Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Old/New Testament

Each day includes a passage from both the Old Testament and New Testament.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
1 Samuël 25-26

David en Nabal

25 Samuel stierf. Heel Israël kwam bij elkaar om over hem te treuren. Ze begroeven hem in zijn huis in Rama. En David vertrok naar de Paran-woestijn.

Nu woonde er in Maon een man die in Karmel veel vee hield. Hij was heel erg rijk: hij had 3000 schapen en 1000 geiten. Op een keer was hij bij Karmel zijn schapen aan het scheren. De man heette Nabal en zijn vrouw Abigaïl. De vrouw was heel verstandig en knap om te zien. Maar de man was ruw en onbeschoft. Hij was uit de familie van Kaleb.

Toen David in de woestijn hoorde dat Nabal zijn schapen aan het scheren was, stuurde hij er tien mannen heen. Hij zei tegen hen: "Ga naar Karmel, naar Nabal. Doe hem namens mij de groeten. Zeg tegen hem: Je moet de groeten hebben van David. Hij wenst jou en je familie het beste toe. We brengen je de volgende boodschap van David: 'Ik heb gehoord dat ze bij jou de schapen aan het scheren zijn. Jouw herders waren aldoor bij ons in de buurt, maar we hebben hen nooit lastig gevallen. Ook heeft niemand vee van hen gestolen zo lang zij bij Karmel waren. Vraag het maar aan je knechten. Ze zullen zeggen dat dat waar is. Wil je daarom zo vriendelijk zijn deze mannen iets mee te geven. Ze zijn immers op een feestdag gekomen.' "

Toen Davids mannen bij Nabal kwamen, brachten ze hem Davids boodschap over. Toen wachtten ze af. 10 Maar Nabal antwoordde hen: "Wie is David? Wie is de zoon van Isaï? Er zijn tegenwoordig zoveel knechten die bij hun heer weglopen. 11 Zou ik dan mijn brood, mijn water en de dieren die ik voor mijn scheerders heb geslacht, meegeven aan kerels van wie ik niet eens weet waar ze vandaan komen?" 12 De mannen gingen gelijk weer naar David terug. Ze vertelden hem wat Nabal gezegd had. 13 Toen zei David tegen zijn mannen: "Doe je zwaard om." Ze wapenden zich. Toen trok David met ongeveer 400 mannen naar Nabal, terwijl er 200 bij de spullen achterbleven.

David ontmoet Abigaïl

14 Maar één van Nabals knechten had aan Nabals vrouw Abigaïl verteld: "David heeft uit de woestijn boodschappers gestuurd om onze heer te groeten. Maar Nabal heeft heel bot tegen hen gedaan. 15 Toch zijn die mannen goed voor ons geweest. Niemand heeft ons ooit lastig gevallen. En er is niets van ons gestolen in de tijd dat wij bij hen in de buurt rondtrokken met het vee. 16 Ze hebben ons dag en nacht beschermd, al de tijd dat wij in hun buurt de schapen aan het hoeden waren.[a] 17 Doe alstublieft iets, want anders gebeurt er een ramp. En met Nabal valt niet te praten. Hij is een man van niets." 18 Toen nam Abigaïl haastig 200 broden, twee zakken wijn, vijf gebraden schapen, vijf maten geroosterd graan, 100 rozijnenkoeken en 200 klompen vijgen. 19 Ze laadde alles op ezels en zei tegen haar knechten: "Ga hiermee alvast naar David. Ik kom achter jullie aan." Maar ze zei niets tegen haar man Nabal.

20 Ze reed op de ezel door de bergkloof omlaag. Toen ze om een bocht kwam, zag ze plotseling vlak voor zich David en zijn mannen aankomen. 21 David had gezegd: "Aldoor heb ik het vee van die man in de steppe beschermd. Nooit miste hij een dier. Maar hij wil me er niet eens voor bedanken. Stank voor dank krijg ik. 22 Ik zweer bij de Heer dat ik vóór het ochtend wordt al zijn mannen gedood zal hebben!"

