Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
17 Een gebed van David.
Luister toch, Here,
want ik vraag uw oordeel over een eerlijke zaak.
Schenk mij uw aandacht
en luister naar mijn smeekgebed.
Ik kom bij U met een volkomen eerlijk hart
en spreek oprecht tot U.
2 Spreek uw oordeel over mij uit,
want U weet wat goed en rechtvaardig is.
3 Beoordeel mijn geweten,
U kunt dat zelfs ʼs nachts doen.
Test mij maar.
U zult niets verkeerds bij mij vinden,
waar ik ook over spreek.
4 Zoals U mij hebt geleerd,
ben ik ook nooit op pad gegaan met zondaars.
Daarvoor heb ik gewaakt.
5 Integendeel, ik heb alleen uw weg betreden
en daarop liep ik met vaste tred.
6 Maar nu roep ik naar U,
juist naar U, mijn God,
omdat ik weet dat U mij zult antwoorden.
Luister alstublieft!
7 Laat ook nu blijken
hoe genadig en liefdevol U bent.
Want U bevrijdt de mensen
die bij U schuilen.
15 Ik wil rechtvaardig blijven
en U altijd kunnen aanzien.
ʼs Morgens wil ik,
denkend aan uw goddelijke heerlijkheid,
blij en dankbaar wakker worden.
22 Het duurde drie dagen voordat Laban te weten kwam dat Jakob was verdwenen. 23 Hij verzamelde een aantal mannen en zette de achtervolging in. Zeven dagen later achterhaalde hij de vluchtelingen bij het Gilead-gebergte.
24 Die nacht verscheen God in een droom aan Laban. ‘Let op uw woorden als u met Jakob gaat praten, u mag hem niet zegenen, maar ook niet vervloeken,’ zei God. 25 Ten slotte ontmoetten de mannen elkaar in het gebergte. Jakob had zijn tenten op een bergkam opgeslagen. Labans kamp lag wat lager. 26 ‘Waarom ben je zo stiekem weggeslopen?’ vroeg Laban. ‘Je hebt mijn dochters meegevoerd alsof het krijgsgevangenen zijn. En waarom heb je mij geen afscheidsfeest voor je laten houden, met veel muziek en zang? 27,28 Je hebt me zelfs niet de kans gegeven mijn dochters en kleinkinderen vaarwel te kussen. Ik vind het maar een vreemde zaak. 29 Ik zou je gemakkelijk de les kunnen lezen, maar de God van je vader is de afgelopen nacht aan mij verschenen en heeft gezegd: “Let op uw woorden als u met Jakob spreekt, u mag hem niet zegenen, maar ook niet vervloeken.” 30 Maar nu moet je mij eens vertellen: als je bent weggegaan, omdat je zo graag terug wilt naar je geboorteland, waarom heb je dan mijn huisgoden gestolen?’
31 ‘Ik ben stilletjes weggegaan, omdat ik bang was,’ antwoordde Jakob. ‘Ik was bang dat u uw dochters zou terugnemen. 32 En wat betreft uw huisgoden, ik vervloek degene die ze heeft meegenomen. Laat hem maar sterven! Als u ook maar iets vindt dat wij van u hebben gestolen, zal ik het u zonder meer teruggeven. Dat zweer ik in het bijzijn van al deze mannen.’ Jakob wist namelijk niet dat Rachel ze had gestolen. 33 Laban doorzocht eerst Jakobs tent, daarna die van Lea en toen die van de twee bijvrouwen, maar hij vond niets. Als laatste doorzocht hij Rachels tent. 34 Maar Rachel had de beeldjes in haar zadeltas verstopt en zat daar nu bovenop! Zo moest Laban zijn speurtocht onverrichter zake beëindigen. 35 ‘Neem mij niet kwalijk, vader, dat ik niet opsta, maar ik ben ongesteld,’ zei Rachel.
36,37 Maar nu was Jakob goed boos geworden. ‘Wat hebt u gevonden?’ beet hij Laban toe. ‘Wat is mijn misdaad? U hebt mij achtervolgd alsof ik een misdadiger ben en nu hebt u alles doorzocht. Leg nu al die gestolen spullen hier maar neer, zodat iedereen ze kan zien en kan zeggen van wie ze zijn! 38 Twintig jaar ben ik bij u geweest en al die tijd heb ik goed voor uw ooien en geiten gezorgd, zodat zij gezonde jongen ter wereld brachten. Nooit heb ik ook maar één ram aangeraakt om ervan te eten. 39 Als er een door wilde dieren werd aangevallen en gedood, ging ik dan naar u toe om te zeggen dat u een dier minder had? Nee! Ik nam het verlies op me. U liet mij elk gestolen dier betalen, of het nu wel of niet mijn schuld was. 40 Ik werkte voor u in de hitte van de dag en in koude en slapeloze nachten. 41 Ja, twintig jaar, veertien om uw dochters te verdienen en zes om een kudde te krijgen! En u hebt mijn loon wel tienmaal gewijzigd! 42 Als het aan u had gelegen en God—de God van mijn grootvader Abraham, de glorierijke God van mijn vader Isaak—niet goed voor mij was geweest, dan had u mij zonder iets weggestuurd. Maar God heeft uw wreedheid en mijn harde werken gezien, daarom is Hij de afgelopen nacht aan u verschenen.’
8 Om te beginnen dank ik God door Jezus Christus voor u allemaal. Want het nieuws dat u in Christus gelooft, gaat over de hele wereld. 9 God weet dat ik voortdurend voor u bid. Ik dien Hem met hart en ziel en vertel de mensen het goede nieuws over zijn Zoon. 10 Telkens wanneer ik bid, vraag ik God of ik, als Hij het goed vindt, een veilige reis naar Rome mag maken om u te bezoeken. 11 Ik verlang ernaar u te zien. Ik wil u zo graag iets geestelijks geven, iets waardoor u versterkt wordt.
12 Of kan ik het beter zo zeggen: ik wil graag dat u en ik door elkaars geloof bemoedigd zullen worden. 13 U moet weten, broeders en zusters, dat ik vaak van plan ben geweest u te bezoeken om bij u, net als bij andere volken, mensen voor Christus te winnen. Maar tot nu toe was ik steeds verhinderd. 14 Het is namelijk mijn plicht om beschaafde volken en volken zonder beschaving, ontwikkelde én ongeletterde mensen het goede nieuws te brengen. 15 Daarom verlang ik er vurig naar om, voor zover dat in mijn vermogen ligt, ook u in Rome dat goede nieuws te brengen.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.