Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
45 Een leerzaam gezang van de Korachieten voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van ‘De Lelies.’ Een liefdeslied.
2 Mijn hart trilt van vreugde.
Ik lees mijn gedicht voor aan een koning.
Mijn stem klinkt als de pen van een begaafde dichter.
6 U bent klaar voor de strijd, u beheerst de volken.
Uw pijlen dringen tot in het hart van uw vijanden.
7 Uw troon, o goddelijke koning,
staat tot in eeuwigheid vast,
uw bewind is een rechtvaardig bewind.
8 U houdt van rechtvaardigheid en haat wetteloosheid.
Daarom heeft uw God u met vreugdeolie gezalfd,
u verkozen boven uw metgezellen.
9 U bent gekleed in pracht en praal,
u verheugt zich in lieflijke muziek uit prachtige paleizen.
2 Ik ben een narcis uit Saron, een lelie in het dal.
2 Als ik naar mijn allerliefste kijk te midden van andere meisjes, zie ik een blanke lelie tussen distelstruiken.
3 Als ik mijn liefste zie zitten tussen de andere jonge mannen, zie ik een appelboom tussen gewone loofbomen. Ik verlang ernaar in zijn schaduw te zitten en zijn vruchten te proeven.
4 Hij heeft mij naar het wijnhuis gebracht en ik koesterde mij in zijn liefde.
5 Geef mij rozijnenkoekjes om aan te sterken en appels om nieuwe energie te krijgen, want door de liefde ontbreekt mij elke kracht.
6 Met mijn hoofd lig ik op zijn linkerarm. Zijn rechterarm is om mij heen.
7 Meisjes van Jeruzalem, let op wat ik jullie met nadruk zeg. Kijk daarbij naar de gazellen en hinden op het veld. Zij kunnen jullie een les leren. Loop niet vooruit op de liefde, overhaast niets. Laat de liefde zichzelf openbaren als de tijd daarvoor gekomen is.
9 Een christen die in de wereld weinig aanzien heeft, moet er trots op zijn dat hij in Gods ogen groot is. 10 Maar een rijke christen mag blij zijn als hij beseft dat zijn rijkdom voor God niets betekent. Rijkdom gaat voorbij. 11 Net als een mooie veldbloem die door de brandende zon en de hete wind verwelkt. Het zal niet lang meer duren of de rijke sterft en moet zijn bezittingen achterlaten.
12 Gelukkig is hij die telkens verleidingen weerstaat en niet doet wat verkeerd is, want later zal hij als beloning de kroon krijgen die God beloofd heeft aan allen die Hem liefhebben: het eeuwige leven.
13 Maar als u moeite hebt om de zonde het hoofd te bieden, moet u niet zeggen dat God u in de verleiding brengt. God heeft nooit de neiging iets slechts te doen en Hij brengt niemand in verleiding. 14 Het zijn uw eigen slechte verlangens die u in verleiding brengen. 15 De slechte verlangens waar u aan toegeeft brengen u tot zonde en als de zonde volgroeid is, brengt die de dood voort. 16 Broeders en zusters, verlaat dus nooit de weg van God.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.