Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
52 1,2 Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Hij maakte dit nadat de Edomiet Doëg hem aan Saul had verraden met de woorden: ‘David is in het huis van Achimélech.’
3 Och geweldenaar, waarom denkt u
dat het kwade u wel zal helpen?
De liefde en goedheid van God houden nooit op
en gelden dag en nacht.
4 U bedenkt allerlei kwaad,
uw tong is zo scherp als een scheermes.
U bent een bedrieger!
5 U geeft de voorkeur aan het kwaad
boven het goede.
U liegt liever
dan dat u de waarheid spreekt.
6 U hoort het liefst slechte taal
en een mond die bedriegt.
7 God zal u echter voor eeuwig verderven.
Hij zal u uit uw huis wegslepen
en een einde aan uw leven maken.
8 De oprechte mensen die het zien,
zullen ontzag voor God hebben en zeggen:
9 ‘Kijk, zo vergaat het degene
die niet op God vertrouwt,
maar denkt dat zijn rijkdom hem wel zal redden.
Die rijkdom waardoor hij zich sterk waande,
werd zijn ondergang.’
10 Ik groei echter op
als een altijd groene olijfboom in Gods huis.
Onophoudelijk vertrouw ik
op Gods goedheid en liefdevolle zorg.
11 Ik zal U altijd loven en prijzen,
omdat U mij steeds weer redt.
Ik verwacht het alleen van U,
samen met al uw volgelingen,
want uw naam is groot en goed.
De valse glorie van Israël
6 Wee de mensen die zorgeloos in Jeruzalem en Samaria leven, die beroemd zijn en vereerd worden door het volk van Israël. 2 Ga maar eens naar Kalne en kijk wat daar is gebeurd, ga daarna naar het grote Hamath en vandaar naar het lager gelegen Gath in het land van de Filistijnen. Eens waren zij beter en groter dan u, maar kijk eens wat er nu van hen is geworden. 3 U wilt niet denken aan de straf die u te wachten staat, maar u brengt door uw daden de dag van het oordeel alleen maar dichterbij. 4 U ligt omringd door luxe op ivoren banken en eet het vlees van de malste lammeren en de beste kalveren. 5 U zingt nietszeggende liedjes bij de muziek van de harp en denkt dat u net zulke goede muzikanten bent als koning David was. 6 U drinkt liters wijn en smeert zoetgeurende zalven op uw lichaam, zonder er bij stil te staan dat het rijk op instorten staat. 7 Daarom zult u tot de eerste ballingen behoren, plotseling zal er een einde komen aan uw mooie leventje.
8 De Oppermachtige Here, de God van de hemelse legers, heeft bij zijn eigen naam gezworen: ‘Ik walg van de trotse en valse glorie van Israël en haat haar prachtige huizen. Ik zal deze stad en alles wat zich erin bevindt, aan haar vijanden in handen geven.’ 9 Ook al zijn er nog maar tien van hen over of staat nog maar één huis overeind, dan zullen die ook nog verdwijnen. 10 Iemands oom zal als enige overblijven om hem te begraven of te verbranden. Als hij naar binnen gaat om zijn lijk uit het huis te halen, zal hij de andere overlevende daar vragen: ‘Zijn er nog meer overlevenden bij u?’ Het antwoord zal luiden: ‘Nee,’ en hij zal daaraan toevoegen: ‘Sst… noem de naam van de Here niet. Hij zou je eens kunnen horen.’ 11 Want de Here beval dit: ‘Alle huizen, groot en klein, zullen met de grond worden gelijkgemaakt. 12 Kunnen paarden op de rotsen rennen? Kunnen runderen de zee ploegen? Dat klinkt dom, maar het is net zo dom dat u een loopje neemt met het recht en dat u alles wat goed en juist moet zijn, verzuurt en vergiftigt. 13 Het is dom u te verheugen over uw grootheid, terwijl u helemaal niets voorstelt! En trots te zijn op uw eigen nietige kracht! 14 Israël, Ik zal een land op u afsturen dat u van uw noordelijke grens tot uw uiterste zuidpunt zwaar zal onderdrukken, overal, van Hamath tot aan de beek van Araba,’ zegt de Here, de God van de hemelse legers.
4 Op een dag, toen uit verschillende steden mensen waren samengestroomd om Hem te horen, vertelde Hij deze gelijkenis: 5 ‘Een boer ging naar zijn land om graan te zaaien. Bij het uitstrooien viel wat zaad op een pad, waar het werd vertrapt. De vogels kwamen het oppikken. 6 Er viel ook zaad op ondiepe grond met harde rotsbodem eronder. Het kwam wel op, maar verdorde ook weer vlug omdat het te weinig vocht kreeg. 7 Ander zaad kwam tussen de distels terecht. 8 Het verstikte daar omdat de distels veel sneller groeiden. Het overige zaad viel op vruchtbare grond. Het kwam mooi op en gaf een rijke oogst, wel honderd keer zoveel als was gezaaid.’ Hij wilde dat de mensen goed zouden luisteren en zei: ‘Als u oren hebt, luister dan goed.’
9 Zijn leerlingen vroegen wat Hij met de gelijkenis bedoelde. 10 Hij antwoordde: ‘Jullie mogen weten wat het geheim van het Koninkrijk van God is, maar aan andere mensen vertel Ik er over met behulp van gelijkenissen. Hun ogen zitten dicht en hun oren zijn doof. Daarom zullen zij niets zien, horen of begrijpen.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.