Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 17
1 Een gebed van David
Luister naar mij, Heer!
Ik heb geen kwaad gedaan!
Luister alstublieft naar mij!
Luister naar mijn gebed, Heer,
want ik ben onschuldig!
2 Oordeel alstublieft Zelf over mij.
U weet wat rechtvaardig is.
3 Als U diep in mijn hart kijkt,
als U 's nachts onderzoekt wat mijn diepst verborgen gedachten zijn,
dan zult U niets verkeerds vinden.
Ik probeer om nooit iets verkeerds te zeggen.
4 Zoals U mij heeft geleerd,
heb ik nooit slechte dingen willen doen.
5 Altijd heb ik geprobeerd om te leven zoals U het wil.
Nooit ben ik daarvan afgeweken.
6 Nu roep ik U om hulp.
Want ik weet dat U, mijn God, mij antwoordt.
Luister naar mij, Heer, luister naar wat ik zeg.
7 Laat me alstublieft zien hoe geweldig liefdevol U bent.
Iemand die bij U bescherming zoekt,
zult U toch zeker redden van zijn vijanden?
15 Maar ik ben onschuldig.
Ik zal U mogen zien.
Als ik 's morgens wakker word,
voel ik me vol en tevreden, omdat ik U zie.
Laban achtervolgt Jakob
22 Drie dagen later kreeg Laban te horen dat Jakob was gevlucht. 23 Hij nam een aantal mannen uit zijn familie mee en achtervolgde hem zeven dagen lang. In de bergen van Gilead haalde hij hem in. 24 Maar God kwam 's nachts in een droom naar de Arameeër Laban toe. Hij zei tegen hem: "Pas op! Ik wil niet dat je ook maar íets verkeerds tegen Jakob doet of zegt!" 25 Toen Laban Jakob inhaalde, had Jakob zijn tenten opgezet in de bergen van Gilead. Ook Laban en zijn familieleden zetten daar hun tenten op. 26 Laban zei tegen Jakob: "Waarom ben je zo stiekem vertrokken? Je hebt mijn dochters meegenomen alsof ze krijgsgevangenen zijn! 27 Waarom ben je gevlucht? Waarom heb je me bedrogen en heb je me niets gezegd? Ik zou een afscheidsfeest voor je hebben gehouden! 28 Maar je hebt me niet eens de kans gegeven om mijn kleinkinderen en mijn dochters te omhelzen. Belachelijk! 29 Ik zou het je eigenlijk betaald moeten zetten. Maar de God van je vader heeft vannacht tegen mij gezegd: 'Pas op! Ik wil niet dat je ook maar íets verkeerds tegen Jakob doet of zegt!' 30 En als je bent vertrokken omdat je zo vreselijk graag weer naar je familie wilde gaan, waarom heb je dan mijn godenbeeldjes gestolen?" 31 Jakob antwoordde Laban: "Ik ging stiekem, omdat ik bang was, dat je me je dochters zou afnemen. 32 Wat betreft je godenbeeldjes: de persoon bij wie je ze vindt, mag je doden. Kijk alles maar na, samen met je mannen, en neem mee wat van jou is!" Want Jakob wist niet dat Rachel ze had gestolen. 33 Laban doorzocht de tenten van Jakob, van Lea en van de twee slavinnen, maar vond niets. Toen hij Lea's tent doorzocht had, ging hij de tent van Rachel in. 34 Rachel had snel de beeldjes in het kamelenzadel verstopt. Daarna was ze op het zadel gaan zitten. Laban doorzocht de hele tent, maar kon niets vinden. 35 Rachel zei tegen haar vader: "Wees niet boos dat ik niet voor u opsta, maar ik ben ongesteld." Hij zocht overal, maar kon de beeldjes niet vinden.
36 Toen werd Jakob kwaad op Laban en zei tegen hem: "Wat heb ik je gedaan dat je mij zo achtervolgd hebt? 37 Je hebt al mijn spullen doorzocht. Wat heb je nu gevonden dat van jou is? Leg het hier neer zodat alle anderen het kunnen zien! Dan kunnen zij over ons rechtspreken. 38 Ik ben nu 20 jaar bij je geweest. Je schapen en je geiten hebben nooit doodgeboren jongen gekregen. Ik heb nooit een schaap van je opgegeten. 39 Wat door wilde dieren werd gedood, bracht ik niet naar jou, maar moest ik vergoeden. Als er overdag of 's nachts iets werd gestolen, kwam je van mij een vergoeding eisen. 40 Zo ging het met mij: overdag werd ik gesloopt door de hitte, 's nachts door de kou. Ik had nauwelijks tijd om te slapen. 41 Ik heb nu 20 jaar in je huis gewoond. Ik heb 14 jaar voor je gewerkt om met je twee dochters te mogen trouwen. Ik heb zes jaar voor je gewerkt om mijn vee te verdienen en je hebt mijn loon wel tien keer veranderd! 42 Als de God van mijn vader, de God van Abraham en de God voor wie Izaäk diep ontzag had niet met mij was geweest, zou je mij met lege handen hebben weggestuurd. Maar God heeft mijn narigheid en mijn harde werken gezien. Daarom heeft Hij je de afgelopen nacht zo streng gewaarschuwd!"
Paulus wil graag de gemeente in Rome bezoeken
8 In de eerste plaats dank ik mijn God door Jezus Christus voor jullie allemaal. Want overal wordt over jullie geloof gesproken. 9 God weet dat ik altijd voor jullie bid. (En ik dien Hem met hart en ziel, door de mensen het goede nieuws van zijn Zoon te vertellen.) 10 Dan bid ik ook dat God ervoor zal zorgen dat ik eindelijk naar jullie toe kan komen. 11 Want ik wil jullie erg graag zien en jullie geloof verder opbouwen. 12 Dan kunnen we elkaar bemoedigen door ons geloof: ik zal bemoedigd worden door jullie geloof, en jullie zullen bemoedigd worden door mijn geloof.
13 Jullie mogen best weten, broeders en zusters, dat ik al vaak van plan ben geweest om naar jullie toe te komen. Want ik wil ook bij jullie een goed resultaat hebben van mijn werk, net als bij de andere niet-Joodse gelovigen. Maar tot nu toe is het niet gelukt om te komen. 14 Ik moet niet alleen aan de Grieken het goede nieuws vertellen, maar ook aan mensen van andere volken en culturen. En niet alleen aan heel wijze mensen, maar gewoon aan iedereen. 15 Daarom wil ik ook graag aan jullie in Rome het goede nieuws vertellen.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016