Handelingen 10
Het Boek
Petrus en Cornelius
10 In Caesarea woonde Cornelius, de commandant van het zogenaamde Italiaanse regiment. 2 Deze man was erg gelovig. Hij en al zijn huisgenoten hadden diep ontzag voor God. Hij gaf veel weg aan de armen en was een man van gebed.
3 Op een middag, om een uur of drie, kreeg hij een visioen. Hij zag duidelijk een engel binnenkomen die voor hem ging staan en zei: ‘Cornelius!’ 4 Cornelius keek hem met grote ogen aan en begon bang te worden. ‘Ja, heer,’ stamelde hij. ‘Wat is er?’ De engel zei: ‘God heeft uw gebeden gehoord en Hij heeft gezien wat u voor de armen hebt gedaan. 5 Stuur een paar mannen naar Joppe om een zekere Petrus te zoeken en hem te vragen naar uw huis te komen. 6 Hij logeert bij Simon, de leerlooier die aan zee woont.’ 7 Zodra de engel weg was, riep Cornelius twee van zijn huisknechten en een van zijn lijfwachten, een gelovig man. 8 Hij vertelde hun wat er gebeurd was en stuurde hen naar Joppe.
9 De volgende dag, terwijl de mannen Joppe naderden, ging Petrus het platte dak van het huis op om te bidden. Het was omstreeks het middaguur en 10 omdat hij honger had, wilde hij graag iets eten. Terwijl het eten werd klaargemaakt, raakte hij buiten zichzelf. 11 Hij zag de hemel open en er kwam iets naar beneden wat op een groot kleed leek. Het werd aan de vier hoeken vastgehouden en op de aarde neergelaten.
12 Op het kleed lagen allerlei dieren: zoogdieren, reptielen en vogels. 13 Een stem uit de hemel zei: ‘Sta op, Petrus! U mag er zoveel van slachten en eten als u wilt.’ 14 ‘Maar, Here,’ zei Petrus. ‘Ik heb nog nooit iets gegeten wat voor een Jood verboden is.’ 15 De stem kwam opnieuw: ‘Als God iets rein noemt zodat u het mag eten, dan mag u het niet onrein noemen!’ 16 Dit gebeurde drie keer en toen werd het kleed weer in de hemel opgetrokken.
17 Petrus wist er niet goed raad mee. Hij vroeg zich af wat dat visioen kon betekenen. Op datzelfde moment stonden er enkele mannen voor de deur die gestuurd waren door Cornelius. Zij hadden het huis van de leerlooier Simon gevonden 18 en vroegen of daar ook een zekere Petrus logeerde.
19 Terwijl Petrus nog over het visioen zat na te denken, zei de Geest tegen hem: ‘Petrus, er zijn enkele mannen voor u. 20 Sta op, ga naar beneden en aarzel niet met hen mee te gaan, want Ik heb hen gestuurd.’ 21 Petrus ging naar beneden. ‘U zoekt mij,’ zei hij tegen de mannen, ‘maar waarom eigenlijk?’ 22 Zij antwoordden: ‘Wij zijn gestuurd door Cornelius, een Romeins officier uit Caesarea. Hij is rechtvaardig en heeft diep ontzag voor God. Hij wordt door de Joden op handen gedragen. Nu heeft een engel van God hem gezegd dat hij u moest vragen bij hem thuis te komen om te luisteren naar wat u te zeggen hebt.’ 23 Petrus vroeg de mannen binnen te komen en nodigde hen uit te blijven slapen. De volgende morgen maakte hij zich klaar en ging met hen mee, samen met enkele andere volgelingen van Jezus uit Joppe.
24 De dag daarop kwamen zij in Caesarea aan. Cornelius, die zijn familie en zijn beste vrienden bijeen had geroepen, stond al te wachten. 25 Toen Petrus binnenkwam, liep Cornelius naar hem toe en viel op zijn knieën. 26 Maar Petrus trok hem overeind en zei: ‘Sta op! Ik ben ook maar een mens!’ 27 Al pratend kwamen zij in de kamer waar alle genodigden bij elkaar waren. 28 Petrus nam het woord en zei: ‘U weet vast wel dat het mij als Jood verboden is met mensen van een ander volk om te gaan. Maar God heeft mij duidelijk gemaakt dat ik niemand minderwaardig of onrein mag vinden. 29 Daarom ben ik zonder aarzelen meegegaan toen u mij liet vragen bij u te komen. Maar ik ben wel benieuwd waarom u dat hebt gedaan.’
