Book of Common Prayer
90 Deze psalm is een gebed van Mozes, de vriend van God.
Here,
van generatie op generatie
hebben wij onze hulp en kracht bij U gezocht.
2 Al voordat U de bergen schiep,
was U God.
Voordat U de aarde schiep,
was U God.
Vanuit de eeuwigheid van oudsher
tot in de eeuwigheid in de verre toekomst,
bent U God.
3 U laat de mens sterven
en vergaan tot stof.
U zegt:
‘Word weer stof, mensenkinderen.’
4 Duizend jaar
betekenen niets voor U,
zij zijn voor U
als wat een dag is voor ons,
voor U zijn ze
in een oogwenk voorbij.
5 Jaren gaan aan U voorbij
als een kort moment van insluimeren
bij het ontwaken ʼs morgens,
als gras dat snel groeit.
6 ʼs Morgens groeit en bloeit het nog
en ʼs avonds verdort het alweer.
7 Precies zo vergaat het ons
als uw toorn over ons komt.
Deze vernietigt ons.
8 U ziet onze zonden scherp voor U.
Onze meest verborgen zonden
komen bij U aan het licht.
9 Zo eindigt ons leven
onder uw boosheid.
De jaren van ons leven
gaan als een zucht voorbij.
10 Onze gemiddelde leeftijd
is zeventig jaar.
Alleen de zeer sterke mensen
worden tachtig jaar.
Alles waarop wij trots waren,
blijkt toch alleen maar moeite en verdriet
met zich mee te brengen.
Het leven vliegt voorbij
en voor we het weten
zijn we gestorven.
11 Wie kent de kracht van uw toorn
en de omvang van uw ergernis?
12 O God, leer ons zo te leven
dat wij ons uiteindelijk
de wijsheid eigen maken.
13 Kom toch terug, Here!
Hoe lang moet het nog duren?
Heb toch medelijden met uw dienaren.
14 Laat ons ʼs morgens vroeg al
uw goedheid en liefde mogen ervaren,
dan zullen wij juichen
en elke dag met blijdschap beleven.
15 Geef ons blijdschap naar de mate
waarin wij moeite en verdriet hebben gekend.
Zovele jaren waren vol zorg en verdrukking.
16 Laat uw dienaren uw werken zien,
ik bid dat hun kinderen
uw majesteit mogen aanschouwen.
17 Here, onze God,
stort uw liefdevolle vriendelijkheid over ons uit.
Zegen het werk dat wij doen.
Ja, wij bidden U om uw zegen
over alles wat wij ondernemen.
15 Uw naam zal een vloekwoord zijn onder mijn uitgekozen volk, want de Here God zal u neerslaan en zijn echte dienaars bij een andere naam noemen. 16 Dan zal een tijd aanbreken dat ieder die een zegen uitspreekt of een eed zweert, dat zal doen bij de God van de waarheid, want Ik zal mijn toorn opzijzetten en het kwaad dat u deed, vergeten.
17 Want kijk, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde: zo mooi dat niemand meer aan de oude zal terugdenken. 18 Wees blij, verheug u voor altijd in mijn schepping. Kijk! Ik zal Jeruzalem veranderen in een plaats van geluk en haar inwoners zullen een en al blijdschap zijn! 19 En Ik zal Mij verheugen in Jeruzalem en in mijn volk en het geluid van klagen en jammeren zal daar niet meer worden gehoord. 20 Babyʼs zullen niet meer enkele dagen oud sterven, mannen die honderd jaar worden, zullen er niet oud uitzien! Alleen zondaars zullen op een dergelijke leeftijd sterven! 21,22 In die dagen zal een man blijven wonen in het huis dat hij heeft gebouwd, het zal niet worden verwoest door vijandige invallen zoals in het verleden. Mijn volk zal wijngaarden planten en de opbrengst ervan zelf eten, zijn vijanden zullen het niet in beslag nemen. Want mijn volk zal net zo lang leven als de bomen en het zal lang genieten van de opbrengsten van het harde werk. 23 De oogsten zullen niet worden gegeten door hun vijanden, hun kinderen zullen niet worden geboren om te vroeg te sterven. Want zij zijn de kinderen van hen die de Here heeft gezegend en hun kinderen zullen ook worden gezegend. 24 Voordat zij Mij roepen, zal Ik hun al antwoord geven. Terwijl zij nog tegen Mij praten over wat zij nodig hebben, zal Ik al beginnen hun gebeden te verhoren! 25 De wolf en het lam zullen samen eten, de leeuw zal stro eten als een os, giftige slangen zullen stof eten. In die dagen zal niemand meer worden gewond of vernietigd, want op mijn heilige berg zal geen kwaad meer geschieden, zegt de Here.
Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde
21 Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De tegenwoordige hemel en de tegenwoordige aarde waren er niet meer, en ook de zee was verdwenen. 2 Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel naar beneden komen, bij God vandaan. Zij zag er feestelijk uit, als een bruid die zich mooi heeft gemaakt voor de bruidegom en hem opwacht. 3 Ik hoorde een luide stem vanaf de troon zeggen: ‘Gods woonplaats is nu bij de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn en Hij zal Zelf bij hen zijn. 4 Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen. Er zal geen dood meer zijn, geen verdriet, geen rouw of pijn, want die dingen horen bij de oude wereld die voorbij is.’ 5 Hij die op de troon zat, zei: ‘Ik maak alles nieuw.’ En Hij zei tegen mij: ‘Schrijf het allemaal op, want wat Ik zeg, is waar en betrouwbaar. 6 Het heeft zich allemaal voltrokken. Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het einde. Wie dorst heeft, zal Ik water geven uit de bron die leven geeft, voor niets.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.