingang van de tent van ontmoeting offeren. Hij moet het dier vrijwillig en van harte offeren. Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen.[a] Zo zal Ik de man vergeving kunnen geven voor wat hij verkeerd gedaan heeft. Daarna moet hij de stier bij Mij slachten bij het altaar dat bij de ingang van de tent van ontmoeting staat. De zonen van Aäron, de priesters, moeten het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. Daarna moet de man de huid van het dier afstropen en het dier in stukken snijden. De priester moet hout op het vuur op het altaar leggen. Op dat houtvuur moet hij de stukken vlees, de kop en het vet leggen. De darmen en de poten moet hij met water wassen. Daarna moet de priester die op de andere stukken leggen en dan alles op het altaar verbranden. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer.

10 Als hij een schaap of geit wil offeren, moet hij een gezond mannetjes-dier uitzoeken. 11 Hij moet het bij Mij slachten aan de noordkant van het altaar bij de ingang van de tent van ontmoeting. De priester moet het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. 12 Daarna moet de man het dier in stukken snijden. De priester moet de stukken vlees, de kop en het vet op het houtvuur op het altaar leggen. 13 De darmen en de poten moeten met water gewassen worden. Daarna moet de priester die op de andere stukken leggen en dan alles op het altaar verbranden. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer.

14 Als hij Mij vogels wil offeren, moet hij daarvoor twee duiven nemen. 15 De priester moet bij het altaar de koppen eraf draaien en op het altaar verbranden. Hij moet tegen de zijkant van het altaar het bloed uit de lijfjes drukken. 16 Dan moet hij de krop uit de vogel halen en met de veren aan de oostkant naast het altaar op de ashoop gooien. 17 Hij moet de vleugels inscheuren, zonder ze van de lijfjes te trekken. Daarna moet de priester de vogels verbranden op het houtvuur op het altaar. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer."[b]

De meel-offers

De Heer zei tegen Mozes: "Als iemand voedsel aan Mij wil offeren, dan moet hij daarvoor fijn meel nemen. Hij moet er olijf-olie op gieten en er wierook op leggen. Dat moet hij naar de priesters brengen. De priester moet een handvol van het meel en de olie nemen, met alle wierook, en dat samen op het altaar verbranden. Het betekent dat het hele offer aan Mij is gegeven, ook al wordt er maar een deel van verbrand. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer. De rest van het meel-offer is voor de priesters om op te eten. Het is heel erg heilig, omdat het een deel van mijn offers is.

Als je brood aan Mij wil offeren, dan moet dat brood van fijn meel gemaakt zijn. Je moet koeken maken van meel dat gemengd is met olijf-olie, maar zonder gist. Dunne koeken zonder gist en bestreken met olijf-olie mogen ook. Als je iets wil offeren wat je op een bakplaat gebakken hebt, dan moet het gemaakt zijn van fijn meel dat gemengd is met olijf-olie. Er mag geen gist in zitten. Je moet het brood in stukken breken en er dan olijf-olie op gieten. Het is een meel-offer. Als je iets offert wat in een pan wordt gebakken, dan moet het ook van fijn meel en olijf-olie gemaakt worden.

Je moet het meel-offer dat je gemaakt hebt, bij Mij brengen. Je moet het aan de priester geven en hij zal het naar het altaar brengen. De priester moet een deel van het meel-offer naar Mij omhoog houden en daarna op het altaar verbranden. Dat betekent dat het hele meel-offer aan Mij is gegeven, ook al wordt er maar een deel van verbrand. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer. 10 Het andere deel is voor de priesters om op te eten. Het is heel erg heilig, omdat het een deel van mijn offers is.

11 Een meel-offer mag nooit met gist klaargemaakt worden. Er mag nooit gist of honing in een meel-offer zitten. 12 Je mag gist en honing wel offeren als eerste deel van de oogst van je land, maar je mag ze nooit als brand-offer aan Mij geven. 13 En in elk meel-offer moet je zout doen. Het zout herinnert je eraan dat mijn verbond met jullie een eeuwig verbond is. Daarom moet je in al je offers zout doen. Je mag het niet weglaten.