23 Toen Abigaïl David zag, sprong ze haastig vlak voor hem van haar ezel. Ze knielde voor zijn voeten op de grond. 24 Ze boog zich diep en zei: "Het is mijn schuld, heer. Wilt u alstublieft even naar me luisteren. 25 Let toch niet op die man van niets, op Nabal. Want zijn naam zegt wat hij is: hij heet Nabal (= dwaas) en hij is ook een dwaas. Maar ik wist er niets van dat u mannen gestuurd had. 26 Nu dan, mijn heer, ik zweer bij de Heer en bij u dat het met uw vijanden net zo slecht mag aflopen als met Nabal. De Heer heeft u tegengehouden om zelf wraak te nemen. 27 Nu breng ik u een geschenk, voor de mannen die met u zijn meegekomen. 28 Vergeef mij alstublieft wat ik fout gedaan heb. Ik weet zeker dat de Heer ervoor zal zorgen dat uw familie voor altijd zal blijven bestaan. Want u voert de oorlogen van de Heer. En u heeft uw hele leven nog nooit iets slechts gedaan. 29 Als ooit iemand zal proberen om u te doden, dan zal de Heer u zeker beschermen en u veilig bewaren. Uw Heer God bewaart u net zo zorgvuldig, als een herder de stenen voor zijn slinger zorgvuldig in zijn tas bewaart. Maar het leven van uw vijanden zal Hij wegslingeren zoals een herder een steen met zijn slinger wegslingert. 30 Op een dag zal de Heer u belonen voor alle goede dingen die u heeft gedaan. Hij zal u tot koning van Israël maken. 31 En u zal zich dan nooit schuldig hoeven te voelen. Want u heeft nu niet uit woede onschuldige mensen gedood. En wanneer de Heer u beloond heeft, denk dan alstublieft aan mij."

32 Toen zei David tegen Abigaïl: "Prijs de Heer, de God van Israël, dat Hij jou vandaag naar me toe gestuurd heeft. 33 Geprezen is je verstand en gezegend ben je zelf. Want vandaag heb jij ervoor gezorgd dat ik niet uit woede onschuldige mensen heb gedood. 34 De God van Israël heeft voorkomen dat ik je kwaad zou doen. Maar ik zweer bij de Heer: als jij mij niet haastig tegemoet gekomen was, zou er morgen bij Nabal niet één man meer in leven zijn geweest." 35 Toen nam David van haar aan wat ze had meegebracht. En hij zei tegen haar: "Ga in vrede naar je huis terug. Ik zal doen wat je hebt gevraagd." 36 Abigaïl kwam thuis en zag dat Nabal een geweldige feestmaaltijd hield, een maaltijd als van een koning. Nabal was erg vrolijk en heel erg dronken. Daarom vertelde ze hem nog helemaal niets van wat ze had gedaan. 37 Maar de volgende ochtend, toen Nabal zijn roes had uitgeslapen, vertelde zijn vrouw hem alles. Zijn hart bleef stilstaan en hij lag als een steen in bed. 38 Na ongeveer tien dagen doodde de Heer hem.

David trouwt met Abigaïl

39 Toen David hoorde dat Nabal dood was, zei hij: "Prijs de Heer. Hij is Rechter geweest over Nabal die mij zo slecht heeft behandeld. Prijs de Heer dat Hij mij heeft tegengehouden toen ik verkeerd wilde doen, en dat Hij Zelf Nabal heeft gestraft voor wat hij gedaan heeft." Daarna stuurde David boodschappers naar Abigaïl om haar te zeggen dat hij met haar wilde trouwen. 40 Ze kwamen bij Abigaïl in Karmel en zeiden tegen haar: "David heeft ons gestuurd om je te zeggen dat hij graag met je wil trouwen." 41 Ze stond op, boog zich diep en zei: "Ik wil zelfs wel de slavin zijn die de voeten van de knechten van mijn heer wast." 42 Daarna ging Abigaïl haastig op haar ezel mee met de boodschappers van David. Ze nam vijf van haar dienaressen mee en werd zijn vrouw.

43 David had nu twee vrouwen, want hij was ook met Ahinoam uit Jizreël getrouwd. 44 Maar Saul had zijn dochter Michal, de vrouw van David, aan Palti gegeven, de zoon van Laïs uit Gallim.