30 Cornelius antwoordde: ‘Vier dagen geleden was ik ʼs middags rond drie uur hier in huis aan het bidden. 31 Ineens stond er een man voor me, met schitterend witte kleren aan. “Cornelius,” zei hij, “God heeft uw gebeden gehoord en Hij is niet vergeten wat u voor de armen hebt gedaan. 32 Stuur enkele mannen naar Joppe om een zekere Petrus te halen. Hij logeert bij Simon, de leerlooier die aan zee woont.” 33 Ik heb meteen een paar mannen naar u toe gestuurd. Fijn dat u gekomen bent. Wij zijn hier in de tegenwoordigheid van God en wachten met spanning op wat u namens Hem zult zeggen.’ 34 Petrus zei: ‘Het is mij nu pas echt duidelijk dat God geen onderscheid maakt tussen mensen. 35 Hij aanvaardt ieder die ontzag voor Hem heeft en die doet wat Hij wil, ongeacht tot welk volk die persoon behoort. 36 Hij heeft het volk van Israël de heerlijke boodschap van vrede gebracht, door Jezus Christus, de Here van allen.
37 U weet wel wat er in Israël is gebeurd. Het begon in Galilea, niet lang nadat Johannes de Doper de mensen opriep zich te laten dopen. 38 U hebt vast wel gehoord van Jezus van Nazareth, de man aan wie God de Heilige Geest en grote kracht gaf. Hij trok het land door en deed heel veel goeds. Hij genas alle mensen die in de macht van de duivel leefden, want God was met Hem. 39 Wij hebben met eigen ogen gezien wat Hij allemaal heeft gedaan, zowel in Jeruzalem als in heel Israël. Het volk heeft Hem gedood door Hem te kruisigen. 40 Maar God heeft Hem op de derde dag na zijn dood weer levend gemaakt en Hem aan enkele mensen laten zien, 41 aan getuigen die tevoren door God waren uitgekozen, niet aan het grote publiek, maar aan ons, die met Hem hebben gegeten en gedronken, nadat Hij uit de dood was opgestaan. 42 Hij heeft ons opdracht gegeven dit nieuws bekend te maken en de mensen te verzekeren dat Jezus door God is aangesteld om recht te spreken over de levenden en de doden. 43 Alle profeten hebben over Hem gesproken. Zij hebben verklaard dat ieder die in Hem gelooft, door zijn naam vergeving van zonden krijgt.’
44 Terwijl Petrus nog sprak, viel de Heilige Geest op allen die naar hem luisterden. 45 De Joodse volgelingen van Jezus die met Petrus waren meegekomen, waren verbaasd dat de Heilige Geest ook aan mensen van een ander volk was gegeven. 46 Maar er was geen twijfel mogelijk, want zij hoorden hen in vreemde talen spreken en God verheerlijken. 47 ‘Wie kan er nog bezwaar tegen hebben dat deze mensen gedoopt worden,’ zei Petrus, ‘nu zij, net als wij, de Heilige Geest hebben ontvangen?’ 48 Hij gaf de andere volgelingen van Jezus opdracht hen in de naam van Jezus Christus te dopen. Cornelius vroeg hem nog een paar dagen te blijven.
Actes 10
La Bible du Semeur
Témoins devant les non-Juifs
Pierre chez l’officier Corneille
10 A Césarée[a] vivait un officier romain nommé Corneille qui avait un poste de commandement dans la cohorte appelée « l’Italique ». 2 Il était pieux et craignait Dieu, avec tous les gens de sa maison. Il était généreux envers les pauvres du peuple et priait Dieu en tout temps. 3 Un jour, vers trois heures de l’après-midi[b], il eut une vision : il vit distinctement un ange de Dieu qui entrait chez lui et qui lui dit : Corneille !
4 Corneille le regarda et, tout tremblant, demanda : Qu’y a-t-il, Seigneur ?
L’ange lui répondit : Tes prières et tes largesses envers les pauvres ont été accueillies par Dieu et il est intervenu en ta faveur. 5 C’est pourquoi ; maintenant, envoie des hommes à Jaffa pour faire venir ici un certain Simon que l’on surnomme Pierre. 6 Il loge chez un autre Simon, un tanneur, qui habite une maison près de la mer.
