Add parallel Print Page Options

Profetie over Ninevé

Dit is de profetie over Ninevé die God aan Nahum uit Elkos heeft gegeven.

God waakt met jaloezie over zijn eer. In zijn toorn neemt Hij wraak op alle mensen die tegen Hem in opstand komen. De Here vernietigt al zijn tegenstanders. De Here is erg geduldig, maar ook heel sterk en Hij laat niet ongestraft wie schuldig blijkt te zijn. Hij toont zijn kracht in wervelwinden en storm. De wolken zijn als stof onder zijn voeten. Op zijn bevel drogen de zee en de rivieren op. De malse weiden van Basan en Karmel verdorren, evenals de groene bossen van de Libanon. Bergen beven voor Hem, heuvels smelten weg. De aarde beeft en raakt uit haar evenwicht, haar bewoners worden vernietigd. Wie kan standhouden tegen deze wrekende God? Wie houdt zich staande bij zijn geweldige toorn, die is als vuur, rotsen springen erdoor aan stukken.

De Here is goed. Hij is een helper in de nood, een schuilplaats voor allen die op Hem vertrouwen. Maar zijn vijanden vaagt Hij weg met een reusachtige watervloed, hij jaagt hen de dood, de duisternis in. Wat voor plannen bent u tegen de Here aan het beramen? Hij zal er in één klap een eind aan maken, Hij zal geen tweede keer tegen u hoeven op te treden! 10 Hij gooit zijn vijanden, die zich gedragen als een stel dronkemannen, in het vuur als een verwarde bos dorens. Als een bos droog stro vatten zij vlam en worden verbrand. 11 Wat is die koning van u die een complot smeedde tegen de Here? Wat is dat voor een man die zulke boze plannen beraamt? 12 ‘Al bouwt hij een leger op van miljoenen soldaten,’ zegt de Here, ‘toch zal dat volledig worden vernietigd.’ Maar tegen zijn volk zegt Hij: ‘Ik heb u vernederd, maar zal u niet langer straffen. 13 Ik zal uw boeien aan stukken breken en het juk van slavernij dat deze Assyrische koning u heeft opgelegd, van u afnemen.’ 14 En tegen die koning zegt de Here: ‘Ik ga een eind maken aan het voortbestaan van uw vorstenhuis. Ik zal uw tempels met zijn gesneden en gegoten afgodsbeelden verwoesten. Ikzelf zal uw graf delven, want u bent het leven niet waard!’

15 Kijk, daar komen de boodschappers langs de berghellingen naar beneden rennen met goed nieuws: ‘Het is weer vrede!’ Juda, vier vandaag feest en aanbid alleen de Here zoals u hebt beloofd! Want uw vijand uit Ninevé zal nooit meer een voet in uw land zetten, hij is volkomen vernietigd.

De Here keert zich tegen Ninevé

Ninevé, het is met u gedaan! U bent al omringd door vijandelijke troepen. Bewaak de vesting, zet uitkijkposten uit, zet u schrap en vecht voor uw leven. Want het land van Gods volk is geplunderd en zijn wijnranken zijn vernield na uw invallen. Maar de Here zal Israël in zijn vroegere glorie herstellen.

Kijk eens: rode schilden! En die soldaten hebben felrode uniformen aan. Het staal van de strijdwagens schittert als de wagens optrekken, de speren worden dreigend geheven. De wagens razen over de wegen en jakkeren voort over de vlakten. Het zijn net fakkels, als bliksemschichten schieten zij voorbij. De officieren moeten de aanval openen. Zij struikelen in hun haast, rennen naar de muren om de aanval af te slaan. Maar het is al gebeurd! De sluizen en waterpoorten zijn open! De fundamenten van het paleis storten in!

De stad Ninevé ligt er onbeschermd bij, als een slavin wordt ze weggevoerd. De bevolking huilt, hun klagen klinkt als het gekoer van duiven. Van verdriet slaan zij zich op de borst. Ninevé is als een lekke watertank. Een voor een gaan haar soldaten er vandoor. ‘Stop, stop!’ roept zij, maar niemand komt terug. Pak het zilver, roof het goud! Er schijnt geen einde aan de hoeveelheid kostbaarheden te komen. Wat een overvloed aan schatten! 10 Al gauw is de stad veranderd in een ruïne. De overlevenden voelen zich verslagen, hun knieën knikken. Niemand kan zich staande houden, alle gezichten verbleken. 11 Waar is nu dat grote Ninevé? Waar is dat hol van de leeuw waar welpen werden gevoed? Waar is de plaats waar iedereen, jong en oud, woonde zonder angst? 12 Verdwenen is Ninevé, die machtige leeuw! U verpletterde vroeger uw vijanden om uw kinderen en vrouwen te voeden en u vulde uw stad en uw huizen met geroofde buit. 13 ‘Nu keer Ik Mij tegen u,’ zegt de Here van de hemelse legers. ‘Ik laat uw strijdwagens in rook opgaan en uw beste jongemannen zullen sneuvelen. Uw buit zal Ik verwoesten. Nooit meer zal de stem van uw gezanten worden gehoord.’