14 Als je Mij een meel-offer wil brengen van het eerste deel van je oogst, dan moet je verse aren drogen bij het vuur en daarna de graankorrels fijnwrijven. 15 Je moet er olijf-olie op gieten en er wierook op leggen. Breng het dan naar de priester. 16 De priester moet een deel van het fijngewreven graan en de olie nemen, met alle wierook, en dat op het altaar verbranden. Dat betekent dat het hele meel-offer aan Mij is gegeven, ook al wordt er maar een deel van verbrand. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer."[c]

De dank-offers

De Heer zei tegen Mozes: "Als iemand Mij een offer wil brengen om Mij te danken, mag hij een koe of een stier offeren. Hij moet een gezond dier bij Mij brengen. Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het dier slachten bij de ingang van de tent van ontmoeting. De priester moet het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. Het vet van het dier moet op het altaar verbrand worden maar het vlees mag worden opgegeten. Hij moet het vet weghalen dat rond de darmen zit, de twee nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever. De priester moet dat op het altaar verbranden, op het brand-offer dat op het houtvuur ligt. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer.

Als iemand een schaap of geit als dank-offer aan Mij wil offeren, dan moet hij een gezond dier uitkiezen. Het mag een mannetjes-dier of een vrouwtjes-dier zijn. Als hij een schaap offert, moet hij het dier bij Mij brengen. Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten vóór de tent van ontmoeting. De priester moet het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. Het vlees mag worden opgegeten, maar het vet van het dier moet op het altaar worden verbrand: al het vet, de hele staart, die hij dicht bij de ruggengraat moet afsnijden, al het vet dat rond de darmen zit, 10 de twee nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever. 11 De priester moet dat op het altaar verbranden. Zo is het een geschenk voor Mij.

12 Als hij een geit offert, moet hij het dier bij Mij brengen. 13 Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten vóór de tent van ontmoeting. De priester moet het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. 14 Het vlees mag worden opgegeten, maar het vet van het dier moet op het altaar worden verbrand: al het vet dat rond de darmen zit, 15 de twee nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever. 16 De priester moet dat op het altaar verbranden. Als hij het zó doet, ben Ik blij met zijn geschenk. Al het vet is voor Mij.

17 Dit is een eeuwige wet voor jullie en voor alle families ná jullie, overal waar jullie wonen: jullie mogen helemaal geen vet of bloed eten."[d]

Vergevings-offers

De Heer zei tegen Mozes: "Geef de Israëlieten de volgende regels over wat er moet gebeuren als iemand per ongeluk iets heeft gedaan wat Ik verboden heb.[e]

Als de hogepriester per ongeluk iets heeft gedaan wat Ik verboden heb, rust er schuld op het hele volk. Daarom moet hij een jonge, gezonde stier uitzoeken en die aan Mij offeren. Het is een vergevings-offer. Hij moet die stier bij Mij brengen bij de ingang van de tent van ontmoeting. Daar moet hij zijn hand op de kop van de stier leggen en het dier daar bij Mij slachten. De hogepriester moet met een deel van het bloed van de stier de tent van ontmoeting binnengaan. Daar moet hij zijn vinger in het bloed dopen en zeven keer bloed op de grond sprenkelen, vóór het gordijn voor de allerheiligste kamer. Ook moet hij een deel van het bloed aan de horens van het wierook-altaar smeren, dat vóór Mij staat in de tent van ontmoeting. De rest van het bloed moet hij uitgieten aan de voet van het brandoffer-altaar, dat bij de ingang van de tent van ontmoeting staat. Dan moet hij al het vet uit de stier weghalen: het vet rond de darmen, de twee nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever. 10 Dus net als bij de koe of stier voor het dank-offer. Dat vet moet de priester verbranden op het brandoffer-altaar. 11 Maar de rest, dus de huid en al het vlees, de kop, de poten, de darmen en de mest, 12 moet hij buiten het tentenkamp brengen, naar een speciale, reine plek. Dat is de plek waar ook de as van de offers weggegooid wordt. Daar moet hij dat alles op een houtvuur verbranden.

