Revised Common Lectionary (Complementary)
121 Ik heb geleefd zoals U het wil.
Lever mij nu niet uit aan mijn vijanden.
122 Kom voor mij op!
Zorg ervoor dat de slechte mensen me met rust zullen laten.
123 Ik kijk zo uit naar de dag dat U mij redt,
naar uw belofte van rechtvaardigheid!
124 Wees alstublieft goed voor mij.
Leer mij om me te houden aan uw leefregels.
125 Ik ben uw dienaar, maak me verstandig,
zodat ik weet wat U wil.
126 Kom rechtspreken, Heer,
want de mensen houden zich niet aan uw wet.
127 Ik houd méér van uw wetten
dan van het zuiverste goud.
128 Daarom gehoorzaam ik al uw bevelen.
Ik haat alle leugens en elk bedrog.
Inleiding
1 De wijze spreuken van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël. 2+3 Hij schreef deze spreuken op om andere mensen wijsheid te leren. Hij wilde hen daarmee opvoeden tot verstandige mensen. 4 Zijn spreuken leren de mensen wat rechtvaardig en eerlijk is. Onverstandige mensen kunnen er verstandig van worden. Jonge mensen kunnen er kennis en wijsheid uit leren. 5 Wijze mensen kunnen er nog wijzer van worden, en verstandige mensen nog verstandiger. 6 Zij zullen deze spreuken en wijsheden van wijze mensen en raadgevers begrijpen.
7 Maar alle wijsheid begint bij een diep ontzag voor de Heer. Wie geen ontzag heeft voor God, wil niets van wijsheid weten.
De Wijsheid roept op tot wijsheid
20 De Wijsheid roept luid op de straat.
Op de pleinen is haar stem te horen.
21 Daar waar het druk is, roept zij.
Ze roept bij de poorten van de stad:
22 "Schurken, hoelang zullen jullie van het kwaad blijven houden?
Spotters, hoelang blijven jullie God nog belachelijk maken?
Dwazen, hoelang zullen jullie een hekel aan wijsheid blijven hebben?
23 Luister naar mijn woorden!
Ik wil mijn wijsheid over jullie uitstorten.
Ik wil jullie vertellen wat ik weet.
24 Maar toen ik jullie riep, wilden jullie niet naar me luisteren.
Ik wilde jullie helpen, maar jullie wilden niet geholpen worden.
25 Jullie wilden niet luisteren naar mijn goede raad.
Jullie wilden niets doen met mijn waarschuwingen.
26 Daarom zal ik om jullie lachen als het slecht met jullie afloopt.
Ik zal jullie uitlachen als jullie door rampen worden getroffen.
27 Want die rampen zullen aankomen als een storm.
Jullie ondergang komt zo snel op jullie af als een wervelwind.
Dan zullen jullie door angst overvallen worden.
28 Pas als jullie in de ellende zitten, zullen jullie mij roepen.
Maar dan zal ik niet antwoorden.
Jullie zullen me zoeken, maar me niet vinden.
29 Want jullie hebben nooit verstandig willen zijn.
Jullie hebben nooit ontzag voor God willen hebben.
30 Jullie hebben niet naar mijn goede raad geluisterd.
Jullie hebben niets met mijn waarschuwingen gedaan.
31 Daarom zullen jullie de gevolgen dragen van jullie manier van leven.
Jullie zullen de gevolgen dragen van jullie gedrag!
32 Want doordat jullie niet naar goede raad wilden luisteren,
zullen jullie worden gedood.
Door jullie eigen zorgeloosheid zal het slecht met jullie aflopen.
33 Maar de mensen die naar mij luisteren, zullen in vrede kunnen leven.
Er zullen hun geen rampen overkomen."
30 Hoe zal Ik het Koninkrijk van God nog meer uitleggen? Waarmee kun je het nog meer vergelijken? 31 Je kan het ook vergelijken met een mosterdzaadje. Op het moment dat het wordt gezaaid, is het maar een heel klein zaadje. 32 Maar als het opkomt, wordt het groter dan alle tuinkruiden. Het krijgt zulke grote takken dat de vogels er hun nesten tussen kunnen bouwen."
33 Met nog veel meer van zulke verhalen vertelde Hij hun het woord. Want dat was voor hen de enige manier waarop ze het konden horen. 34 Hij vertelde hun alles in de vorm van een verhaal. En elke keer nam Hij zijn leerlingen apart en legde hun alles uit.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016