David krijgt opnieuw de kans om Saul te doden

26 De bewoners van Zif kwamen naar Saul in Gibea en zeiden: "Weet u wel dat David zich verborgen heeft op de heuvel van Hachila bij de woestijn?" Toen ging Saul naar de Zif-woestijn om David te zoeken. Hij nam 3000 van de beste soldaten van Israël met zich mee. Op de heuvel van Hachila zetten ze hun kamp op, langs de weg naar de woestijn. David was in de woestijn. Hij merkte dat Saul hem daar gevolgd was. Daarom stuurde hij verkenners uit. Van hen hoorde hij dat Saul inderdaad gekomen was. David besloop het kamp van Saul. Hij zocht waar Saul en zijn legeraanvoerder Abner lagen te slapen. Saul lag midden in het kamp, met al zijn mannen om hem heen. Toen zei David tegen de Hetiet Achimelech en tegen Abisaï (Abisaï was de zoon van Davids zus Zeruja en de broer van Joab): "Wie van jullie gaat met me mee naar Saul in het kamp?" Abisaï zei: "Ik ga met je mee."

Die nacht sloop David met Abisaï het kamp van Saul in. Saul lag midden in het kamp te slapen. Zijn speer had hij bij zijn hoofd in de grond gestoken. Abner en de soldaten lagen om hem heen. Toen zei Abisaï tegen David: "Vandaag heeft God je vijand in je macht gegeven. Laat mij hem met zijn eigen speer aan de grond spietsen. Hij zal op slag dood zijn." Maar David zei tegen Abisaï: "Dood hem niet. Je kan niet ongestraft de gezalfde van de Heer doden. 10 Ik zweer bij de Heer dat de Heer Zelf hem zal straffen. Óf doordat hij vanzelf sterft, óf doordat hij in de strijd wordt gedood. 11 Maar de Heer wil niet dat ik de man dood die Hij tot koning heeft gezalfd. We zullen zijn speer en zijn waterkruik pakken en weer weggaan." 12 Toen nam David de speer en de waterkruik bij Sauls hoofd weg. Daarna slopen ze terug. Niemand zag het, niemand merkte het, niemand werd wakker. Want iedereen sliep, doordat de Heer ervoor zorgde dat ze heel diep sliepen.

David spreekt met Saul

13 David klom ver aan de andere kant van het dal op een hoge rots. Zo was er een grote afstand tussen hem en Saul. 14 Toen riep hij naar het leger en naar Abner: "Waarom zeg je niets, Abner?" Abner antwoordde: "Wie roept daar naar de koning?" 15 David riep terug: "Jij bent toch zo'n moedig man? In heel Israël is er toch niemand als jij? Waarom heb je dan je koning niet bewaakt? Want er is iemand in het kamp geweest om de koning te doden. 16 Je hebt je werk niet goed gedaan. Ik zweer bij de Heer dat jullie de dood verdienen. Want jullie hebben je koning, de gezalfde van de Heer, niet bewaakt. Want waar zijn de speer en de waterkruik van de koning?"

17 Saul herkende de stem van David en hij riep: "Ben jij dat, mijn zoon David?" David antwoordde: "Ja, mijn heer de koning. 18 Waarom achtervolgt u mij toch? Wat heb ik u toch gedaan? 19 Luister alstublieft naar mij, mijn heer de koning. Als de Heer u tegen mij opstookt, breng Hem dan een offer om Hem op andere gedachten te brengen. Maar als het mensen zijn, dan vervloek ik hen omdat ik door hen niet in het land van de Heer kan wonen. Ze zeggen: 'Ga jij maar andere goden dienen.' 20 Maar ik wil niet sterven in een ander land, ver van het heiligdom van de Heer. Mijn heer de koning, u bent er op uit getrokken om te zoeken naar één enkele vlo. U jaagt op één enkele patrijs in de bergen. Is dat al die moeite waard?"

21 Toen zei Saul: "Ik heb verkeerd gedaan. Kom terug, mijn zoon David. Ik zal je geen kwaad meer doen. Want je hebt vandaag mijn leven gespaard. Ik heb dwaas gedaan. Het was heel erg verkeerd van mij." 22 Maar David antwoordde: "Hier is uw speer, mijn heer de koning! Laat één van uw mannen hem hier komen halen. 23 De Heer beloont rechtvaardige mensen. Want de Heer had u vandaag in mijn macht gegeven, maar ik wilde de gezalfde van de Heer niet doden. 24 Ik heb vandaag uw leven gespaard. En ik hoop dat de Heer ook mijn leven zal sparen en mij zal redden uit elk gevaar." 25 Saul zei tegen David: "De Heer is goed voor jou, mijn zoon David. Wat je ook doet, je zal altijd succes hebben." Toen vertrok David. En Saul ging naar huis terug.

