Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
142 Een leerzaam gedicht van David. Hij schreef dit gebed toen hij zich in de grot verborg.
2 Hardop roep ik naar de Here
en ik smeek Hem naar mij te luisteren.
3 Ik stort mijn hele hart voor Hem uit,
al mijn ellende vertel ik Hem.
4 Als alles mij te veel wordt,
weet U hoe ik verder moet.
Men zet vallen voor mij op het pad dat ik moet gaan.
5 Ik kijk naar rechts en zie uit naar hulp,
maar geen mens kijkt naar mij om.
Ik heb geen plek om te schuilen
en niemand vraagt hoe het met mij gaat.
6 Here, ik roep naar U:
‘U bent de beste plaats om te schuilen.
U houdt mij in leven.
7 Luister naar mijn smeekgebed,
ik ben zo verzwakt.
Bevrijd mij van de vijanden
die mij achtervolgen,
zij zijn veel sterker dan ik.
8 Leid mij uit deze diepe ellende,
dan zal ik uw naam prijzen.
Als U mij redt,
zullen oprechte mensen om mij heen komen staan.’
De visioenen van Micha
1 Micha, die in de stad Moreseth woonde, kreeg van de Here in visioenen te horen wat er met Samaria en Jeruzalem zou gaan gebeuren. Het was in de tijd van de koningen Jotham, Achaz en Jehizkia, die regeerden over Juda.
2 Opgelet! Laten alle volken ter wereld luisteren. De Oppermachtige Here zal vanuit zijn heilige tempel zijn beschuldigingen tegen u inbrengen. 3 Kijk! De Here komt eraan! Hij verlaat zijn woning en daalt af naar de aarde. Hij loopt over de bergtoppen. 4 Onder zijn voeten smelten de bergen en splijten de dalen. Ze smelten als bijenwas voor vuur en splijten als water dat langs de bergwand naar beneden gutst. 5 Waarom gebeurt dit alles? Omdat Israël en Juda hebben gezondigd. Welke zonde hebben zij begaan? Ze hebben afgoderij binnengelaten in de hoofdsteden Samaria en Jeruzalem!
Geroepen om zuiver te leven
4 Broeders en zusters, wat uw dagelijkse leven betreft vragen wij u dringend in de naam van onze Here Jezus om u zo te gedragen dat God er vreugde aan beleeft. U deed dat al, maar wij vragen u dringend dat nog meer te doen. 2 U weet toch wel dat wij u in opdracht van de Here Jezus dit duidelijk hebben verteld? 3 God wil namelijk dat u Hem helemaal toebehoort en dat u zich ver houdt van elke vorm van ontucht. 4 Ieder van u moet zijn lichaam beheersen, zodat het niet onteerd wordt, maar aan God toebehoort. 5 Geef niet toe aan uw hartstochten en begeerten, zoals gebeurt bij mensen die God niet kennen. 6 Benadeel en bedrieg uw medemens op dit gebied niet. Wij hebben u gewaarschuwd dat als u zulke dingen doet, de Here u daarvoor zal straffen. 7 God heeft ons niet tot losbandigheid geroepen, maar tot een leven dat Hem is toegewijd. 8 Wie dit afwijst, is niet ongehoorzaam aan mensen, maar aan God, die ons zijn Heilige Geest geeft.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.