Het lot van Ninevé

Wee Ninevé, bloedstad vol leugens, stad die uitpuilt van de buit en waar zonder ophouden geroofd wordt. Luister! Hoort u het knallen van de zweep en het geratel van de wielen? Hoort u de dreunende paardenhoeven en het gekletter van de wagens terwijl zij wild door de straten rijden? Kijk! Daar flikkeren zwaarden en flitsen speren in de hoog opgeheven handen van de cavalerie. Overal op straat liggen de doden, lijken, bergen lijken, waar u ook kijkt. U struikelt er telkens over. Waarom gebeurt dit alles? Omdat Ninevé zichzelf als hoer heeft verkocht. Deze prachtige stad, meesteres in toverkunsten, heeft de volken met haar schoonheid verleid en hun daarna geleerd haar afgoden te aanbidden. Zo betoverde zij iedereen.

‘Ik zal u straffen!’ zegt de Here van de hemelse legers. ‘Ik til uw rokken omhoog tot uw gezicht, zodat de hele wereld uw naaktheid en schaamte kan zien. Met vuil gooi Ik naar u, Ik maak u te schande en zet u voor de hele wereld te kijk.

Iedereen die u ziet, zal verschrikt terugdeinzen: “Ninevé ligt helemaal in puin!” Niemand zal zich uw lot aantrekken, niemand zal u troosten!

Bent u soms beter dan Thebe dat aan de Nijl ligt en aan alle kanten door de rivier wordt beschermd? Ethiopië en heel Egypte waren haar machtige bondgenoten waarop zij steeds een beroep kon doen. Ook Put en Libië stonden voortdurend tot haar beschikking. 10 Toch is Thebe gevallen en werden haar inwoners weggeleid als slaven. Haar zuigelingen werden verpletterd tegen de straatstenen. Er werd om geloot wie haar voorname mannen als dienaren zou krijgen en haar leiders werden in de boeien geslagen. 11 Ook Ninevé zal wankelen als een dronken man en een schuilplaats zoeken tegen de vijand. 12 Al uw vestingen zullen vallen. Zij zullen worden verslonden als vroegrijpe vijgen die regelrecht in de mond vallen van hen die aan de boom schudden. 13 Uw soldaten zijn zwak en hulpeloos als vrouwen. De poorten van uw land staan wijd open voor de vijand en alle sluitbalken zijn verbrand.

14 Maak u klaar voor de belegering! Leg watervoorraden aan en versterk uw forten. Bak nieuwe stenen om uw muren te herstellen. Kneed de klei en doe die in de bakvorm. 15 Maar midden in alle voorbereidingen zal het vuur u verteren. Het zwaard zal u neerslaan. De vijand zal u verslinden zoals jonge sprinkhanen alles opeten wat hun voor de voeten komt. Er is geen ontsnappen mogelijk, al wordt u zo talrijk als een zwerm sprinkhanen. 16 U hebt meer kooplieden dan er sterren aan de hemel staan, maar uw vijanden komen als sprinkhanen aanzwermen en nemen al uw vergaarde rijkdom mee. 17 Uw vorsten en ambtenaren kruipen bij elkaar als sprinkhanen op de muren bij kou. Maar zij zullen allemaal vluchten en verdwijnen, net als sprinkhanen doen wanneer de zon opkomt. 18 Koning van Assyrië, uw regeringsleiders liggen dood op de grond en uw volk is verspreid over de bergen, maar er is geen herder meer die hen weer bijeen kan brengen. 19 Er is geen herstel meer mogelijk voor uw breuk, ongeneeslijk is uw wond. Allen die het nieuws van uw ondergang horen, klappen van blijdschap in de handen. Want wie heeft niet te lijden gehad van uw wreedheid?’

A prophecy(A) concerning Nineveh.(B) The book of the vision(C) of Nahum the Elkoshite.

