Revised Common Lectionary (Complementary)
Gods woorden voor koning Kores van Perzië
45 Dit zegt de Heer tegen Kores: 'U bent de man die Ik tot koning heb gezalfd. Ik neem u bij de hand om de volken te overwinnen. Ik zal ervoor zorgen dat koningen hun zwaard neerleggen. Ik doe deuren voor u open. Geen enkele poort blijft gesloten. 2 Ik zal Zelf voor u uit gaan en de weg voor u vrijmaken. Ik zal koperen deuren openbreken en ijzeren grendels stukslaan. 3 Ik zal u geheime schatten en verborgen rijkdommen geven. Zo zult u weten, dat Ik, de Heer, het ben die u geroepen heb. Ik, de God van Israël. 4 Ik riep u, ook al kende u Mij niet. Ik riep u vanwege mijn volk Israël, dat Ik heb uitgekozen. Ik riep u en maakte u machtig. 5 Ik ben de Heer en er is geen andere God. Ik ben de enige God. Ik zal u machtig maken, ook al kent u Mij niet.'
6 Van oost tot west zal iedereen weten dat er behalve Mij geen God is. Alleen Ik ben de Heer, en niemand anders. 7 Alleen Ik maak het licht en de duisternis. Alleen Ik breng vrede en onheil. Ik, de Heer, ben het die dat doet.
Psalm 96
1 Zing een nieuw lied voor de Heer.
Iedereen op aarde, zing voor Hem!
2 Zing voor de Heer en prijs Hem.
Vertel elke dag over zijn redding.
3 Vertel aan de volken van zijn macht.
Vertel alle landen van zijn wonderen.
4 Want de Heer is geweldig.
Hij is het waard dat we Hem prijzen.
Voor Hem moeten we veel meer ontzag hebben
dan voor alle andere goden.
5 Want de goden van de andere volken zijn geen echte goden.
Maar de Heer heeft de hemel gemaakt.
6 Hij is een indrukwekkende Koning.
Kracht en macht zijn in zijn heiligdom.
7 Mensen van de aarde, gehoorzaam de Heer.
Erken zijn macht, want daar heeft Hij recht op.
8 Eer Hem en aanbid Hem.
Kom naar zijn heiligdom en breng Hem offers.
9 Buig voor de Heer als Hij in al zijn pracht verschijnt.
Heb ontzag voor Hem!
10 Zeg tegen de volken: "De Heer is Koning!"
Dankzij Hem staat de wereld stevig en vast.
Hij zal rechtvaardig oordelen over de volken.
11 De hemel zal blij zijn, de aarde zal juichen.
De zee met alles wat daarin leeft, zal bruisen.
12 Het veld met alles daarop zal huppelen van blijdschap.
De bomen van het bos zullen juichen voor de Heer.
13 Want Hij komt rechtspreken over de aarde.
Hij zal een rechtvaardige Rechter zijn.
Hij zal Zich aan zijn woord houden
wanneer Hij rechtspreekt over de volken.
Inleiding
1 Deze brief is van Paulus, Silvanus (= Silas[a]) en Timoteüs. Wij doen de groeten aan de gelovigen in Tessalonika. Jullie horen bij God de Vader en bij de Heer Jezus Christus.[b] Ik bid dat onze God en Vader in alles goed voor jullie zal zijn. En dat jullie vol zullen zijn van de vrede van God de Vader en van de Heer Jezus Christus.
De gelovigen in Tessalonika zijn een voorbeeld voor andere mensen
2 Elke keer als we voor jullie bidden, danken we God voor jullie. 3 Want steeds weer moeten we eraan denken, hoe goed jullie geloof en jullie liefde te zien zijn aan wat jullie doen. En jullie hebben een groot vertrouwen in de Heer Jezus Christus. 4 We weten, broeders en zusters, dat God van jullie houdt en jullie heeft uitgekozen om bij Hem te horen. 5 Want toen we jullie het goede nieuws kwamen vertellen, kwamen we niet alleen met woorden. We kwamen met de kracht van God en met de Heilige Geest, vol zekerheid. Jullie weten trouwens zelf op welke manier we jullie hebben gediend.
6 En jullie zijn net zo gaan leven als wij en als de Heer Zelf. Jullie hebben het woord van God geloofd, ook al werden jullie er erg om vervolgd. Jullie geloofden onze boodschap met de blijdschap van de Heilige Geest. 7 Zo zijn jullie een voorbeeld geworden voor alle gelovigen in Macedonië en Achaje. 8 Want dankzij jullie heeft het woord van God zich verspreid. Overal wordt erover gesproken. Niet alleen in Macedonië en Achaje, maar overal is jullie geloof in God bekend geworden. Wij hoeven daar zelf niets meer over te zeggen. 9 Want de mensen vertellen zelf over jullie dat jullie ons hebben geloofd: dat jullie zijn gestopt met het aanbidden van afgoden en de levende en ware God zijn gaan dienen. 10 En nu verwachten jullie de terugkeer van Gods Zoon uit de hemel. Want Hij, Jezus, is door God uit de dood teruggeroepen en weer levend gemaakt. Hij redt ons van de straf van God die over de mensen zal komen.
Wel of geen belasting betalen
15 Toen gingen de Farizeeërs weg. Ze bedachten samen een plan om Jezus met een strikvraag in de val te laten lopen. 16 Ze stuurden hun leerlingen naar Hem toe, samen met een paar Herodianen.[a] Ze vroegen Hem: "Meester, we weten dat U altijd eerlijk bent. U leert de mensen de juiste dingen over God. En U bent voor niemand bang. Want U probeert niet de mensen te plezieren. Het maakt U niet uit wat ze van U denken. 17 Wat vindt U, is het wel of niet goed om aan de Romeinse keizer belasting te betalen?" 18 Maar Jezus begreep wat hun bedoeling was. 19 Hij zei: "Wat zijn jullie toch schijnheilig! Waarom dagen jullie Mij uit? Laat Mij de munt zien waarmee jullie de belasting betalen." Ze brachten Hem een munt. 20 Toen zei Hij tegen hen: "Van wie zijn het hoofd en de naam die er op staan?" 21 Ze zeiden: "Van de keizer." Toen zei Hij tegen hen: "Geef dan aan de keizer waar de keizer recht op heeft. En geef aan God waar God recht op heeft." 22 Toen ze dat hoorden, waren ze erg verbaasd. Ze gingen weg en lieten Hem verder met rust.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016