Add parallel Print Page Options

(A)Когато Господ, Бог твой, те въведе в земята, в която ти отиваш, за да я завладееш, и изгони отпреде ти многобройните народи: хетейци, гергесейци, аморейци, хананейци, ферезейци, евейци и иевусейци, – седем народа, които са по-многобройни и по-силни от тебе,

(B)и ти ги предаде Господ, Бог твой, и ти ги разбиеш, – тогава предай ги на заклятие, не влизай с тях в съюз и ги не щади;

и се не сродявай с тях: дъщеря си не давай на сина му, и дъщеря му не вземай за сина си;

(C)защото те ще отвърнат синовете ти от Мене, за да служат на други богове, и тогава ще се разпали върху вас гневът на Господа, и Той скоро ще те изтреби.

(D)Но постъпете с тях тъй: жертвениците им разрушете, стълбовете им разбийте и дъбравите им изсечете и истуканите (на боговете) им с огън изгорете;

(E)защото ти си свет народ на Господа, твоя Бог: тебе избра Господ, Бог твой, за да бъдеш Негов собствен народ измежду всички народи, които са на земята.

Не затуй, че сте по-многобройни от всички народи, ви прие Господ и ви избра, – понеже вие сте по-малобройни от всички народи, –

(F)а защото Господ ви обича и за да запази клетвата, с която Той се бе клел на отците ви, изведе ви Господ с твърда ръка (и висока мишца) и те освободи от дома на робството, от ръката на фараона, египетския цар.

(G)И тъй, знай, че Господ, Бог твой, е Бог, Бог верен, Който пази до хиляди поколения (Своя) завет и милост към тия, които Го обичат и пазят заповедите Му,

10 (H)и на тия, които Го мразят, въздава в лицето им, като ги погубва; Той не забавя да въздаде лично на оногова, който Го мрази.

11 И тъй, пази заповедите, наредбите и законите, които днес ти заповядвам да изпълняваш.

12 (I)И ако слушате тия закони и ги пазите и изпълнявате, Господ, Бог твой, ще пази завет и милост към тебе, както Той се кле на твоите отци,

13 ще те обикне, ще те благослови, ще те размножи и ще благослови плода на утробата ти и плода на земята ти, житото ти, виното ти, дървеното ти масло, раждането от едрия ти добитък и от стадата на овците ти, в оная земя, за която Той се кле на твоите отци да ти даде;

14 (J)благословен ще бъдеш повече от всички народи: няма да има ни безплоден, ни безплодна, нито у тебе, нито между добитъка ти;

15 (K)и ще отстрани от тебе Господ (Бог твой) всяка немощ, и никакви люти египетски болести, (които ти видя и) които ти знаеш, няма да напрати върху ти, а ще ги напрати на всички, които те мразят;

16 (L)и ще изтребиш всички народи, които Господ, Бог твой, ти дава: да ги не пощади окото ти; и не служи на боговете им, понеже това е примка за тебе.

17 (M)Ако кажеш в сърцето си: „тия народи са по-многобройни от мене, как мога ги изгони?“ –

18 не бой се от тях, припомни си, какво направи Господ, Бог твой, с фараона и с целия Египет,

19 (N)припомни си ония големи изпитни, които видяха очите ти, (големите) личби, чудеса и силната ръка и високата мишца, с които те изведе Господ, Бог твой; същото ще стори Господ, Бог твой, с всички народи, от които ти се боиш;

20 (O)и стършели ще напрати Господ, Бог твой, върху тях, докле не погинат останалите и скрилите се отпреде ти;

21 (P)не се страхувай от тях, понеже Господ, Бог твой, е посред тебе, Бог великий и страшний.

22 (Q)И Господ, Бог твой, ще прогонва пред тебе тия народи малко по малко; ти скоро не можеш ги изтреби, за да не (стане земята пуста и) се умножат срещу тебе полските зверове;

23 но ще ти ги предаде Господ, Бог твой, и ще ги докара в голямо смущение, тъй че те ще загинат;

24 и ще предаде царете им в твоите ръце, и ти ще изтребиш името им от поднебесието: никой няма да устои срещу тебе, докле ги не изкорениш.

25 (R)Кумирите на боговете им с огън изгорете; да ти се не поревне да си вземеш сребро или злато, които са на тях, за да не бъде това за тебе примка, понеже това е гнусота за Господа, твоя Бог;

26 (S)и не внасяй гнусотата в дома си, за да не подпаднеш под клетва, както тя; отвръщай се от това и се гнуси от него, понеже то е заклето.