The Lord’s Anger Against Nineveh

The Lord is a jealous(D) and avenging God;
    the Lord takes vengeance(E) and is filled with wrath.
The Lord takes vengeance on his foes
    and vents his wrath against his enemies.(F)
The Lord is slow to anger(G) but great in power;
    the Lord will not leave the guilty unpunished.(H)
His way is in the whirlwind(I) and the storm,(J)
    and clouds(K) are the dust of his feet.
He rebukes(L) the sea and dries it up;(M)
    he makes all the rivers run dry.
Bashan and Carmel(N) wither
    and the blossoms of Lebanon fade.
The mountains quake(O) before him
    and the hills melt away.(P)
The earth trembles(Q) at his presence,
    the world and all who live in it.(R)
Who can withstand(S) his indignation?
    Who can endure(T) his fierce anger?(U)
His wrath is poured out like fire;(V)
    the rocks are shattered(W) before him.

The Lord is good,(X)
    a refuge in times of trouble.(Y)
He cares for(Z) those who trust in him,(AA)
    but with an overwhelming flood(AB)
he will make an end of Nineveh;
    he will pursue his foes into the realm of darkness.

Whatever they plot(AC) against the Lord
    he will bring[a] to an end;
    trouble will not come a second time.
10 They will be entangled among thorns(AD)
    and drunk(AE) from their wine;
    they will be consumed like dry stubble.[b](AF)
11 From you, Nineveh, has one come forth
    who plots evil against the Lord
    and devises wicked plans.

12 This is what the Lord says:

“Although they have allies and are numerous,
    they will be destroyed(AG) and pass away.
Although I have afflicted you, Judah,
    I will afflict you no more.(AH)
13 Now I will break their yoke(AI) from your neck
    and tear your shackles away.”(AJ)

14 The Lord has given a command concerning you, Nineveh:
    “You will have no descendants to bear your name.(AK)
I will destroy the images(AL) and idols
    that are in the temple of your gods.
I will prepare your grave,(AM)
    for you are vile.”

15 Look, there on the mountains,
    the feet of one who brings good news,(AN)
    who proclaims peace!(AO)
Celebrate your festivals,(AP) Judah,
    and fulfill your vows.
No more will the wicked invade you;(AQ)
    they will be completely destroyed.[c]

Nineveh to Fall

[d]An attacker(AR) advances against you, Nineveh.
    Guard the fortress,
    watch the road,
    brace yourselves,
    marshal all your strength!

The Lord will restore(AS) the splendor(AT) of Jacob
    like the splendor of Israel,
though destroyers have laid them waste
    and have ruined their vines.

The shields of the soldiers are red;
    the warriors are clad in scarlet.(AU)
The metal on the chariots flashes
    on the day they are made ready;
    the spears of juniper are brandished.[e]
The chariots(AV) storm through the streets,
    rushing back and forth through the squares.
They look like flaming torches;
    they dart about like lightning.

Nineveh summons her picked troops,
    yet they stumble(AW) on their way.
They dash to the city wall;
    the protective shield is put in place.
The river gates(AX) are thrown open
    and the palace collapses.
It is decreed[f] that Nineveh
    be exiled and carried away.
Her female slaves moan(AY) like doves
    and beat on their breasts.(AZ)
Nineveh is like a pool
    whose water is draining away.
“Stop! Stop!” they cry,
    but no one turns back.
Plunder the silver!
    Plunder the gold!
The supply is endless,
    the wealth from all its treasures!
10 She is pillaged, plundered, stripped!
    Hearts melt,(BA) knees give way,
    bodies tremble, every face grows pale.(BB)

11 Where now is the lions’ den,(BC)
    the place where they fed their young,
where the lion and lioness went,
    and the cubs, with nothing to fear?
12 The lion killed(BD) enough for his cubs
    and strangled the prey for his mate,
filling his lairs(BE) with the kill
    and his dens with the prey.(BF)

13 “I am against(BG) you,”
    declares the Lord Almighty.
“I will burn up your chariots in smoke,(BH)
    and the sword(BI) will devour your young lions.
    I will leave you no prey on the earth.
The voices of your messengers
    will no longer be heard.”(BJ)

Woe to Nineveh

Woe to the city of blood,(BK)
    full of lies,(BL)
full of plunder,
    never without victims!
The crack of whips,
    the clatter of wheels,
galloping horses
    and jolting chariots!
Charging cavalry,
    flashing swords
    and glittering spears!
Many casualties,
    piles of dead,
bodies without number,
    people stumbling over the corpses(BM)
all because of the wanton lust of a prostitute,
    alluring, the mistress of sorceries,(BN)
who enslaved nations by her prostitution(BO)
    and peoples by her witchcraft.

