Add parallel Print Page Options

Hoor je de wijsheid niet roepen en klinkt de stem van het verstand niet overal?
Vanaf verhogingen, langs de wegen en op kruisingen, waar zij staat,
bij de poort, aan de ingang van de stad, en aan elke deur roept zij:
‘Ik roep u, mannen, en richt mij tot alle mensenkinderen.
Kom tot bezinning, onverstandigen, stel uw hart open, onwijzen!
Luister, ik heb een belangrijke boodschap voor u, ik spreek over eerlijke zaken.
Mijn mond spreekt alleen maar waarheid, ik verafschuw leugens.
Uit alles wat ik zeg, spreekt oprechtheid en niets gemeens of verkeerds.
Het is overduidelijk voor verstandige mensen en mensen die inzicht hebben, zullen mij goed begrijpen.
10 Mijn lessen geven u meer dan zilver, deze kennis is kostbaarder dan puur goud.
11 Edelstenen vallen in het niet bij de wijsheid, zelfs uw stoutste dromen vallen daarbij in het niet.
12 Ik, de wijsheid, ga gepaard met een helder verstand en ik maak mij kennis en bedachtzaamheid eigen.
13 Eerbiedig ontzag voor de Here houdt in dat u het kwaad, de trots, de hoogmoed, de goddeloosheid en leugens haat.
14 Raad en blijvende wijsheid zijn het mijne, ik ben het verstand en bezit alle kracht.
15 Door mij regeren koningen en bepalen bestuurders wat rechtvaardig is.
16 Door mij heersen de heersers, de edelen en alle rechters op aarde.
17 Ik heb lief wie mij liefhebben en wie mij ijverig zoeken, zullen mij ook vinden.
18 Ik ga samen met rijkdom en aanzien, duurzaam bezit en gerechtigheid.
19 Wat ik voortbreng, is beter dan zuiver goud, dan het allerpuurste goud en wat ik opbreng, is beter dan het zuiverste zilver.
20 Ik laat iemand wandelen op de weg van de gerechtigheid, midden op de goede wegen.
21 Zij die mij liefhebben, erven een onvervreemdbaar bezit en ik vul hun schatkamers.
22 Ik was het bezit van de Here, toen Hij begon te werken, vanaf het prilste begin.
23 Ik ben gemaakt in het begin van de tijd, ik was er al voor de aarde bestond.
24 Ik was er al vóór de diepe wateren er waren, de bronnen, met hun overvloed aan water.
25 Voordat de bergen werden neergezet en heuvels zich verhieven, ben ik geboren.
26 Hij had de aarde en de velden nog niet gemaakt, nog geen zandkorreltje.
27 Maar toen Hij de hemelen schiep, was ik erbij en ook toen Hij de diepe wateren maakte.
28 Toen Hij de wolken hun plaats gaf en de diepe waterbronnen aan banden legde.
29 Toen Hij de zee inperkte, zodat de wateren Hem gehoorzaamden, en Hij de aarde grondvestte.
30 Ik was als een zuigeling bij Hem, dag in, dag uit spelend onder zijn oog.
31 Spelend in zijn wereld, op zijn aarde, mijn vreugde delend met de mensenkinderen.
32 Nu dan, kinderen, luister naar mij! Want gelukkig zijn zij die doen wat ik voorschrijf.
33 Luister naar mijn lessen en word wijs, onttrek u niet aan mijn onderwijs.
34 Gelukkig is hij die naar mij luistert, die voortdurend in mijn buurt is en mij niet uit het oog wil verliezen.
35 Want wie mij vindt, vindt het leven en oogst de goedkeuring van de Here.
36 Maar wie tegen mij zondigt, brengt schade toe aan zijn ziel, allen die God en zijn wijsheid haten, hebben de dood lief.’

Wisdom’s Call

Does not wisdom call out?(A)
    Does not understanding raise her voice?
At the highest point along the way,
    where the paths meet, she takes her stand;
beside the gate leading into the city,
    at the entrance, she cries aloud:(B)
“To you, O people, I call out;(C)
    I raise my voice to all mankind.
You who are simple,(D) gain prudence;(E)
    you who are foolish, set your hearts on it.[a]
Listen, for I have trustworthy things to say;
    I open my lips to speak what is right.
My mouth speaks what is true,(F)
    for my lips detest wickedness.
All the words of my mouth are just;
    none of them is crooked or perverse.
To the discerning all of them are right;
    they are upright to those who have found knowledge.
10 Choose my instruction instead of silver,
    knowledge rather than choice gold,(G)
11 for wisdom is more precious(H) than rubies,
    and nothing you desire can compare with her.(I)

12 “I, wisdom, dwell together with prudence;
    I possess knowledge and discretion.(J)
13 To fear the Lord(K) is to hate evil;(L)
    I hate(M) pride and arrogance,
    evil behavior and perverse speech.
14 Counsel and sound judgment are mine;
    I have insight, I have power.(N)
15 By me kings reign
    and rulers(O) issue decrees that are just;
16 by me princes govern,(P)
    and nobles—all who rule on earth.[b]
17 I love those who love me,(Q)
    and those who seek me find me.(R)
18 With me are riches and honor,(S)
    enduring wealth and prosperity.(T)
19 My fruit is better than fine gold;(U)
    what I yield surpasses choice silver.(V)
20 I walk in the way of righteousness,(W)
    along the paths of justice,
21 bestowing a rich inheritance on those who love me
    and making their treasuries full.(X)

22 “The Lord brought me forth as the first of his works,[c][d]
    before his deeds of old;
23 I was formed long ages ago,
    at the very beginning, when the world came to be.
24 When there were no watery depths, I was given birth,
    when there were no springs overflowing with water;(Y)
25 before the mountains were settled in place,(Z)
    before the hills, I was given birth,(AA)
26 before he made the world or its fields
    or any of the dust of the earth.(AB)
27 I was there when he set the heavens in place,(AC)
    when he marked out the horizon(AD) on the face of the deep,
28 when he established the clouds above(AE)
    and fixed securely the fountains of the deep,(AF)
29 when he gave the sea its boundary(AG)
    so the waters would not overstep his command,(AH)
and when he marked out the foundations of the earth.(AI)
30     Then I was constantly[e] at his side.(AJ)
I was filled with delight day after day,
    rejoicing always in his presence,
31 rejoicing in his whole world
    and delighting in mankind.(AK)

32 “Now then, my children, listen(AL) to me;
    blessed are(AM) those who keep my ways.(AN)
33 Listen to my instruction and be wise;
    do not disregard it.
34 Blessed are those who listen(AO) to me,
    watching daily at my doors,
    waiting at my doorway.
35 For those who find me(AP) find life(AQ)
    and receive favor from the Lord.(AR)
36 But those who fail to find me harm themselves;(AS)
    all who hate me love death.”(AT)

Footnotes

  1. Proverbs 8:5 Septuagint; Hebrew foolish, instruct your minds
  2. Proverbs 8:16 Some Hebrew manuscripts and Septuagint; other Hebrew manuscripts all righteous rulers
  3. Proverbs 8:22 Or way; or dominion
  4. Proverbs 8:22 Or The Lord possessed me at the beginning of his work; or The Lord brought me forth at the beginning of his work
  5. Proverbs 8:30 Or was the artisan; or was a little child