Revised Common Lectionary (Complementary)
Psalm 18
1 Voor de leider van het koor. Een lied van David, de dienaar van de Heer. Hij maakte dit lied voor de Heer, toen Hij hem had gered van zijn vijanden en uit de handen van koning Saul.[a] 2 Hij zei:
Ik houd heel erg veel van U, mijn Heer.
U geeft mij kracht.
3 Heer, U bent de rots onder mijn voeten,
de burcht waar ik veilig ben, mijn Bevrijder.
U bent mijn God, de rots waarop ik kan vertrouwen,
het schild dat mij beschermt, mijn Redder,
mijn sterke toren waarin ik veilig ben.
20 Hij bevrijdde me en gaf me weer ruimte.
Hij redde mij, omdat Hij van mij houdt.
21 De Heer deed dit voor mij, omdat ik onschuldig ben.
Hij beloonde me ervoor dat ik nooit iets slechts had gedaan.
22 Want ik heb me altijd gehouden aan de wetten van de Heer.
Ik heb mijn God nooit verlaten.
23 Altijd gehoorzaamde ik zijn leefregels.
Ik deed wat Hij van me vroeg.
24 Ik leefde zoals Hij het wil
en was Hem nooit ongehoorzaam.
25 Ja, de Heer beloonde me omdat ik onschuldig ben.
Hij beloonde me omdat Hij had gezien dat ik nooit iets slechts had gedaan.
26 Als mensen trouw zijn aan U, bent U trouw aan hen.
U bent goed voor mensen die goed leven.
27 Aan mensen die eerlijk zijn,
laat U zien dat U een eerlijk God bent.
Maar aan mensen die slecht zijn,
laat U zien dat U hun vijand bent.
28 U redt arme en verdrukte mensen.
Maar U vernedert de mensen
die trots denken dat ze U niet nodig hebben.
29 U bent voor mij als een lamp, Heer,
want U brengt licht in mijn duisternis.
30 Met U durf ik een heel leger aan.
Met U spring ik over een muur.
31 Wat God doet is volmaakt.
Wat Hij zegt is altijd te vertrouwen.
Hij beschermt iedereen die naar Hem toe komt voor hulp.
32 Er is geen andere God dan de Heer!
Er is geen andere rots dan onze God! Alleen Hij is de rots onder onze voeten.
18 Ze luisterden niet meer naar hun God bij wie ze veilig waren.
Ze vergaten de God die hen had gemaakt,
de God uit wie ze waren ontstaan.
19 Toen de Heer dat zag, liet Hij hen in de steek.
Hij was diep beledigd door zijn zonen en dochters.
20 Hij zei: 'Ik zal niet meer voor hen zorgen.
Dan zal Ik zien hoe het met hen afloopt.
Want het zijn slechte mensen.
Ze zijn als slechte kinderen die weglopen bij hun vader.
Ze trekken zich niets meer van Mij aan.
28 Want hun vijanden begrijpen er niets van.
Ze maken wel plannen, maar ze begrijpen nooit iets.
29 Als ze een beetje verstand hadden gehad,
zouden ze het hebben begrepen.
Ze zouden hebben begrepen hoe het met henzelf zal aflopen!
30 Maar ze vragen zich niet af hoe het kan,
dat één van hen duizend van jullie kan achtervolgen,
en dat twee van hen tienduizend van jullie op de vlucht kunnen jagen.
Maar dat kunnen ze alleen doordat jullie verlaten zijn
door de God op wie jullie vertrouwden.
Hij heeft jullie aan hen uitgeleverd.
31 Want de god op wie zíj vertrouwen, lijkt niet op onze God.
Zelfs onze vijanden kunnen dat zien.
32 Luister goed: de andere volken zijn zo slecht als Sodom en Gomorra.
Ze zijn als een slechte wijnstruik met bittere trossen van giftige druiven.
33 Alles wat ze doen is zo dodelijk als giftige wijn,
zo gevaarlijk als addervergif.
34 Maar hun straf ligt bij Mij klaar.
In mijn schatkamer liggen de wapens klaar waarmee Ik hen zal straffen.
35 Ik heb het recht om hen daarvoor te straffen.
Ik zal hun alles betaald zetten.
Ze wankelen al. Binnenkort zullen ze vallen.
Hun verdiende loon komt er al aan!
36 Want de Heer zal voor zijn volk opkomen.
Hij zal medelijden hebben met zijn dienaren.
Als Hij ziet dat ze helemaal verzwakt zijn
en dat iedereen wordt gedood,
37 zal Hij zeggen: 'Waar zijn nu jullie goden?
Die goden waar jullie zo op vertrouwden?
38 Waar zijn nu de goden aan wie jullie het vet van jullie vlees-offers
en de wijn van jullie wijn-offers gaven?
Laten zíj jullie dan komen redden! Laten zíj jullie maar beschermen!
39 Begrijp dan toch dat IK BEN,[a]
dat Ik de enige God ben.
Ik dood en Ik maak levend.
Ik verwond en Ik genees.
Ik heb alle macht en niemand kan tegen Mij op.
33 Wat zijn Gods wijsheid en kennis toch onbegrijpelijk groot! Wat is het moeilijk om zijn plannen te begrijpen en zijn daden uit te leggen! 34 In de Boeken staat: "Wie kent de plannen van de Heer? Wie heeft Hem raad gegeven? 35 Wie heeft iets aan Hem gegeven, waardoor hij het recht zou hebben iets van Hem terug te vragen?" 36 Maar alle dingen komen van God, bestaan door God en zijn voor God. Voor Hem is alle eer voor altijd en eeuwig! Amen! Zo is het!
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016