Revised Common Lectionary (Complementary)
145 Een loflied van David.
Mijn God, ik zal U roemen.
U bent mijn Koning.
Uw naam wil ik mijn leven lang loven.
2 Elke dag zal ik U eren
en uw naam prijzen zolang ik leef.
3 De Here is een grote God
en Hem komt alle eer toe.
Voor ons mensen is niet te begrijpen
hoe groot Hij is.
4 Van generatie op generatie
zal men U prijzen om wat U doet.
Men zal dan vertellen
over uw grote daden.
5 Ik wil vertellen
over uw geweldige heerlijkheid
en uw machtige wonderen.
6 Die gaan over uw macht en roem.
Ik wil vertellen hoe groot U bent.
7 Laat uw grote goedheid geroemd worden
en juichende liederen worden gezongen
over uw rechtvaardigheid.
8 De Here geeft genade
en ontfermt Zich liefdevol.
Hij heeft een onmetelijk geduld
en is groot in zijn goedheid en liefde.
3 Kijk eens: rode schilden! En die soldaten hebben felrode uniformen aan. Het staal van de strijdwagens schittert als de wagens optrekken, de speren worden dreigend geheven. 4 De wagens razen over de wegen en jakkeren voort over de vlakten. Het zijn net fakkels, als bliksemschichten schieten zij voorbij. 5 De officieren moeten de aanval openen. Zij struikelen in hun haast, rennen naar de muren om de aanval af te slaan. 6 Maar het is al gebeurd! De sluizen en waterpoorten zijn open! De fundamenten van het paleis storten in!
7 De stad Ninevé ligt er onbeschermd bij, als een slavin wordt ze weggevoerd. De bevolking huilt, hun klagen klinkt als het gekoer van duiven. Van verdriet slaan zij zich op de borst. 8 Ninevé is als een lekke watertank. Een voor een gaan haar soldaten er vandoor. ‘Stop, stop!’ roept zij, maar niemand komt terug. 9 Pak het zilver, roof het goud! Er schijnt geen einde aan de hoeveelheid kostbaarheden te komen. Wat een overvloed aan schatten! 10 Al gauw is de stad veranderd in een ruïne. De overlevenden voelen zich verslagen, hun knieën knikken. Niemand kan zich staande houden, alle gezichten verbleken. 11 Waar is nu dat grote Ninevé? Waar is dat hol van de leeuw waar welpen werden gevoed? Waar is de plaats waar iedereen, jong en oud, woonde zonder angst? 12 Verdwenen is Ninevé, die machtige leeuw! U verpletterde vroeger uw vijanden om uw kinderen en vrouwen te voeden en u vulde uw stad en uw huizen met geroofde buit. 13 ‘Nu keer Ik Mij tegen u,’ zegt de Here van de hemelse legers. ‘Ik laat uw strijdwagens in rook opgaan en uw beste jongemannen zullen sneuvelen. Uw buit zal Ik verwoesten. Nooit meer zal de stem van uw gezanten worden gehoord.’
5 Onderzoek uzelf om na te gaan of u wel gehoorzame volgelingen van Christus bent. Weet u of Jezus Christus in u woont? Mocht dat niet zo zijn, dan staat u er helemaal buiten.
6 Ik hoop dat het u duidelijk is dat wij niet buitengesloten worden. 7 Wij bidden God dat u niets kwaads zult doen, niet om ons de schande te besparen, maar omdat ik graag wil dat u een goed leven leidt, ook al worden wijzelf minderwaardig geacht. 8 Ik kan niet tegen, maar alleen voor de waarheid strijden. 9 Het maakt ons blij als u sterk bent, ook al zijn wij dan zwak. Het is mijn vurige gebed dat het met u helemaal in orde zal komen.
10 Dit schrijf ik allemaal in de hoop dat ik, als ik bij u kom, niet hard zal hoeven optreden. Want het gezag dat de Here mij gegeven heeft, is om op te bouwen en niet om af te breken.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.