7 Dès que l’ange qui venait de lui parler fut parti, Corneille appela deux de ses serviteurs et l’un des soldats affectés à son service, qui était un homme pieux. 8 Il leur raconta tout ce qui venait de se passer et les envoya à Jaffa[c].
9 Le lendemain, tandis qu’ils étaient en chemin et se rapprochaient de Jaffa, Pierre monta sur la terrasse de la maison pour prier. Il était à peu près midi[d] : 10 il eut faim et voulut manger. Pendant qu’on lui préparait son repas, il tomba en extase. 11 Il vit le ciel ouvert et une sorte de grande toile, tenue aux quatre coins, qui s’abaissait et descendait vers la terre ; 12 elle contenait toutes sortes d’animaux : des quadrupèdes, des reptiles et des oiseaux.
13 Il entendit une voix qui lui disait : Lève-toi, Pierre, tue ces bêtes et mange-les.
14 – Oh non ! Seigneur, répliqua Pierre, car jamais de ma vie je n’ai rien mangé de souillé ou d’impur.
15 Mais la voix reprit et dit : Ce que Dieu a déclaré pur, ce n’est pas à toi de le considérer comme impur.
16 Par trois fois, cela se renouvela, puis la nappe disparut dans le ciel.
17 Pierre était fort perplexe et se demandait ce que cette vision signifiait. Pendant ce temps, les hommes envoyés par Corneille s’étaient renseignés pour savoir où se trouvait la maison de Simon, et ils se présentèrent à la porte d’entrée : 18 ils appelèrent et demandèrent si c’était bien là que logeait Simon, surnommé Pierre.
19 Comme Pierre en était toujours à réfléchir sur sa vision, l’Esprit lui dit : Ecoute, il y a trois[e] hommes qui te demandent. 20 Va, descends et pars avec eux sans hésiter, car c’est moi qui les ai envoyés.
21 Alors Pierre descendit et se présenta en disant : Me voilà, c’est moi que vous cherchez. Pourquoi êtes-vous venus ?
22 – Nous venons de la part du centurion Corneille, répondirent-ils. C’est un homme droit, qui craint Dieu et qui jouit de l’estime de toute la population juive. Un ange de Dieu lui a demandé de te faire venir dans sa maison pour écouter ce que tu peux avoir à lui dire.
23 Alors Pierre les fit entrer et leur offrit l’hospitalité pour la nuit. Le lendemain, il se mit en route avec eux, accompagné de quelques frères de Jaffa.
Pierre témoin de Jésus-Christ devant les non-Juifs
24 Le jour suivant, il arriva à Césarée. Corneille les attendait ; il avait invité sa parenté et ses amis intimes. 25 Au moment où Pierre allait entrer, Corneille s’avança vers lui, se jeta à ses pieds et se prosterna devant lui.
26 Mais Pierre le releva.
– Non, lui dit-il, lève-toi ! Je ne suis qu’un simple homme, moi aussi.
27 Puis, tout en s’entretenant avec lui, il entra dans la maison et découvrit les nombreuses personnes qui s’y étaient réunies. 28 Il leur dit : Vous savez que la Loi interdit à un Juif de fréquenter un étranger ou d’entrer chez lui. Mais Dieu m’a fait comprendre qu’il ne faut considérer aucun être humain comme souillé ou impur. 29 Voilà pourquoi je n’ai fait aucune difficulté pour venir quand vous m’avez appelé. A présent, puis-je savoir pour quelle raison vous m’avez fait venir ?
30 Corneille lui répondit : Il y a trois jours, à peu près à cette heure-ci, j’étais chez moi en train de faire la prière[f] de trois heures de l’après-midi. Soudain, un homme aux habits resplendissants s’est présenté devant moi 31 et m’a dit : « Corneille, ta prière a été entendue et Dieu a tenu compte des secours que tu as apportés aux pauvres. 32 Envoie donc des hommes à Jaffa pour inviter Simon, que l’on surnomme Pierre, à venir ici. Il loge chez un autre Simon, un tanneur qui habite une maison près de la mer. » 33 Par conséquent, je t’ai donc immédiatement envoyé chercher, et je te remercie d’avoir bien voulu venir. Nous voici donc maintenant tous ici devant Dieu, prêts à écouter tout ce que le Seigneur t’a chargé de nous dire.