Lukas 12:32-59

32 Wees niet bang, mijn kleine kudde! Want jullie Vader heeft besloten jullie het Koninkrijk te geven. 33 Verkoop wat je hebt en geef het geld aan de arme mensen. Zorg dat je zo in de hemel een geldbuidel maakt die niet leeg raakt, een schat die nooit opraakt. Daar kan geen dief er aankomen, en kan geen mot het opeten. 34 Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn."

De terugkomst van Jezus

35+36 Jezus zei: "Zorg ervoor dat jullie altijd klaar staan. Jullie moeten zijn als dienaren die op hun heer wachten wanneer hij terugkomt van zijn bruiloft. Ze zorgen ervoor dat de lampen aan zijn. Want zodra hij aanklopt, willen ze hem opendoen. 37 Wat is het heerlijk voor hen als ze goed wakker zijn op het moment dat hun heer terugkomt. Want Ik zeg jullie dat hij hen dan aan tafel zal uitnodigen en hen zelf zal bedienen. 38 Als hij kort voor middernacht komt, of zelfs na middernacht, en ziet dat ze wakker zijn, zal dat heerlijk voor hen zijn.

39 Onthoud goed: als de bewoner van een huis had geweten hoe laat de dief zou komen, dan zou hij opgebleven zijn. Hij zou niet in zijn huis hebben laten inbreken. 40 Daarom moeten jullie ook goed opletten. Want de Mensenzoon zal onverwachts komen."

41 Petrus zei: "Heer, is dit verhaal alleen voor ons bedoeld, of ook voor de andere mensen?" 42 De Heer Jezus zei: "Ik heb het over de trouwe en verstandige dienaar die van zijn heer de leiding heeft gekregen over de andere dienaren. Hij moet voor hen zorgen. 43 Als de heer terugkomt en ziet dat de dienaar met zijn werk bezig is, zal dat heerlijk zijn voor die dienaar. 44 Luister goed! Ik zeg jullie dat zijn heer hem de leiding zal geven over alles wat hij bezit.

45 Maar stel dat die dienaar bij zichzelf zou zeggen: 'Mijn heer blijft nog wel een poosje weg.' En stel dat hij de dienaren en dienaressen zou gaan mishandelen en zelf een lui leventje zou gaan leiden met veel eten en drinken. 46 Dan komt zijn heer onverwachts terug, op een moment dat de dienaar hem niet verwacht. En zijn heer zal hem straffen en hem behandelen als een misdadiger. 47 Een dienaar die wist wat zijn heer wilde, maar het niet heeft gedaan, zal een zware straf krijgen. 48 Maar iemand die niet wist wat de wil van zijn heer was en verkeerde dingen heeft gedaan, zal een lichte straf krijgen. Als aan iemand veel is gegeven, zal er veel van hem worden gevraagd. En als aan iemand veel is toevertrouwd, zal er veel van hem worden geëist.

49 Ik ben gekomen om vuur op de aarde te gooien. En wat zou Ik graag willen dat het al brandde! 50 Maar Ik moet eerst nog bepaalde dingen meemaken, dingen die Ik verschrikkelijk vind! 51 Denken jullie dat Ik ben gekomen om vrede te brengen op de aarde? Nee, Ik zeg jullie dat Ik juist verdeeldheid kom brengen. 52 Want vanaf nu zullen vijf mensen in één huis tegen elkaar verdeeld zijn: drie tegen twee en twee tegen drie. 53 Ze zullen verdeeld zijn: vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder, schoonmoeder tegen schoondochter en schoondochter tegen schoonmoeder."

54 Hij zei ook tegen de mensen: "Als jullie een wolk zien aankomen in het westen, zeggen jullie onmiddellijk: 'Er komt regen,' en dat gebeurt ook. 55 En als jullie zien dat de wind uit het zuiden waait, zeggen jullie: 'Het gaat heet worden,' en dat gebeurt ook. 56 Wat zijn jullie toch schijnheilig! Jullie weten wel precies de betekenis van wat jullie aan de lucht zien. Maar waarom begrijpen jullie dan niet de betekenis van wat jullie in deze tijd zien gebeuren?

57 En waarom bedenken jullie niet uit jezelf wat goed is om te doen? 58 Stel dat je iemand nog geld moet betalen en hij neemt je mee naar de rechter. Dan kun je maar beter proberen het onderweg met hem in orde te maken. Anders sleept hij je voor de rechter en de rechter zal je in de gevangenis laten gooien. 59 Ik zeg jullie dat je daar zal zitten totdat je de laatste cent hebt betaald."

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016