“I am against(BP) you,” declares the Lord Almighty.
    “I will lift your skirts(BQ) over your face.
I will show the nations your nakedness(BR)
    and the kingdoms your shame.
I will pelt you with filth,(BS)
    I will treat you with contempt(BT)
    and make you a spectacle.(BU)
All who see you will flee(BV) from you and say,
    ‘Nineveh(BW) is in ruins(BX)—who will mourn for her?’(BY)
    Where can I find anyone to comfort(BZ) you?”

Are you better than(CA) Thebes,(CB)
    situated on the Nile,(CC)
    with water around her?
The river was her defense,
    the waters her wall.
Cush[g](CD) and Egypt were her boundless strength;
    Put(CE) and Libya(CF) were among her allies.
10 Yet she was taken captive(CG)
    and went into exile.
Her infants were dashed(CH) to pieces
    at every street corner.
Lots(CI) were cast for her nobles,
    and all her great men were put in chains.(CJ)
11 You too will become drunk;(CK)
    you will go into hiding(CL)
    and seek refuge from the enemy.

12 All your fortresses are like fig trees
    with their first ripe fruit;(CM)
when they are shaken,
    the figs(CN) fall into the mouth of the eater.
13 Look at your troops—
    they are all weaklings.(CO)
The gates(CP) of your land
    are wide open to your enemies;
    fire has consumed the bars of your gates.(CQ)

14 Draw water for the siege,(CR)
    strengthen your defenses!(CS)
Work the clay,
    tread the mortar,
    repair the brickwork!
15 There the fire(CT) will consume you;
    the sword(CU) will cut you down—
    they will devour you like a swarm of locusts.
Multiply like grasshoppers,
    multiply like locusts!(CV)
16 You have increased the number of your merchants
    till they are more numerous than the stars in the sky,
but like locusts(CW) they strip the land
    and then fly away.
17 Your guards are like locusts,(CX)
    your officials like swarms of locusts
    that settle in the walls on a cold day—
but when the sun appears they fly away,
    and no one knows where.

18 King of Assyria, your shepherds[h] slumber;(CY)
    your nobles lie down to rest.(CZ)
Your people are scattered(DA) on the mountains
    with no one to gather them.
19 Nothing can heal you;(DB)
    your wound is fatal.
All who hear the news about you
    clap their hands(DC) at your fall,
for who has not felt
    your endless cruelty?(DD)

Footnotes

  1. Nahum 1:9 Or What do you foes plot against the Lord? / He will bring it
  2. Nahum 1:10 The meaning of the Hebrew for this verse is uncertain.
  3. Nahum 1:15 In Hebrew texts this verse (1:15) is numbered 2:1.
  4. Nahum 2:1 In Hebrew texts 2:1-13 is numbered 2:2-14.
  5. Nahum 2:3 Hebrew; Septuagint and Syriac ready; / the horsemen rush to and fro.
  6. Nahum 2:7 The meaning of the Hebrew for this word is uncertain.
  7. Nahum 3:9 That is, the upper Nile region
  8. Nahum 3:18 That is, rulers

Habakuk roept tot God

Dit is de profetie die God aan Habakuk doorgaf.

Here, hoelang moet ik nog om hulp roepen zonder dat U het hoort? Ik schreeuw: ‘Help! Geweld!’, maar U doet niets. Waarom laat U mij dat onrecht zien en hoe kunt U Zelf al die ellende aanzien? Waar ik ook kijk, overal heersen onderdrukking, geweld, ruzie en onenigheid. De wet verliest haar kracht en de rechtspraak is verziekt, want de goddelozen drijven de rechtvaardigen in het nauw en het recht wordt verdraaid.

De Here antwoordt: ‘Kijk eens naar de volken en verbaas u! Want Ik ga tijdens uw leven iets doen wat u niet zou geloven als het werd verteld. Ik ga een nieuwe wereldmacht ten tonele voeren, de Chaldeeën, een wreed, woest volk. Zij trekken de hele wereld door en veroveren andermans woonplaatsen. Zij staan bekend als een afschrikwekkend, angstaanjagend volk. Zij bepalen zelf wat recht is en vertrouwen op eigen kracht. Hun paarden zijn vlugger dan panters en lopen harder dan een wolf in de schemering. Hun ruiters komen aan in galop, zij komen uit verre landen toeschieten als een arend op zijn prooi.