34 Alors Pierre prit la parole et dit :
Maintenant je me rends vraiment compte que Dieu ne fait pas de différence entre les hommes. 35 Au contraire, parmi tous les peuples, tout homme qui le craint et qui fait ce qui est juste lui est agréable. 36 Il a adressé sa parole aux Israélites pour leur annoncer la paix par Jésus-Christ, qui est le Seigneur de tous les hommes. 37 Vous savez ce qui s’est passé, à commencer par la Galilée, puis dans toute la Judée, après que Jean a appelé les foules à se faire baptiser. 38 Ensuite, Dieu a oint Jésus de Nazareth en répandant sur lui la puissance du Saint-Esprit. Celui-ci a parcouru le pays en faisant le bien et en guérissant tous ceux qui étaient tombés sous le pouvoir du diable, car Dieu était avec lui.
39 Nous sommes les témoins de tout ce qu’il a fait, dans le pays des Juifs et à Jérusalem, où ils l’ont mis à mort en le clouant à la croix. 40 Mais Dieu l’a ramené à la vie le troisième jour et lui a donné de se montrer vivant, 41 non à tout le peuple, mais aux témoins que Dieu avait lui-même choisis d’avance, c’est-à-dire à nous. Et nous avons mangé et bu avec lui après sa résurrection. 42 Jésus nous a donné l’ordre de prêcher au peuple juif et de proclamer que c’est lui que Dieu a désigné pour juger les vivants et les morts. 43 Tous les prophètes ont parlé de lui en disant que tout homme qui croit en lui reçoit par lui le pardon de ses péchés.
Le don de l’Esprit aux non-Juifs
44 Alors que Pierre prononçait ces mots, l’Esprit Saint descendit soudain sur tous ceux qui écoutaient la Parole. 45 Les croyants juifs qui étaient venus avec Pierre furent très étonnés de voir que l’Esprit Saint était aussi donné aux non-Juifs, et répandu sur eux. 46 En effet, ils les entendaient parler en différentes langues et célébrer la grandeur de Dieu.
47 Alors Pierre demanda : Peut-on refuser de baptiser dans l’eau ceux qui ont reçu l’Esprit Saint aussi bien que nous ?
48 Et il donna ordre de les baptiser au nom de Jésus-Christ. Ensuite, ils le prièrent de rester encore quelques jours avec eux.
Footnotes
- 10.1 Césarée était le centre principal des garnisons romaines.
- 10.3 C’était l’heure habituelle de prière des Juifs (voir 3.1).
- 10.8 Jaffa était à environ 50 kilomètres de Césarée. Les envoyés sont partis le soir même et sont arrivés le lendemain après-midi.
- 10.9 midi: deuxième temps de prière des Juifs.
- 10.19 Selon les manuscrits, on trouve aussi des hommes ou deux hommes.
- 10.30 Certains manuscrits ont : je priais et jeûnais.
Handelingen 10
BasisBijbel
De Romein Cornelius ziet een engel
10 Er woonde in Cesarea een Romein die Cornelius heette. Hij was een aanvoerder van het Italiaanse deel van het leger. 2 Hij geloofde in God. Hij en alle mensen die in zijn huis woonden dienden God. Hij gaf vaak geld aan de arme mensen en bad veel tot God. 3 Op een dag was hij om ongeveer drie uur 's middags aan het bidden. Toen zag hij duidelijk een engel van God binnen komen. De engel zei tegen hem: "Cornelius!" 4 Hevig geschrokken staarde hij de engel aan. Hij zei: "Wat is er, heer?" De engel zei tegen hem: "God heeft gezien dat je bidt en geld geeft aan de arme mensen. 5 Stuur nu een paar mannen naar Joppe. Laat hen daar naar een man gaan die Simon heet. Hij wordt ook wel Petrus genoemd. Vraag hem om naar je toe te komen. 6 Hij logeert bij Simon de leerlooier, die bij de zee woont. Petrus zal je zeggen wat je moet doen." 7 Toen ging de engel weer weg. Onmiddellijk riep Cornelius twee van zijn slaven en een gelovige soldaat van de groep waarvan hij de aanvoerder was. 8 Hij vertelde hun alles en stuurde hen naar Joppe.
