Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Revised Common Lectionary (Semicontinuous)

Daily Bible readings that follow the church liturgical year, with sequential stories told across multiple weeks.
Duration: 1245 days
Het Boek (HTB)
Version
Psalmen 119:57-64

57 De Here heeft Zichzelf aan mij gegeven,
ik heb ook beloofd mij altijd aan uw woord te houden.
58 Ik verlang er met mijn hele hart naar
dat U mij goed gezind bent,
geef mij uw genade zoals U hebt beloofd.
59 Ik denk na over mijn levensweg
en haast mij om uw woord te volgen.
60 Zonder aarzelen haast ik mij
te doen wat U voorschrijft.
61 Hoewel de ongelovigen om mij heen
mij voortdurend willen vangen,
vergeet ik niet wat U in uw wet zegt.
62 Rond middernacht sta ik op om U te prijzen
voor uw rechtvaardige wetten en geboden.
63 Ik ga mijn weg samen met alle mensen
die ook ontzag voor U hebben
en die leven volgens uw gebod.
64 De aarde is vol van uw goedheid en liefde, Here.
Leer mij alles over uw wetten.

Genesis 31:1-3

Terug naar het vaderland

31 1,2 Maar Jakob kwam er achter dat Labans zonen zeiden: ‘Alles wat hij bezit, heeft hij aan onze vader te danken. Zijn rijkdom is ten koste van onze vader ontstaan.’ Jakob merkte ook dat Labans vriendschap voor hem bekoelde. Toen sprak de Here met Jakob en zei: ‘Ga terug naar uw vaderland en uw familie. Ik zal bij u zijn.’

Genesis 31:17-50

17 Op een dag zette Jakob zijn vrouwen en kinderen op kamelen 18 en ging er vandoor zonder Laban iets te zeggen. Hij dreef zijn kudden, die hij daar in Paddan-Aram had verkregen, voor zich uit en nam al zijn bezittingen mee. Zo begon de terugreis naar zijn vader Isaak in het land Kanaän. 19 Laban was toen net bezig op het land de schapen te scheren. 20 Jakob verdween met al zijn bezittingen (Rachel stal stiekem haar vaders huisgoden), 21 stak de rivier de Eufraat over en zette koers naar het gebied aan de voet van het Gilead-gebergte.

22 Het duurde drie dagen voordat Laban te weten kwam dat Jakob was verdwenen. 23 Hij verzamelde een aantal mannen en zette de achtervolging in. Zeven dagen later achterhaalde hij de vluchtelingen bij het Gilead-gebergte.

24 Die nacht verscheen God in een droom aan Laban. ‘Let op uw woorden als u met Jakob gaat praten, u mag hem niet zegenen, maar ook niet vervloeken,’ zei God. 25 Ten slotte ontmoetten de mannen elkaar in het gebergte. Jakob had zijn tenten op een bergkam opgeslagen. Labans kamp lag wat lager. 26 ‘Waarom ben je zo stiekem weggeslopen?’ vroeg Laban. ‘Je hebt mijn dochters meegevoerd alsof het krijgsgevangenen zijn. En waarom heb je mij geen afscheidsfeest voor je laten houden, met veel muziek en zang? 27,28 Je hebt me zelfs niet de kans gegeven mijn dochters en kleinkinderen vaarwel te kussen. Ik vind het maar een vreemde zaak. 29 Ik zou je gemakkelijk de les kunnen lezen, maar de God van je vader is de afgelopen nacht aan mij verschenen en heeft gezegd: “Let op uw woorden als u met Jakob spreekt, u mag hem niet zegenen, maar ook niet vervloeken.” 30 Maar nu moet je mij eens vertellen: als je bent weggegaan, omdat je zo graag terug wilt naar je geboorteland, waarom heb je dan mijn huisgoden gestolen?’

