3,948 Bible results for “all” from 
Het Boek.dropdown
 Results 1-25. 
Filter by dropdown
dropdown
results per page
  1. brachten alle inwoners om en staken de stad in brand. Daarna vochten zij tegen de Kanaänieten, die in de bergen, in de Negev-woestijn en in het laagland bij de zee woonden.
  2. Daarna versterkte het leger van Juda dat van Simeon en samen versloegen zij de Kanaänieten uit de stad Zefath en brachten alle inwoners om. Daarom wordt de stad nu Chorma genoemd, dit betekent ‘Slachting’.
  3. Nadat Ehud het geld had afgedragen aan koning Eglon—die vreselijk dik was—begon hij aan de terugreis. Maar buiten de stad, bij de gebeeldhouwde stenen in de buurt van Gilgal, stuurde hij zijn metgezellen verder en keerde zelf alleen naar de koning terug. ‘Majesteit, ik heb een geheime boodschap voor u,’ zei hij. De koning stuurde onmiddellijk alle aanwezigen weg, zodat Ehud onder vier ogen met hem kon spreken.
  4. Ehud liep op de koning toe, die helemaal alleen in de koele bovenzaal zat, en zei tegen hem: ‘Het is een boodschap van God!’ Eglon stond meteen op van zijn troon om de boodschap aan te horen.
  5. Nauwelijks was Ehud buiten of de dienaren van de koning kwamen bij de bovenzaal kijken, maar troffen de deur op slot. Ze wachtten een tijdje en dachten dat de koning graag een poosje in de koele bovenkamer alleen wilde zijn.
  6. Barak antwoordde haar echter: ‘Ik ga alleen als u ook meegaat en anders niet!’
  7. riep hij zijn hele leger met alle negenhonderd ijzeren strijdwagens bijeen en rukte van Harseth-Haggojim op naar de beek Kison.
  8. Maar Jaël, de vrouw van de Keniet Eber, zij geprezen boven alle vrouwen die in tenten wonen.
  9. Wanneer ze hadden gezaaid, vielen groepen plunderaars uit Midjan, Amalek en van de stammen uit het oosten hen aan. Zij sloegen in hun gebied hun tenten op, verwoestten de oogst en plunderden het hele gebied tot bij Gaza leeg. De vijand liet niets eetbaars achter en roofde ook alle schapen, runderen en ezels.
  10. Ik heb u verlost van de Egyptenaren en alle andere wrede onderdrukkers en uw vijanden voor u verdreven en hun land aan u gegeven.
  11. Maar Gideon antwoordde: ‘Och, heer, als het waar is dat de Here met ons is, waarom is dit alles ons dan overkomen? Waar zijn dan al de wonderen waarvan onze voorouders ons hebben verteld, zoals toen de Here ons volk uit Egypte leidde? Nu heeft de Here ons verstoten en zijn we aan de Midjanieten overgeleverd.’
  12. Toen raakte de Engel van de Here met het uiteinde van zijn staf het vlees en de broden aan en meteen schoot er vuur uit het rotsblok dat alles verteerde wat er op lag! Plotseling was de Engel van de Here verdwenen!
  13. Toen werd Gideon met de Geest van de Here vervuld. Hij blies op de hoorn om het leger bijeen te roepen en alle Abiëzrieten verzamelden zich bij hem.
  14. God deed wat Gideon had gevraagd, die nacht bleef alleen de vacht droog, maar de grond was bedekt met dauw!
  15. De Here zei tegen Gideon: ‘Uw leger is te groot! Ik wil u niet allemaal tegen de Midjanieten laten vechten, want anders zouden de Israëlieten weleens de eer van de overwinning voor zichzelf kunnen opeisen en denken dat zij zichzelf hebben bevrijd! Zeg maar tegen het volk:
  16. Slechts driehonderd mannen dronken uit hun handen, alle anderen dronken geknield met hun mond uit het water.
  17. ‘Ik zal de Midjanieten verslaan met deze driehonderd man!’ zei de Here tegen Gideon. ‘Stuur alle anderen naar huis.’
  18. Nadat Gideon al het voedsel en horens die zij bij zich hadden had verzameld, stuurde hij hen naar huis, alleen de driehonderd mannen bleven bij hem achter.
  19. Zodra ik en de mannen van mijn groep op onze horens blazen, moeten jullie ook van alle kanten om het kamp gaan blazen en roepen: “Te wapen voor de Here en voor Gideon!” ’
  20. De andere tweehonderd mannen deden hetzelfde, bliezen op de horens in hun rechterhand en hielden de brandende fakkels in hun linkerhand. ‘Voor de Here en voor Gideon!’ schreeuwden ze allemaal.
  21. Hij nam een jongen uit Sukkot gevangen en dwong deze de namen op te schrijven van alle zevenenzeventig politieke en religieuze leiders van Sukkot.
  22. Gideon maakte hiervan een gouden priesterkleed en zette die in zijn woonplaats Ofra neer. Maar al gauw begon heel Israël dit priesterkleed te aanbidden, zodat het Gideon en zijn familie alleen maar ongeluk bracht.
  23. Ook waren ze de familie van Gideon niet meer dankbaar voor alles wat Gideon voor Israël had gedaan.
  24. ‘Wilt u met de burgers van Sichem gaan praten,’ vroeg hij hun, ‘en hun vragen wat zij beter vinden: dat ze door alle zeventig zonen van Gideon zullen worden geregeerd of slechts door één man, dat wil zeggen door mij, iemand van uw eigen vlees en bloed!’
  25. Hij nam hen mee naar zijn vaders huis in Ofra en daar vermoordden zij alle zeventig broers. Alleen de jongste broer Jotham ontsnapte aan de dood, omdat hij zich had verstopt.
Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.

97 topical index results for “all”

AHIHUD : A prince of Asher, assists in allotting the land of Canaan among the tribes (Numbers 34:27)
ASSYRIA : Alliances with, sought by Judah and Israel (Hosea 5:13)
CHUB : A people who were an ally tribe to Egypt, and probably inhabited Africa (Ezekiel 30:5)
DOR : Allotted to the tribe of Manasseh, although it was situated in the territory of the tribe of Asher (Joshua 17:11; Judges 1:27)
EN-GEDI : A city allotted to the tribe of Judah (Joshua 15:62)
ETHER : Subsequently allotted to the tribe of Simeon (Joshua 19:7)