Read the New Testament in 24 Weeks
Er is geen ander evangelie
1 Van: Paulus, een apostel, niet door mensen uitgekozen om apostel te zijn, maar door Jezus Christus en God de Vader, die Hem uit de dood heeft laten opstaan. 2 En van alle gelovigen die hier bij mij zijn. Aan: de gemeenten in Galatië.
3 Ik wens u de genade en vrede van God, onze Vader, en van onze Here Jezus Christus.
4 Christus heeft Zichzelf voor onze zonden aan de dood overgegeven, om ons te bevrijden uit de macht van deze door het kwaad beheerste wereld. Daarmee deed Hij de wil van God, onze Vader, 5 aan wie alle eer toekomt, voor altijd en eeuwig. Amen.
6 Het verbaast me dat u God, die u in zijn genade geroepen heeft door Jezus Christus, zo vlug de rug hebt toegekeerd en een ander evangelie gelooft, dat helemaal geen evangelie is. 7 U bent van de wijs gebracht door bepaalde personen, die een verkeerd beeld van Christus geven. 8 Als iemand iets anders verkondigt dan het goede nieuws dat u van mij gehoord hebt, moet u hem uit de weg gaan als een vervloekte, zelfs al zou ik het zijn of een engel uit de hemel. 9 Ik herhaal het nog maar eens: als iemand u een ander evangelie verkondigt dan het goede nieuws dat u van ons ontvangen hebt, dan is zo iemand een vloek. 10 Probeer ik bij de mensen in de gunst te komen? Praat ik iedereen naar de mond? Nee, ik probeer Gods wil te doen. Als ik de mensen naar de mond zou praten, zou ik geen dienaar van Christus zijn.
11 U moet weten, broeders en zusters, dat het goede nieuws dat ik bekendmaak, niet door mensen is bedacht. 12 Ik heb het niet van mensen ontvangen, maar Jezus Christus Zelf heeft het mij bekendgemaakt. 13 U hebt natuurlijk wel gehoord wat ik heb gedaan toen ik nog volgens de Joodse godsdienst leefde. Ik heb de christenen fanatiek vervolgd en geprobeerd hen uit te roeien. 14 Ik was verder in de Joodse leer dan mijn leeftijdgenoten en ik was een overijverig voorvechter van de tradities van onze voorouders.
15 Maar toen vond God dat de tijd gekomen was dat zijn Zoon in mij kwam wonen. Al voor mijn geboorte had Hij dat in zijn genadige goedheid besloten. 16 Hij wilde dat ik het goede nieuws van zijn Zoon bij de andere volken bekend zou maken. Ik ben er niet onmiddellijk met iemand anders over gaan praten, 17 zelfs niet in Jeruzalem met hen die al vóór mij apostel waren. Nee, ik vertrok naar Arabië en keerde daarna naar Damascus terug. 18 Pas drie jaar later ging ik naar Jeruzalem om met Petrus kennis te maken en ik logeerde twee weken bij hem. 19 De enige andere apostel die ik toen ontmoet heb, was Jakobus, de broer van onze Here. 20 Denk niet dat ik lieg. God weet dat ik de waarheid spreek.
21 Daarna ging ik naar Syrië en Cilicië. 22 En nog steeds wisten de christenen van Judea niet hoe ik er uitzag. 23 Het enige wat zij over mij hoorden, was dat de man die hen vroeger vervolgde, nu zelf het goede nieuws van het geloof in Christus bekendmaakte, het geloof dat hij vroeger probeerde uit te roeien. 24 En zij prezen God om wat er met mij gebeurd was.