Wat het volk Israël moet doen met de bewoners van Kanaän

Als de Heer God jullie in het land heeft gebracht dat Hij jullie gaat geven, zal Hij alle volken die daar wonen voor jullie wegjagen. Hij zal zeven volken voor jullie wegjagen: de Hetieten, de Girgasieten, de Amorieten, de Kanaänieten, de Perezieten, de Hevieten en de Jebusieten. Dat zijn allemaal volken die groter en machtiger zijn dan jullie. Maar jullie Heer God zal ervoor zorgen dat jullie hen kunnen verslaan. Jullie moeten hen helemaal vernietigen. Sluit geen verbond met hen en laat hen niet in leven. Jullie mogen ook niet met hen trouwen. Laat jullie dochters niet met hun zonen trouwen. Laat jullie zonen niet met hun dochters trouwen. Want anders zouden ze de goden van die volken gaan aanbidden en dienen. En dan worden ze ontrouw aan de Heer. Dan zal de Heer vreselijk boos op jullie worden en jullie vernietigen.

Dit is wat jullie moeten doen: breek al hun altaren af, sla hun heilige stenen kapot, hak hun heilige palen om en verbrand hun godenbeelden. Want jullie zijn het volk van de Heer God. De Heer heeft jullie uit alle andere volken uitgekozen om zijn eigen volk te zijn. De Heer heeft jullie niet uitgekozen omdat jullie groter zijn dan andere volken. Want jullie zijn eigenlijk maar een heel klein volkje. Maar Hij heeft jullie uitgekozen omdat Hij van jullie houdt, en omdat Hij Zich houdt aan het verbond dat Hij met jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heeft gesloten. Daarom heeft de Heer jullie op een machtige manier bevrijd uit de slavernij van de koning van Egypte. Want Hij wilde dat jullie zouden toegeven dat jullie Heer God een trouwe God is. Dat Hij Zich aan zijn verbond houdt. Hij laat zien dat Hij vriendelijk is voor mensen die van Hem houden en die zich aan zijn wetten houden. Hij is goed voor hen en voor de duizenden mensen die van hen afstammen. 10 Maar met de mensen die Hem niet willen gehoorzamen, zal het slecht gaan. Hij zal hen vernietigen. Hij stelt dat niet uit, maar doet dat meteen. 11 Houd je dus aan de wetten en leefregels die ik jullie nu geef.

12 Als jullie je daaraan houden, zal jullie Heer God Zich houden aan het verbond dat Hij met jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heeft gesloten. Hij zal goed voor jullie zijn. 13 Hij zal van jullie houden en goed voor jullie zijn. Hij zal jullie tot een groot volk maken in het land dat Hij aan jullie voorvaders heeft beloofd. Hij zal jullie kinderen en jullie oogsten zegenen. Hij zal jullie graan, wijnstruiken en olijfbomen zegenen. Hij zal de jonge dieren van jullie vee zegenen. 14 Jullie zullen méér gezegend zijn dan alle andere volken. Er zal niemand zijn die geen kinderen kan krijgen. Ook zullen er geen dieren zijn die geen jongen kunnen krijgen. 15 De Heer zal alle ziekten bij jullie vandaan houden. Hij zal geen één van de rampen en ziekten die bij de Egyptenaren zijn gebeurd, bij jullie laten gebeuren. Maar Hij zal die rampen en ziekten laten komen over jullie vijanden.

16 Vernietig alle volken die de Heer God in jullie macht zal geven. Heb geen medelijden met hen en laat hen niet in leven. Ga hun goden niet aanbidden. Want anders zal het slecht met jullie aflopen. 17 Jullie vragen je misschien af: 'Die volken zijn groter dan wij. Hoe kunnen we hen dan wegjagen?' 18 Maar jullie moeten niet bang voor hen zijn. Denk steeds aan wat jullie Heer God met de farao en heel Egypte heeft gedaan. 19 Denk aan de grote rampen die jullie zelf hebben gezien. Aan de wonderen en de macht van de Heer waarmee Hij jullie uit Egypte heeft bevrijd. Hetzelfde zal jullie Heer God doen met alle volken waar jullie bang voor zijn. 20 Verder zal jullie Heer God grote wespen op hen afsturen. De mensen die nog waren overgebleven en die zich voor jullie hadden verborgen, zullen door die wespen gedood worden. 21 Wees dus niet bang voor die volken. Want jullie Heer God is bij jullie. Hij is een machtige en ontzagwekkende God.

22 Jullie Heer God zal deze volken één voor één voor jullie wegjagen. Jullie mogen hen niet in korte tijd vernietigen, maar beetje bij beetje. Want anders zouden er te veel wilde dieren in het land komen. 23 Jullie Heer God zal ervoor zorgen dat jullie hen overwinnen. Hij zal hen in paniek brengen en vernietigen. 24 Hij zal hun koningen in jullie macht geven. Jullie zullen ervoor zorgen dat later niemand zich nog zal herinneren dat ze hebben geleefd. Geen enkele koning zal jullie kunnen verslaan. Ze zullen allemaal worden vernietigd. 25 Jullie moeten hun godenbeelden verbranden. Het zilver en het goud van die beelden mogen jullie niet houden. Het zou daardoor slecht met jullie aflopen. Want jullie Heer God vindt die beelden walgelijk. 26 En jullie mogen geen godenbeelden in jullie huis zetten. Want dan zal het slecht met jullie aflopen. Jullie moeten die beelden walgelijk vinden, want er rust een vloek op.