Revised Common Lectionary (Complementary)
5 Een psalm van David voor de koordirigent. Te begeleiden met fluitspel.
2 O Here, wilt U mijn gebed aanhoren?
Luister toch naar mijn smeken.
3 God, U bent mijn Koning
en ik richt mij tot U.
4 Elke morgen kijk ik omhoog naar U
en wacht op uw antwoord,
en U hoort mij roepen.
5 Ik weet dat slechtheid
bij U geen standhoudt
en dat geen enkele goddeloze
op uw bescherming kan rekenen.
6 Hoogmoedige zondaars
kunnen uw onderzoekende blik niet doorstaan,
omdat U hun slechte daden haat.
7 Om hun leugens zult U hen vernietigen,
U verafschuwt moord en bedrog, Here.
8 Ik zelf mag dankzij uw genade en liefde
uw tempel binnengaan.
Met diep ontzag zal ik U eren.
9 Here, wilt U mij leiden?
Anders zullen mijn vijanden over mij zegevieren.
Wilt U mij duidelijk maken wat ik moet doen
en welke weg ik moet inslaan?
10 Mijn tegenstanders zullen elke kans aangrijpen
om mij in een kwaad daglicht te stellen.
Wat uit hun mond komt,
stinkt naar zonde en dood,
zij gebruiken hun tong voor leugen en bedrog.
Hun lippen spuwen dodelijk vergif.
11 O God, spreek het ‘schuldig’ over hen uit!
Vang hen met hun eigen valstrikken,
verdrijf hen om de overvloed van hun overtredingen,
want zij komen in opstand tegen U.
12 Maar ieder die zijn vertrouwen op U stelt,
zal zich verheugen.
Zij zullen tot in eeuwigheid van vreugde juichen,
omdat U hen beschermt.
Dan zal ieder die U liefheeft,
overlopen van blijdschap.
13 Want U, Here, zegent uw volgelingen.
U beschermt hen met uw schild van liefde.
God sluit niemand uit
56 Wees rechtvaardig en eerlijk tegen iedereen, zegt de Here God. Doe wat rechtvaardig en goed is, want Ik kom binnenkort om u te redden en mijn rechtvaardigheid te tonen. 2 Gezegend is wie de sabbat in ere houdt, gezegend is wie zichzelf weerhoudt van slechte daden. 3 Als iemand van een ander volk zich bij de Here aansluit, laat hij dan niet zeggen: ‘De Here zal mij achterstellen bij zijn eigen volk.’ Zelfs als hij een eunuch is, moet hij niet denken minderwaardig te zijn. 4 Want dit zeg Ik over de eunuch die de sabbat in ere houdt, zich gedraagt zoals Ik dat wens en weet dat hij deel uitmaakt van mijn verbond: 5 Ik zal hem in mijn huis, binnen mijn muren een naam geven die uitgaat boven de eer die hij zou ontvangen als hij zonen en dochters had. Want de naam die Ik hem zal geven, is een eeuwige, hij zal nooit verdwijnen.
6 Ja, allen die zich bij het volk van God voegen hoewel zij behoren tot een ander volk, Hem dienen en zijn naam liefhebben, zijn dienaars zijn en de sabbat niet ontheiligen en die zijn verbond en beloften hebben aanvaard, 7 zal Ik ook naar mijn heilige berg brengen. Ik zal hen vol vreugde maken in mijn huis van gebed. Ik zal hun offers en geschenken aannemen, want mijn tempel zal ‘Huis van gebed voor iedereen’ worden genoemd!
8 Want de Here God, die de uitgestotenen van Israël terugbrengt, zegt: naast mijn volk Israël zal Ik daar ook anderen brengen.
24 Hij vertrok naar het gebied van Tyrus. Daar ging Hij een huis binnen. Hoewel Hij niet wilde dat men te weten kwam dat Hij er was, werd het toch bekend.
Jezus verjaagt een boze geest en geneest een dove man
25 Het duurde dan ook niet lang of er kwam een vrouw naar Hem toe. In haar dochtertje zat een boze geest. Zodra zij het nieuws had gehoord, was ze naar Jezus toe gegaan. Zij viel voor Hem op de knieën en smeekte of Hij die boze geest uit haar dochtertje wilde verjagen. 26 Omdat de vrouw geen Jodin was—ze kwam uit de streek van Tyrus—zei Hij tegen haar: 27 ‘Laat Mij eerst de mensen van mijn eigen volk helpen. Want het is niet goed het eten van de kinderen voor de honden te gooien.’ 28 De vrouw antwoordde: ‘Ja, Here, maar de honden onder de tafel krijgen toch wel de restjes van de kinderen?’ 29 ‘Goed,’ zei Hij, ‘omdat u dit antwoord hebt gegeven, kunt u naar huis gaan. Uw dochtertje is genezen, de boze geest is uit haar weggegaan.’ 30 Toen zij thuiskwam, zag zij het meisje rustig in bed liggen en de boze geest was weg.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.