Petrus krijgt bezoek
9 De volgende dag kwamen de drie mannen in de buurt van de stad. Op dat moment was Petrus op het dak aan het bidden. Het was ongeveer twaalf uur 's middags. 10 Hij kreeg honger en wilde graag eten. Terwijl het eten voor hem werd klaargemaakt, zag hij iets vreemds gebeuren. Het leek alsof de hemel openging. 11 En er kwam iets uit de hemel naar beneden. Het leek op een groot tafellaken dat aan de vier hoeken naar beneden gelaten werd. 12 Er zaten allerlei dieren in: grote dieren, kleine kruipende dieren en vogels. 13 En een stem zei tegen hem: "Kom Petrus, slacht en eet!" 14 Maar Petrus zei: "Nee, echt niet, Heer! Ik heb nog nooit iets gegeten wat niet heilig of niet rein is."[a] 15 Voor de tweede keer sprak de stem en zei: "Als God van iets gezegd heeft dat het rein is, mag jij niet zeggen dat het onrein is!" 16 Dit gebeurde drie keer. Daarna werd het kleed weer opgetrokken, de hemel in.
17 Petrus vroeg zich af wat het betekende. Intussen kwamen de mannen van Cornelius bij het huis aan. Ze hadden naar het huis van Simon gevraagd en stonden nu bij de deur. 18 Ze hadden iemand geroepen en vroegen of er ook een Simon Petrus logeerde.
19 Terwijl Petrus nog nadacht over wat hij had gezien, zei de Heilige Geest tegen hem: "Er staan beneden drie mannen bij de deur. Ze komen voor jou. 20 Sta op en ga naar beneden. Reis zonder bezwaren te maken met hen mee. Want Ik heb hen gestuurd." 21 Petrus ging naar beneden en vroeg de mannen van Cornelius: "Ik ben de Simon Petrus die jullie zoeken. Waarom zijn jullie naar me toe gekomen?" 22 Ze zeiden: "We zijn gestuurd door iemand die Cornelius heet. Hij is legeraanvoerder, een goed man die God aanbidt. Hij wordt door alle Joden erg gewaardeerd. Een heilige engel heeft hem een boodschap van God gegeven dat hij jou in zijn huis moet uitnodigen. Want hij wil horen wat je hem hebt te vertellen." 23 Petrus vroeg hen om binnen te komen en was gastvrij voor hen.
Petrus gaat mee naar Cornelius
De volgende dag reisde hij met hen mee. Hij nam ook een paar broeders uit Joppe met zich mee. 24 Een dag later kwam hij in Cesarea aan. Cornelius zat al op hen te wachten. Hij had zijn familie en beste vrienden uitgenodigd. 25 Toen Petrus binnenkwam, knielde Cornelius eerbiedig voor hem neer. 26 Maar Petrus trok hem weer overeind en zei: "Sta op, ik ben zelf ook maar een mens." 27 Terwijl hij met hem praatte, liep hij naar binnen en zag daar alle mensen die waren gekomen. 28 Hij zei tegen hen: "Jullie weten dat Joden niet mogen omgaan met mensen die niet Joods zijn. We mogen ook niet bij hen in huis komen. Maar God heeft me laten zien dat ik niemand onrein of onheilig mag noemen. 29 Daarom ben ik ook zonder bezwaren te maken gekomen toen ik werd uitgenodigd. Cornelius, zou je me willen vertellen waarom je mij hebt laten komen?"
30 Cornelius antwoordde: "Precies vier dagen geleden was ik om ongeveer drie uur 's middags thuis aan het bidden. Ik had niet gegeten. 31 Toen stond er plotseling een man voor mij in stralend witte kleren. Hij zei: 'Cornelius, God heeft je gebeden gehoord. Ook heeft Hij gezien dat je geld geeft aan de arme mensen. 32 Stuur nu iemand naar Joppe. Nodig daar Simon uit, die ook Petrus genoemd wordt. Hij logeert in het huis van Simon de leerlooier, die bij de zee woont. Laat hem hierheen komen, want hij heeft je iets te vertellen.' 33 Toen heb ik onmiddellijk mijn mensen naar je toe gestuurd om je op te halen. Het is goed dat je bent gekomen. We zijn hier allemaal bij elkaar in de aanwezigheid van God, om te horen wat jij van God tegen ons moet zeggen."
34 Petrus antwoordde: "Ik zie dat God inderdaad geen verschil maakt tussen de mensen van verschillende volken. 35 Maar Hij houdt van iedereen die Hem aanbidt en die wil leven zoals Hij het wil. 36 Dat is ook het goede nieuws dat Hij naar Israël heeft gebracht: dat er vrede is door Jezus Christus.[b] Jezus is de Heer van alle mensen.