Zij komen om geweld te plegen. Hun aanval is als een verzengende oostenwind. Zij verzamelen gevangenen alsof het zand is. 10 Zij drijven de spot met koningen en vorsten en lachen om elke vesting. Want de Chaldeeën gooien er gewoon aarde tegenaan en nemen haar in. 11 Als een wervelwind gaan zij verder en verdwijnen uit het gezicht, maar hun schuld is groot, want zij maken van hun kracht hun god.’

12 Och Here, mijn heilige God, U die eeuwig leeft: zou U met dit alles het plan hebben ons weg te vagen? Natuurlijk niet! Here, onze rots, U besloot de Chaldeeën te laten komen om ons te straffen en terecht te wijzen vanwege onze zonden. 13 U, die te reine ogen hebt om kwaad en onrecht te kunnen aanzien, hoe kunt U die verraders toelaten? Waarom doet U niets wanneer die goddeloze volken ons, die rechtvaardiger zijn dan zij, vernietigen? 14 Waarom behandelt u de mensen als vissen die gevangen en gedood worden, als kruipende dieren die geen leider hebben om hen te verdedigen tegen de vijand? 15 Moeten wij aan hun haken worden opgevist of uit hun netten worden gehaald terwijl zij juichen over hun vangst? 16 Dan brengen zij offers aan hun netten en branden er wierook voor. ‘Dit zijn de goden waaraan wij onze vette buit en overvloedige maaltijd te danken hebben!’ zeggen zij. 17 Mogen zij maar altijd zo doorgaan? Mogen zij voortdurend andere volken meedogenloos blijven vernietigen?

Gods antwoord aan Habakuk

Ik zal mijn wachttoren beklimmen of op de wallen gaan staan. Want ik wil uitzien naar Gods antwoord op mijn klacht. Toen antwoordde de Here mij: ‘Schrijf het visioen op, schrijf mijn antwoord duidelijk op een stenen plaat, zodat iedereen het in het voorbijlopen kan lezen. Het duurt nog enige tijd voordat het visioen werkelijkheid wordt, maar eens zal zeker de dag aanbreken waarop het wordt verwezenlijkt. Misschien lijkt het langzaam te gaan, maar blijf er toch op wachten want het komt beslist en zal geen moment te laat komen! Denk eraan: koppige mensen vertrouwen alleen zichzelf en gaan te gronde. Maar de mensen die rechtvaardig zijn, zullen door hun geloof echt leven. Trouwens, die Chaldeeën worden bedrogen, de wijn bedwelmt hen, want die is heel verraderlijk. In hun hebzucht hebben zij talrijke volken rondom zich verzameld, maar net als de dood en het dodenrijk hebben zij nooit genoeg. Zij zijn onverzadigbaar.

De tijd nadert waarop al hun gevangenen hen zullen uitlachen en bespotten. “Wee hun die zich verrijken ten koste van anderen!” zullen zij zeggen. “Hoelang zal dit nog duren? Ja, wee hun die ons uitbuiten!” Plotseling zullen uw schuldeisers ontwaken en u zult zich geen raad weten van angst, zij zullen u helemaal leegplunderen. Vele volken hebt u geplunderd, nu zullen de rollen worden omgekeerd en bent u zelf het slachtoffer. Want u hebt gemoord en gewelddaden begaan tegen mensen in alle landen en steden. Wee hun die rijk worden ten koste van anderen en denken veilig te zijn. 10 Doordat u vele volken hebt uitgemoord, hebt u uw eigen naam te schande gemaakt en uw leven verknoeid. 11 Zelfs de stenen uit de muren van uw huizen roepen dit en de balken in het plafond beamen hun woorden.

12 Wee hun die steden bouwen met geld dat is verkregen uit moord en roof! 13 Heeft de Here van de hemelse legers niet bepaald dat de winst van de goddeloze volken in rook zal opgaan? Zij sloven zich uit, maar tevergeefs! 14 Maar er zal een tijd komen waarop de aarde helemaal vol zal zijn met de kennis van de heerlijkheid van de Here, net zoals de zee boordevol water is.