De opdrachten van de verschillende apostelen
2 Veertien jaar later ben ik weer naar Jeruzalem gegaan, samen met Barnabas. Titus had ik ook meegenomen. 2 God had mij duidelijk gemaakt dat ik erheen moest gaan om de christenen te vertellen wat voor goed nieuws ik de andere volken breng. Ik heb het ook nog afzonderlijk aan de belangrijkste mensen voorgelegd, om er zeker van te zijn dat mijn inspanningen niet voor niets waren. 3 Zij verlangden zelfs niet van Titus, die immers geen Jood is, dat hij besneden zou worden. 4 Die vraag zou niet eens zijn opgekomen als niet enkele schijnchristenen erop hadden aangedrongen dat hij besneden moest worden. Die waren binnengedrongen om ons te bespioneren en te zien of wij ons wel aan de Joodse wet hielden. Zij probeerden ons weer tot slavernij te brengen, maar als wij één zijn met Christus Jezus, zijn wij vrij! 5 Wij hebben ons door hen geen strobreed in de weg laten leggen, omdat wij absoluut wilden dat u de hele waarheid van het goede nieuws voor altijd zou kennen. 6 De voornaamste leiders van de christenen hadden niets toe te voegen aan de boodschap die ik breng. Het interesseert mij niet wat voor positie die mannen vroeger hadden. Voor God maakt dat geen verschil. 7 Zij zagen in dat het mijn opdracht was het goede nieuws onder de andere volken bekend te maken, zoals het de opdracht van Petrus was het aan de Joden te brengen. 8 God zette Petrus in als apostel voor de Joden en mij als apostel voor de volken die God nog niet kenden. 9 Het was Jakobus, Petrus en Johannes, de belangrijkste mensen in de gemeente, wel duidelijk dat God mij dit werk had gegeven. Zij beschouwden Barnabas en mij als hun broeders en waren het met ons eens: wij zouden naar de andere volken gaan en zij naar de Joden. 10 Het enige wat zij ons op het hart drukten, was de arme christenen in Jeruzalem niet te vergeten. Ik ben me dan ook altijd voor hen blijven inspannen.
11 Maar later, toen Petrus in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet. Want wat hij deed, was niet goed. 12 Eerst had hij namelijk samen met niet-Joodse christenen gegeten, maar toen er enkele Joden uit de groep van Jakobus kwamen, deed hij dat niet meer en at voortaan apart. Hij was bang dat die mannen, die de besnijdenis zo belangrijk vonden, kritiek op hem zouden hebben. 13 De andere Joodse christenen, en zelfs Barnabas, deden mee met hun huichelarij. 14 Ik zag in dat dit in strijd was met het goede nieuws. Daarom zei ik tegen Petrus waar iedereen bij was: ‘Petrus, u bent een Jood van geboorte. Hoe kunt u van anderen eisen dat zij als Joden gaan leven, als u zelf niet volgens de Joodse wetten leeft?’
15 Wij zijn Joden van geboorte en geen mensen die de Joodse wet niet kennen. 16 Maar wij weten dat niemand door God als rechtvaardig beschouwd kan worden door zich aan de Joodse wetten te houden, dat kan wel door in Jezus Christus te geloven. Ook wij konden door ons geloof in Christus Jezus met God in het reine komen en niet door de wet te houden. Het is uitgesloten dat iemand het met God in orde kan maken door de wet te gehoorzamen. 17 Dat wij door ons geloof in Christus rechtvaardig voor God proberen te worden, betekent dat wij zelf ook mensen zijn die zich niet aan de Joodse wet houden. Zou Christus dan in dienst staan van de wetteloosheid? Beslist niet! 18 Nee, als ik de wet die ik eerst heb afgeschaft, weer in werking stel, dán maak ik mezelf weer tot zondaar. 19 Door die wet zelf leef ik nu niet meer voor de wet, maar voor God. Ik ben samen met Christus aan het kruis gestorven. 20 Daarom leef ik zelf niet meer, maar Christus leeft in mij. Zolang ik nog in dit lichaam ben, leef ik door het geloof in de Zoon van God. Hij hield zoveel van mij dat Hij zijn leven voor mij heeft gegeven. 21 Wat God in zijn genade heeft gedaan, wil ik niet onderschatten. Want als wij het met God in orde konden maken door de Joodse wet te houden, zou Christus voor niets gestorven zijn.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.