37 Jullie weten van de dingen die in het hele Joodse land zijn gebeurd. 38 Het begon in Galilea, nadat Jezus van Nazaret door Johannes was gedoopt. God zalfde Hem toen met de Heilige Geest en met kracht. Hij ging door het land, was goed voor de mensen en maakte iedereen gezond die door de duivel gevangen werd gehouden. Want God was met Hem. 39 Wij hebben alles gezien wat Hij in het Joodse land en in Jeruzalem heeft gedaan. En daar vertellen wij nu overal over. Maar de mensen hebben Hem gedood door Hem aan een kruis te spijkeren. 40 Maar God heeft Hem op de derde dag uit de dood teruggeroepen en weer levend gemaakt. Heel veel mensen hebben Hem toen gezien. 41 Maar niet iedereen. Hij heeft Zich alleen laten zien aan de mensen die ervan zouden gaan vertellen. God had ons daar van tevoren voor uitgekozen. Wij hebben met Hem gegeten en gedronken nadat Hij uit de dood was opgestaan. 42 Hij heeft ons de opdracht gegeven om aan de mensen te vertellen dat God Hém heeft aangewezen als Rechter over de levenden en de doden. 43 Alle profeten hebben over Hem gesproken. Ze zeiden dat iedereen die in Hem gelooft, door Hem vergeving krijgt voor zijn ongehoorzaamheid aan God."
44 Terwijl Petrus nog aan het spreken was, kwam de Heilige Geest op alle mensen die naar hem luisterden. 45 De Joden die in Jezus geloofden en die met Petrus waren meegekomen, waren erg verbaasd toen ze dat zagen gebeuren. Want het was de eerste keer dat de Heilige Geest werd uitgestort op mensen die niet Joods waren. 46 Ze hoorden hen in nieuwe talen van de Geest spreken en God prijzen. 47 Toen zei Petrus: "Kan iemand er nog bezwaar tegen hebben dat deze mensen gedoopt worden? Ze hebben immers net als wij de Heilige Geest gekregen." 48 En hij gaf de opdracht om hen te dopen in de naam van de Heer. Daarna vroegen ze hem om nog een paar dagen te blijven.
Footnotes
- Handelingen 10:14 God had in de wet regels gegeven over welke dieren de Joden wel en niet mochten eten. De 'onreine' dieren mochten niet gegeten worden. Lees Deuteronomium 14:3-20 en Jesaja 66:17.
- Handelingen 10:36 Lees ook Efeziërs 2:14-18.
Деяния 10
Библия, синодално издание
10 Имаше в Кесария един човек, на име Корнилий, стотник от полка, наречен Италийски,
2 мъж благочестив и богобоязлив с целия си дом; той правеше на народа много милостини и винаги се молеше Богу.
3 Около деветия час през деня той видя явно във видение Ангел Божий, който влезе при него и му рече: Корнилие!
4 А той се вгледа в него и уплашен каза: какво, Господи? Ангелът му отговори: твоите молитви и твоите милостини възлязоха за спомен пред Бога.
5 И сега, прати човеци в Иопия и повикай Симона, наречен Петър:
6 (A)той е на гости у някой си усмар Симона, чиято къща се намира при морето; той ще ти каже думи, чрез които ще се спасиш ти и целият ти дом.
7 Като си отиде Ангелът, който му бе говорил, Корнилий повика двама от своите слуги и един благочестив войник от ония, които постоянно се намираха при него,
8 и, като им разказа всичко, прати ги в Иопия.
9 На другия ден, когато те пътуваха и наближаваха до града, Петър около шестия час се качи на плоския покрив на къщата да се помоли.
10 И като поогладня, поиска да яде; докато му приготвяха, той се унесе,
11 и – вижда небето отворено и някакъв съд да слиза към него, сякаш голямо платнище, привързано за четирите краища и спускано на земята;
12 (B)в него имаше всички земни четвероноги, зверове, влечуги и птици небесни.
13 И чу се глас към него: стани, Петре, заколи и яж!
14 А Петър рече: не, Господи, защото никога не съм ял нищо мръсно или нечисто.
15 (C)И повторно глас биде към него: което Бог е очистил, ти не считай за нечисто.