15 Wee hun die hun naasten te drinken geven en er gif bij mengen, die hen dronken voeren om hen naakt te kunnen zien! 16 Binnenkort zal uw eer moeten plaatsmaken voor schande. Drink uit de beker met het oordeel van de Here. Drink en laat uw onbesnedenheid zien. Uw eer zal moeten wijken voor de grote schande die u zal treffen. 17 Eens kapte u de bossen van de Libanon, maar nu wordt u zelf geveld. De wilde dieren die in uw vallen waren gevangen, joegen u angst aan, maar nu zal u zelf het angstzweet uitbreken omdat u overal hebt gemoord en geweld hebt gepleegd. 18 Welk nut heeft het uw zelfgemaakte afgodsbeelden te aanbidden? Het is een leugen dat zij zouden kunnen helpen. Het is dwaas om te vertrouwen op wat u zelf hebt gemaakt. 19 Wee hun die tegen een stuk hout zeggen: “Word wakker!” of tegen een stomme steen: “Opstaan!” Kunnen zulke afgodsbeelden spreken namens God? Zij zijn wel overtrokken met zilver en goud, maar er is volstrekt geen leven in!

20 De Here woont echter in zijn heilige tempel. Laat de hele aarde voor Hem zwijgen.’

Lofzang op Gods overwinning

Dit is een gebed van de profeet Habakuk, een lofzang op Gods overwinning:

Here, ik heb van uw roemruchte daden gehoord en ben met ontzag vervuld voor wat U gaat doen. Laat uw daden herleven in deze tijd, maak uw kracht openbaar. Al bent U toornig geworden, vergeet niet medelijden te hebben!’
De heilige God komt uit Teman, Hij daalt af van de bergen van Paran. Zijn majesteit bedekt de hemel, de aarde is vol van zijn lof.
Hij schittert als het zonlicht, uit zijn handen schieten lichtstralen, daarin is zijn kracht verborgen.
Voor Hem uit gaat de pest en de koorts volgt Hem op de voet.
Hij staat en doet de aarde beven, Hij kijkt rond en laat volken opspringen van schrik. Oeroude bergen worden verpletterd, stokoude heuvels worden met de grond gelijk gemaakt. Zijn eeuwige kracht blijft onveranderd!
Ik zie dat de inwoners van Kuschan en Midjan in doodsangst verkeren.
Was U toornig, Here, op de rivieren en op het water van de zee, dat U op de wolken als op paarden komt aanstormen, staande op uw zegekar?
U spant uw boog en op uw bevel schieten de pijlen weg, U splijt de aarde en rivieren ontspringen.
10 De bergen zien U en beven. Stromen water trekken voorbij. De watervloed roept tot U en de golven rijzen huizenhoog.
11 De zon en de maan trekken zich terug bij het licht van uw pijlen, bij de bliksemende schittering van uw speer.
12 Vol toorn schrijdt U over de aarde en vertrapt de volken in boosheid.
13 U trekt eropuit om uw volk te redden, om uw gezalfde te bevrijden. U verbrijzelt het huis van de goddeloze van de nok tot aan de fundamenten, ja, tot de laatste steen.
14 Met zijn eigen pijlen doorboort U de aanvoerder van de aanstormende troepen. Zij willen mij verpletteren en juichen omdat zij een weerloze in zijn schuilhoek denken te vernietigen.
15 U betreedt met uw paarden de zee en loopt over de schuimkoppen van het machtige water.
16 Ik beefde van angst toen ik dit hoorde, bij het horen van dit bericht begonnen mijn lippen te trillen. Alle kracht begaf mij, ik stond met knikkende knieën. Toch zal ik rustig de dag afwachten waarop U het volk dat ons aanvalt, zult straffen.
17 Al zou de vijgenboom niet bloeien en de wijnstok geen druiven opleveren, al zou de oogst van de olijfboom teleurstellen en de akker geen voedsel geven, al zouden alle schapen uit de schaapskooien verdwenen zijn en geen runderen meer in de stal staan,
18 tóch zal ik mij verheugen in de Here en juichen over God die mij redt!
19 De Oppermachtige Here is mijn kracht, Hij maakt mij lichtvoetig als een hert en brengt mij veilig over de bergen.

Een opmerking voor de koordirigent: deze lofzang moet worden begeleid door snaarinstrumenten.

The prophecy(A) that Habakkuk the prophet received.