31 ‘Ik ben stilletjes weggegaan, omdat ik bang was,’ antwoordde Jakob. ‘Ik was bang dat u uw dochters zou terugnemen. 32 En wat betreft uw huisgoden, ik vervloek degene die ze heeft meegenomen. Laat hem maar sterven! Als u ook maar iets vindt dat wij van u hebben gestolen, zal ik het u zonder meer teruggeven. Dat zweer ik in het bijzijn van al deze mannen.’ Jakob wist namelijk niet dat Rachel ze had gestolen. 33 Laban doorzocht eerst Jakobs tent, daarna die van Lea en toen die van de twee bijvrouwen, maar hij vond niets. Als laatste doorzocht hij Rachels tent. 34 Maar Rachel had de beeldjes in haar zadeltas verstopt en zat daar nu bovenop! Zo moest Laban zijn speurtocht onverrichter zake beëindigen. 35 ‘Neem mij niet kwalijk, vader, dat ik niet opsta, maar ik ben ongesteld,’ zei Rachel.

36,37 Maar nu was Jakob goed boos geworden. ‘Wat hebt u gevonden?’ beet hij Laban toe. ‘Wat is mijn misdaad? U hebt mij achtervolgd alsof ik een misdadiger ben en nu hebt u alles doorzocht. Leg nu al die gestolen spullen hier maar neer, zodat iedereen ze kan zien en kan zeggen van wie ze zijn! 38 Twintig jaar ben ik bij u geweest en al die tijd heb ik goed voor uw ooien en geiten gezorgd, zodat zij gezonde jongen ter wereld brachten. Nooit heb ik ook maar één ram aangeraakt om ervan te eten. 39 Als er een door wilde dieren werd aangevallen en gedood, ging ik dan naar u toe om te zeggen dat u een dier minder had? Nee! Ik nam het verlies op me. U liet mij elk gestolen dier betalen, of het nu wel of niet mijn schuld was. 40 Ik werkte voor u in de hitte van de dag en in koude en slapeloze nachten. 41 Ja, twintig jaar, veertien om uw dochters te verdienen en zes om een kudde te krijgen! En u hebt mijn loon wel tienmaal gewijzigd! 42 Als het aan u had gelegen en God—de God van mijn grootvader Abraham, de glorierijke God van mijn vader Isaak—niet goed voor mij was geweest, dan had u mij zonder iets weggestuurd. Maar God heeft uw wreedheid en mijn harde werken gezien, daarom is Hij de afgelopen nacht aan u verschenen.’

43 Laban bond in: ‘Deze vrouwen zijn mijn dochters, deze kinderen zijn van mij en ook de kudden en al je andere bezittingen zijn van mij. Hoe zou ik mijn eigen dochters en kleinkinderen kunnen benadelen? 44 Vooruit, laten we een verdrag sluiten, jij en ik, en laten we daarnaar leven.’ 45 Jakob pakte een steen en zette hem rechtop als een gedenksteen. 46 Hij liet zijn mannen stenen op een hoop gooien en naast die steenhoop at hij met Laban.

47,48 Zij noemden de steenhoop Jegar-Sahaduta (Hoop van het Getuigenis) in Labans taal en Gal-Ed in Jakobs taal. ‘Deze steenhoop zal als getuige tussen ons instaan, indien iemand over die grens komt,’ zei Laban. 49 Daarom heette de steenhoop ook Mispa (Wachttoren). Want Laban zei: ‘Moge de Here de wacht houden over ons als wij niet meer bij elkaar zijn. 50 En als jij mijn dochters slecht behandelt of andere vrouwen neemt, zal ik het niet weten, maar God zal het wel zien.

Hebreeën 12:14-16

14 Probeer de vrede met uw medemensen te bewaren en leef als afgezonderd voor de Here, anders zult u Hem nooit zien. 15 Let erop dat niemand van u de genade van God aan zich voorbij laat gaan. Er mag geen verbittering onder u komen, want als dat gebeurt, zullen velen erdoor aangestoken worden en zijn de gevolgen niet te overzien. 16 Let er ook op dat niemand van u betrokken raakt in seksuele zonden of het heilige zo minacht als Esau, die als oudste zoon zijn rechten ruilde voor een bord eten.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.