Revised Common Lectionary (Complementary)
82 Een psalm van Asaf.
God staat te midden van de bijeenkomst van de goden,
Hij treedt in hun midden als rechter op.
2 Het lijkt wel of U de ongelovigen recht verschaft
en ons niet. Hoelang moet dat nog duren?
3 Spreek uw oordeel uit over armen en wezen,
laat het recht zegevieren voor de armzaligen
en hen die niets hebben.
4 Bevrijd de man die wordt vernederd en de arme,
red hen uit de handen van de misdadigers.
5 Zij zijn dom en kunnen niets vatten,
zij lopen in het donker en de aarde wankelt onder uw voeten.
6 Toch heb Ik gezegd:
‘U bent goden, kinderen van de Allerhoogste, allemaal.’
7 Net als andere mensen zullen zij sterven
en vallen als overwonnen koningen.
8 Kom, God, spreek recht over de aarde.
Alle volken zijn immers van U?
De Filistijnen door God gestraft
5 1,2 De Filistijnen namen de buitgemaakte ark van God van het slagveld bij Eben-Haëzer mee naar de stad Asdod. Zij brachten hem de tempel van hun god Dagon binnen en zetten hem naast het beeld van Dagon. 3 Maar toen de inwoners van de stad de volgende morgen de ark kwamen bekijken, was het beeld van Dagon met zijn gezicht op de grond voor de ark van de Here gevallen! Zij zetten het beeld weer overeind, 4 maar de volgende morgen was Dagon opnieuw met zijn gezicht naar beneden voor de ark van de Here gevallen. Deze keer waren zijn handen en het hoofd afgebroken en lagen op de drempel van de deur. Alleen de romp was onbeschadigd. 5 Daarom zetten de priesters en aanbidders van Dagon nooit hun voet op de drempel van de tempel van Dagon in Asdod.
6 De Here strafte de inwoners van Asdod en het omringende gebied door hen te teisteren met gezwellen. 7 Toen de mensen zich realiseerden wat er gebeurde, begonnen zij te roepen: ‘Wij kunnen de ark van de God van Israël niet langer hier houden. Wij zullen eraan ten onder gaan, samen met onze god Dagon.’ 8 De koningen van de grote Filistijnse steden overlegden wat zij het beste met de ark konden doen. Zij besloten hem naar Gath te brengen. 9 Maar toen de ark in Gath was aangekomen, trof de Here de inwoners, jong en oud, met dezelfde plaag en er brak een enorme paniek uit. 10 Daarop stuurden zij de ark naar Ekron, maar toen de inwoners van die stad de ark zagen aankomen, riepen zij om het hardst: ‘Zij brengen de ark van de God van Israël hierheen om ons ook te doden!’ 11 Opnieuw werden de Filistijnse koningen bijeen geroepen en de mensen smeekten hun de ark naar Israël terug te sturen, omdat anders alle inwoners zouden sterven. De plaag was inmiddels begonnen en de hele stad was de wanhoop nabij. 12 Zij die niet stierven, kwamen onder de gezwellen te zitten, overal kon men mensen horen kermen.
32 Vergeet nooit die heerlijke tijd toen u Christus pas had leren kennen. Al had u het zwaar te verduren, u liet de Here niet los. 33 Nu eens werd u uitgelachen en geslagen, dan weer waren anderen het slachtoffer en leefde u intens met hen mee. 34 Als er mensen gevangen werden gezet, had u net zoveel verdriet als zij. Als uw bezittingen werden afgenomen, bleef u opgewekt. U wist dat u iets beters had, wat nooit meer kon worden afgenomen.
35 Laat de moed niet zakken, want als u de Here trouw blijft, krijgt u een grote beloning. 36 U moet volhouden om de wil van God te doen. Als u dat doet, krijgt u wat Hij heeft beloofd. 37 In de Boeken staat immers: ‘Het zal niet lang meer duren voordat Hij die komen zal, terugkomt. Hij kan elk ogenblik komen. 38 De mensen die rechtvaardig zijn, zullen door hun geloof echt leven. Maar als iemand God de rug toekeert, heeft God geen vreugde meer in hem.’ 39 Wij horen niet bij de mensen die God de rug hebben toegekeerd en de ondergang tegemoet gaan. Nee, wij horen bij de mensen die op God vertrouwen en gered worden.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.