Habakkuk’s Complaint

How long,(B) Lord, must I call for help,
    but you do not listen?(C)
Or cry out to you, “Violence!”
    but you do not save?(D)
Why do you make me look at injustice?
    Why do you tolerate(E) wrongdoing?(F)
Destruction and violence(G) are before me;
    there is strife,(H) and conflict abounds.
Therefore the law(I) is paralyzed,
    and justice never prevails.
The wicked hem in the righteous,
    so that justice(J) is perverted.(K)

The Lord’s Answer

“Look at the nations and watch—
    and be utterly amazed.(L)
For I am going to do something in your days
    that you would not believe,
    even if you were told.(M)
I am raising up the Babylonians,[a](N)
    that ruthless and impetuous people,
who sweep across the whole earth(O)
    to seize dwellings not their own.(P)
They are a feared and dreaded people;(Q)
    they are a law to themselves
    and promote their own honor.
Their horses are swifter(R) than leopards,
    fiercer than wolves(S) at dusk.
Their cavalry gallops headlong;
    their horsemen come from afar.
They fly like an eagle swooping to devour;
    they all come intent on violence.
Their hordes[b] advance like a desert wind
    and gather prisoners(T) like sand.
10 They mock kings
    and scoff at rulers.(U)
They laugh at all fortified cities;
    by building earthen ramps(V) they capture them.
11 Then they sweep past like the wind(W) and go on—
    guilty people, whose own strength is their god.”(X)

Habakkuk’s Second Complaint

12 Lord, are you not from everlasting?(Y)
    My God, my Holy One,(Z) you[c] will never die.(AA)
You, Lord, have appointed(AB) them to execute judgment;
    you, my Rock,(AC) have ordained them to punish.
13 Your eyes are too pure(AD) to look on evil;
    you cannot tolerate wrongdoing.(AE)
Why then do you tolerate(AF) the treacherous?(AG)
    Why are you silent while the wicked
    swallow up those more righteous than themselves?(AH)
14 You have made people like the fish in the sea,
    like the sea creatures that have no ruler.
15 The wicked(AI) foe pulls all of them up with hooks,(AJ)
    he catches them in his net,(AK)
he gathers them up in his dragnet;
    and so he rejoices and is glad.
16 Therefore he sacrifices to his net
    and burns incense(AL) to his dragnet,
for by his net he lives in luxury
    and enjoys the choicest food.
17 Is he to keep on emptying his net,
    destroying nations without mercy?(AM)

I will stand at my watch(AN)
    and station myself on the ramparts;(AO)
I will look to see what he will say(AP) to me,
    and what answer I am to give to this complaint.[d](AQ)

The Lord’s Answer

Then the Lord replied:

“Write(AR) down the revelation
    and make it plain on tablets
    so that a herald[e] may run with it.
For the revelation awaits an appointed time;(AS)
    it speaks of the end(AT)
    and will not prove false.
Though it linger, wait(AU) for it;
    it[f] will certainly come
    and will not delay.(AV)

“See, the enemy is puffed up;
    his desires are not upright—
    but the righteous person(AW) will live by his faithfulness[g](AX)
indeed, wine(AY) betrays him;
    he is arrogant(AZ) and never at rest.
Because he is as greedy as the grave
    and like death is never satisfied,(BA)
he gathers to himself all the nations
    and takes captive(BB) all the peoples.

“Will not all of them taunt(BC) him with ridicule and scorn, saying,

“‘Woe to him who piles up stolen goods
    and makes himself wealthy by extortion!(BD)
    How long must this go on?’
Will not your creditors suddenly arise?
    Will they not wake up and make you tremble?
    Then you will become their prey.(BE)
Because you have plundered many nations,
    the peoples who are left will plunder you.(BF)
For you have shed human blood;(BG)
    you have destroyed lands and cities and everyone in them.(BH)

“Woe to him who builds(BI) his house by unjust gain,(BJ)
    setting his nest(BK) on high
    to escape the clutches of ruin!
10 You have plotted the ruin(BL) of many peoples,
    shaming(BM) your own house and forfeiting your life.
11 The stones(BN) of the wall will cry out,
    and the beams of the woodwork will echo it.

12 “Woe to him who builds a city with bloodshed(BO)
    and establishes a town by injustice!
13 Has not the Lord Almighty determined
    that the people’s labor is only fuel for the fire,(BP)
    that the nations exhaust themselves for nothing?(BQ)
14 For the earth will be filled with the knowledge of the glory(BR) of the Lord
    as the waters cover the sea.(BS)

15 “Woe to him who gives drink(BT) to his neighbors,
    pouring it from the wineskin till they are drunk,
    so that he can gaze on their naked bodies!
16 You will be filled with shame(BU) instead of glory.(BV)
    Now it is your turn! Drink(BW) and let your nakedness be exposed[h]!(BX)
The cup(BY) from the Lord’s right hand is coming around to you,
    and disgrace will cover your glory.
17 The violence(BZ) you have done to Lebanon will overwhelm you,
    and your destruction of animals will terrify you.(CA)
For you have shed human blood;(CB)
    you have destroyed lands and cities and everyone in them.

