Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 8
1 Voor de leider van het koor. Op de manier van de 'gittit'. Een lied van David.
2 Heer, onze Heer,
de hele aarde laat zien hoe geweldig U bent!
Aan de sterrenhemel is te zien
hoe geweldig U bent.
3 Kleine kinderen en baby's weten hoe ze U moeten prijzen.
Zo legt U uw vijanden het zwijgen op,
U snoert hun daarmee de mond.
4 Als ik zie hoe mooi de sterrenhemel is,
als ik kijk hoe prachtig U de maan en de sterren heeft gemaakt,
5 dan vraag ik mij af: "Hoe kan het
dat U aan de mens denkt?
Hoe kan het dat U Zich met hem bezighoudt?"
6 U heeft hem een iets lagere plaats gegeven dan de engelen. Maar U heeft hem ook grote eer en macht gegeven.
7 Hij mag van U heersen over alles wat U heeft gemaakt.
U laat hem over alles heersen:
8 de schapen en koeien, de wilde dieren,
9 de vogels in de lucht, de vissen in de zee
en alle andere dieren die daar leven.
10 Heer, onze Heer,
de hele aarde laat zien hoe geweldig U bent!
15 Toen de farao ervan hoorde, wilde hij Mozes doden. Maar Mozes vluchtte naar het land Midian. Daar ging hij bij een bron zitten.
16 Op dat moment kwamen de zeven dochters van de priester van Midian, Rehuël, water halen. Ze vulden de drinkbakken om de kudden van hun vader te drinken te geven. 17 Maar er kwamen herders die hen wegjoegen. Mozes stond op en kwam de vrouwen te hulp. Daarna gaf hij hun kudden te drinken. 18 Toen ze bij hun vader Rehuël terugkwamen, vroeg hij: "Hoe komt het dat jullie vandaag zo snel terug zijn?" 19 Ze antwoordden: "Een Egyptenaar kwam ons helpen toen de herders ons wilden wegjagen. Hij heeft ook water voor ons geschept en de kudden te drinken gegeven." 20 Hij zei tegen zijn dochters: "En waar is hij nu? Waarom hebben jullie die man daar achtergelaten? Ga hem uitnodigen voor het eten!"
21 Mozes bleef bij hem wonen. Hij trouwde met zijn dochter Zippora. 22 Ze raakte in verwachting en kreeg een zoon. Hij noemde hem Gersom (= 'vreemdeling'). "Want," zei hij, "ik ben een vreemdeling geworden in een ver land."
Een vrouw zalft Jezus' hoofd
6 Op een dag was Jezus in Betanië, in het huis van Simon. (Simon was door Jezus genezen van een besmettelijke huidziekte.) 7 Er kwam een vrouw naar Hem toe. Ze had een kostbaar kruikje bij zich met dure parfum: echte mirre.[a] Ze goot de parfum over zijn hoofd uit terwijl Hij aan tafel zat te eten. 8 Toen zijn leerlingen dat zagen, werden ze boos. Ze zeiden tegen elkaar: 9 "Wat een verspilling! Die mirre hadden we voor veel geld kunnen verkopen! Dan hadden we het geld aan de arme mensen kunnen geven!" 10 Jezus merkte het. Hij zei tegen hen: "Waarom laten jullie die vrouw haar gang niet gaan? Want ze heeft iets goeds voor Mij gedaan. 11 Want arme mensen zullen altijd wel bij jullie zijn. Maar Mij hebben jullie niet altijd bij je. 12 Toen zij die mirre over Mij heen goot, deed ze dat als voorbereiding op mijn begrafenis.[b] 13 Luister goed! Ik zeg jullie: overal in de hele wereld waar het goede nieuws zal worden verteld, zal ook verteld worden wat zij heeft gedaan."
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016