16 Това биде три пъти, и съдът пак се дигна към небето.
17 И когато Петър беше в недоумение, какво ли значи видението, което видя, ето човеците, пратени от Корнилия, разпитвайки за Симоновата къща, спряха се пред вратата
18 и, като повикаха едного, питаха: тук ли гостува Симон, наречен Петър?
19 И докато Петър размисляше за видението, Духът му рече: ето, търсят те трима души.
20 (D)Стани, слез и иди с тях, без да се двоумиш ни най-малко; защото Аз ги пратих.
21 Като слезе при човеците, пратени от Корнилия при него, Петър рече: аз съм тоя, когото търсите; по каква работа сте дошли?
22 А те отговориха: стотник Корнилий, мъж добродетелен и богобоязлив, с добро име между целия народ иудейски, получи от Ангел светий откровение да те повика в къщата си и да послуша твоите речи.
23 (E)Тогава Петър ги покани вътре и нагости. А на другия ден стана и отиде с тях; и някои от иопийските братя заминаха с него.
24 На следния ден те влязоха в Кесария. А Корнилий ги чакаше, като бе свикал своите роднини и близки приятели.
25 Когато Петър влизаше, Корнилий го посрещна, падна пред нозете му, и му се поклони.
26 (F)А Петър го подигна и каза: стани, и аз съм човек!
27 И разговаряйки с него, влезе и намери мнозина събрани.
28 (G)И каза им: вие знаете, че не е простено на човек иудеин да се събира или да се сближава с другоплеменник; но мене Бог ми яви да не считам никой човек мръсен или нечист.
29 Затова и, бидейки поканен, дойдох без възражение. Сега, питам, по каква работа пратихте за мене?
30 Корнилий отговори: от четири дена до тоя час постих, а на деветия час се молех у дома си; и ето, застана пред мене един мъж в светла дреха
31 и рече: Корнилие, твоята молитва е чута, и твоите милостини се спомниха пред Бога.
32 И тъй, прати в Иопия и повикай Симона, наречен Петър; той е гостенин у Симона усмаря, край морето; той ще дойде и ще ти говори.
33 Начаса пратих за тебе, и ти добре стори, че дойде. Сега, прочее, ние всички стоим пред Бога, за да чуем всичко, що ти е заповядано от Бога.
34 (H)Петър проговори и рече: наистина, признавам, че Бог не гледа на лице;
35 но у всеки народ оня, който се бои от Него и върви по правда, приятен Му е.
36 (I)Той прати на синовете Израилеви словото, като благовестеше мир чрез Иисуса Христа, Който е Господ на всички.
37 (J)Вие знаете за станалите по цяла Иудея събития, които наченаха от Галилея след кръщението, що проповядваше Иоан:
38 (K)как Бог помаза с Дух Светий и със сила Иисуса от Назарет, Който изходи Иудея, правейки добрини и изцерявайки всички насилвани от дявола, защото Бог беше с Него.
39 (L)И ние сме свидетели на всичко, що стори Той в Иудейската страна и в Иерусалим, и как Го убиха, като Го повесиха на дърво.
40 (M)Него Бог възкреси на третия ден и даде Му да се явява –
41 (N)не на целия народ, а нам, на предизбраните от Бога свидетели, които ядохме и пихме с Него, след възкресението Му от мъртвите.
42 И заповяда ни да проповядваме на людете и да свидетелствуваме, че Той е определеният от Бога Съдия над живи и мъртви.
43 (O)За Него всички пророци свидетелствуват, че всякой, който вярва в Него, ще получи прошка на греховете чрез Неговото име.
44 Докато Петър още говореше тия думи, Дух Светий слезе върху всички, които слушаха словото.
45 А вярващите от обрязаните, които бяха дошли с Петра, се смаяха, че и върху езичници се изля дарът на Светаго Духа;
46 (P)защото ги слушаха да говорят на разни езици и да величаят Бога. Тогава Петър каза:
47 (Q)може ли някой да възпре да се кръстят с вода тия, които приеха Дух Светий, както и ние?
48 И заповяда им да се кръстят в името на Иисуса Христа. След това го помолиха да престои у тях няколко дни.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
La Bible Du Semeur (The Bible of the Sower) Copyright © 1992, 1999 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Дигитална версия: Copyright by © Българско библейско дружество 2016. Използвани с разрешение.