18 “Of what value(CC) is an idol(CD) carved by a craftsman?
    Or an image(CE) that teaches lies?
For the one who makes it trusts in his own creation;
    he makes idols that cannot speak.(CF)
19 Woe to him who says to wood, ‘Come to life!’
    Or to lifeless stone, ‘Wake up!’(CG)
Can it give guidance?
    It is covered with gold and silver;(CH)
    there is no breath in it.”(CI)

20 The Lord is in his holy temple;(CJ)
    let all the earth be silent(CK) before him.

Habakkuk’s Prayer

A prayer of Habakkuk the prophet. On shigionoth.[i](CL)

Lord, I have heard(CM) of your fame;
    I stand in awe(CN) of your deeds, Lord.(CO)
Repeat(CP) them in our day,
    in our time make them known;
    in wrath remember mercy.(CQ)

God came from Teman,(CR)
    the Holy One(CS) from Mount Paran.[j](CT)
His glory covered the heavens(CU)
    and his praise filled the earth.(CV)
His splendor was like the sunrise;(CW)
    rays flashed from his hand,
    where his power(CX) was hidden.
Plague(CY) went before him;
    pestilence followed his steps.
He stood, and shook the earth;
    he looked, and made the nations tremble.
The ancient mountains crumbled(CZ)
    and the age-old hills(DA) collapsed(DB)
    but he marches on forever.(DC)
I saw the tents of Cushan in distress,
    the dwellings of Midian(DD) in anguish.(DE)

Were you angry with the rivers,(DF) Lord?
    Was your wrath against the streams?
Did you rage against the sea(DG)
    when you rode your horses
    and your chariots to victory?(DH)
You uncovered your bow,
    you called for many arrows.(DI)
You split the earth with rivers;
10     the mountains saw you and writhed.(DJ)
Torrents of water swept by;
    the deep roared(DK)
    and lifted its waves(DL) on high.

11 Sun and moon stood still(DM) in the heavens
    at the glint of your flying arrows,(DN)
    at the lightning(DO) of your flashing spear.
12 In wrath you strode through the earth
    and in anger you threshed(DP) the nations.
13 You came out(DQ) to deliver(DR) your people,
    to save your anointed(DS) one.
You crushed(DT) the leader of the land of wickedness,
    you stripped him from head to foot.
14 With his own spear you pierced his head
    when his warriors stormed out to scatter us,(DU)
gloating as though about to devour
    the wretched(DV) who were in hiding.
15 You trampled the sea(DW) with your horses,
    churning the great waters.(DX)

16 I heard and my heart pounded,
    my lips quivered at the sound;
decay crept into my bones,
    and my legs trembled.(DY)
Yet I will wait patiently(DZ) for the day of calamity
    to come on the nation invading us.
17 Though the fig tree does not bud
    and there are no grapes on the vines,
though the olive crop fails
    and the fields produce no food,(EA)
though there are no sheep in the pen
    and no cattle in the stalls,(EB)
18 yet I will rejoice in the Lord,(EC)
    I will be joyful in God my Savior.(ED)

19 The Sovereign Lord is my strength;(EE)
    he makes my feet like the feet of a deer,
    he enables me to tread on the heights.(EF)

For the director of music. On my stringed instruments.

Footnotes

  1. Habakkuk 1:6 Or Chaldeans
  2. Habakkuk 1:9 The meaning of the Hebrew for this word is uncertain.
  3. Habakkuk 1:12 An ancient Hebrew scribal tradition; Masoretic Text we
  4. Habakkuk 2:1 Or and what to answer when I am rebuked
  5. Habakkuk 2:2 Or so that whoever reads it
  6. Habakkuk 2:3 Or Though he linger, wait for him; / he
  7. Habakkuk 2:4 Or faith
  8. Habakkuk 2:16 Masoretic Text; Dead Sea Scrolls, Aquila, Vulgate and Syriac (see also Septuagint) and stagger
  9. Habakkuk 3:1 Probably a literary or musical term
  10. Habakkuk 3:3 The Hebrew has Selah (a word of uncertain meaning) here and at the middle of verse 9 and at the end of verse 13.