13 Als het hele volk Israël per ongeluk iets heeft gedaan wat Ik verboden heb, rust er schuld op het hele volk. 14 Als ze ontdekken dat ze per ongeluk iets verkeerds hebben gedaan, moeten ze een jonge stier offeren om vergeving te krijgen. Ze moeten hem bij Mij brengen. 15 En de leiders van het volk moeten vóór de ingang van de tent van ontmoeting hun handen op de kop van de stier leggen en het dier daar bij Mij slachten. 16 Daarna moet de hogepriester met een deel van het bloed de tent van ontmoeting binnengaan. 17 Daar moet hij zijn vinger in het bloed dopen en zeven keer bloed op de grond sprenkelen, vóór het gordijn voor de allerheiligste kamer. 18 Ook moet hij een deel van het bloed aan de horens van het wierook-altaar smeren, dat vóór Mij staat in de tent van ontmoeting. De rest van het bloed moet hij uitgieten aan de voet van het brandoffer-altaar dat bij de ingang van de tent van ontmoeting staat. 19 Dan moet hij al het vet uit de stier weghalen en op het altaar verbranden. 20 Hij moet met deze stier precies hetzelfde doen als met de stier waarmee hij voor zichzelf vergeving vroeg. Zo moet de priester vergeving voor hen vragen, en ze zullen vergeving krijgen voor wat ze verkeerd gedaan hebben. 21 De rest van de stier moet hij buiten het tentenkamp brengen en verbranden, zoals hij met de eerste stier gedaan heeft. Als het offer zó gebracht wordt, krijgt het hele volk vergeving.

22 Als één van de leiders van het volk per ongeluk iets heeft gedaan wat Ik verboden heb, dan is hij schuldig. 23 Als hem verteld wordt dat hij per ongeluk iets verkeerds heeft gedaan, moet hij een gezonde mannetjes-geit offeren om vergeving te krijgen. 24 Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten op de plaats waar altijd de dieren voor het brand-offer voor Mij geslacht worden. Met dit offer krijgt hij vergeving voor wat hij verkeerd gedaan heeft. 25 De priester moet met zijn vinger een deel van het bloed aan de horens van het brandoffer-altaar smeren. De rest van het bloed moet hij aan de voet van het brandoffer-altaar uitgieten. 26 Maar al het vet moet hij op het altaar verbranden, net zoals het vet van het dank-offer. Zo moet de priester voor hem om vergeving vragen voor wat hij verkeerd gedaan heeft, en hij zal er vergeving voor krijgen.

27 Als iemand van de gewone mensen van het volk per ongeluk iets heeft gedaan wat Ik verboden heb, dan is hij schuldig. 28 Als hem verteld wordt dat hij iets verkeerds heeft gedaan, moet hij een gezonde vrouwtjes-geit offeren om vergeving te krijgen. 29 Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten op de plaats waar altijd de dieren voor het brand-offer geslacht worden. 30 De priester moet met zijn vinger een deel van het bloed aan de horens van het brandoffer-altaar smeren. De rest van het bloed moet hij aan de voet van het altaar uitgieten. 31 Maar al het vet moet hij uit het dier weghalen, net zoals bij het dank-offer. Dat vet moet hij op het altaar verbranden. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer. Zo moet de priester voor hem om vergeving vragen voor wat hij verkeerd gedaan heeft, en hij zal er vergeving voor krijgen.

32 Als hij geen geit maar een schaap wil offeren, moet hij een gezond vrouwtjes-dier brengen. 33 Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten op de plaats waar altijd de dieren voor het brand-offer geslacht worden. 34 De priester moet met zijn vinger een deel van het bloed aan de horens van het brandoffer-altaar smeren. De rest van het bloed moet hij aan de voet van het altaar uitgieten. 35 Maar al het vet moet hij uit het dier weghalen, net zoals bij het dank-offer. Dat vet moet hij op het altaar verbranden. Zo moet de priester voor hem om vergeving vragen voor wat hij verkeerd gedaan heeft, en hij zal er vergeving voor krijgen. (lees verder)

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016