Read the New Testament in 24 Weeks
Paulus heeft weer vertrouwen in de gemeente in Korinthe
7 Vrienden, omdat God ons zulke geweldige beloften heeft gedaan, moeten wij ons afkeren van alles wat ons lichamelijk en geestelijk bevuilt. Wij moeten onszelf reinigen door ontzag voor God te hebben en ons volkomen aan Hem te geven. 2 En zet uw hart toch ook voor ons open, want wij hebben niemand van u slecht behandeld, uitgebuit of bedrogen. 3 Dat ik dit zeg, is niet bedoeld als een veroordeling. Ik zei u immers al dat wij zoveel van u houden dat wij niet alleen met u willen leven, maar ook sterven. 4 Ik heb het volste vertrouwen in u en ben trots op u. U hebt mij bijzonder bemoedigd. Ondanks al mijn moeilijkheden hebt u mij blij gemaakt.
5 Toen wij in Macedonië kwamen, kregen wij door alle moeilijkheden geen kans om uit te rusten. Overal waren problemen en innerlijk hadden wij angst. 6 Maar God, die moed geeft aan de moedelozen, beurde ons op door de komst van Titus. 7 Wij werden niet alleen blij doordat hij er was, maar ook doordat hij goed nieuws meebracht. Hij zei een fijne tijd bij u te hebben gehad. En toen hij mij vertelde dat u naar mijn komst uitziet en ook over uw zorg en inspanning voor mij, nam mijn blijdschap alleen maar toe.
8 Ik heb geen spijt dat ik u met mijn brief verdriet heb gedaan, al had ik dat eerst wel. Dat verdriet heeft gelukkig niet lang geduurd. 9 Nu ben ik blij dat ik die brief heb gestuurd, niet omdat ik u er verdriet mee heb gedaan, maar omdat u zich daardoor tot God hebt gewend. Het verdriet dat u voelde, was zoals God wilde. Daardoor hoef ik u straks niet nog eens pijn te doen. 10 Soms gebruikt God verdriet om een radicale ommekeer in ons leven te laten komen en ons te redden. Maar gewoon, werelds verdriet leidt tot de dood. 11 U ziet hoe dit verdriet, dat volgens Gods wil over u kwam, verandering heeft teweeggebracht. U kwam niet alleen tot een serieus inzicht, maar ook tot verontschuldiging en verontwaardiging over de situatie. U werd bang en verlangde naar een oplossing. U pakte het probleem aan en loste het op door de man te straffen die de zonde had begaan. U hebt in alles laten zien dat u zuiver voor God wilt staan. 12 Ik heb dat allemaal geschreven, opdat de Here u zou laten zien hoeveel u eigenlijk om ons geeft. Het was me daar veel meer om begonnen dan om de man die het kwaad had gedaan of om degene die daarvan de dupe was.
13 Uw liefde heeft ons al bemoedigd, maar de blijdschap waarmee Titus bij ons kwam, heeft ons pas echt gelukkig gemaakt. Hij was vol lof over de goede ontvangst die hij bij u kreeg. Zijn ongerustheid was daardoor volledig weggenomen. 14 Voor zijn vertrek had ik tegenover hem al hoog van u opgegeven en u hebt mij niet teleurgesteld. Ik heb altijd de waarheid verteld, en dat ik tegenover Titus vol lof over u was, bleek dan ook terecht te zijn. 15 Wat hij voor u voelt, wordt alleen maar sterker als hij eraan terugdenkt hoe u hem hebt ontvangen, hoe u hem, vol eerbied en ontzag, hebt gehoorzaamd. 16 Ik ben blij dat ik u weer mijn vertrouwen kan geven.
Door liefdevolle gaven wordt God geëerd
8 Nu wil ik u vertellen, broeders en zusters, wat God in zijn genade voor de gemeenten in Macedonië heeft gedaan. 2 Hoe meer zij door zware moeilijkheden op de proef werden gesteld, hoe groter ook hun blijdschap werd. Hoewel zij zelf in armoede verkeerden, hebben zij heel veel voor anderen gedaan. 3 Zij gaven meer weg dan ze konden missen. En ik kan getuigen dat ze het niet deden omdat wij het vroegen, maar omdat zij het zelf wilden. 4 Zij drongen er bij ons op aan het geld mee te nemen, want zij vonden het een voorrecht de gelovigen in Jeruzalem te kunnen helpen. 5 Wat zij deden, ging onze verwachtingen ver te boven. Zij gaven zichzelf, eerst aan de Here en, omdat God het wilde, ook aan ons. 6 Daarom vroegen wij Titus, die bij u al begonnen was uw liefdevolle gaven te verzamelen, dit werk ook af te maken. 7 In alle opzichten bent u een voorbeeld, in geloof, in spreken en kennis, in enthousiasme en liefde voor ons. Blink dan ook uit in vrijgevigheid! 8 Dit is niet bedoeld als een bevel, ik zeg niet dat u het móet doen. Ik vertel u alleen hoe anderen gul hebben bijgedragen. Zo kunt ook u bewijzen dat uw liefde echt is, door het niet bij woorden alleen te laten. 9 U hebt toch de genade van onze Here Jezus Christus leren kennen? Hoewel Hij heel rijk was, werd Hij arm ter wille van u, opdat Hij door arm te zijn u rijk zou maken.
10 Ik denk dat het goed voor u is nu te voltooien waarmee u een jaar geleden bent begonnen, want u bent er niet alleen mee begonnen, maar hebt het ook in daden omgezet. 11 Destijds toonde u de bereidheid om te helpen. U kunt dat nu in daden omzetten. Laat het enthousiasme niet verminderen en geef wat u hebt. 12 Als u het verlangen hebt om te geven, is het niet belangrijk hoeveel u geeft. God vraagt om wat wij hebben en niet om wat wij niet hebben. 13 Ik bedoel natuurlijk niet dat u anderen zo moet helpen dat u daardoor zelf gebrek gaat lijden. Nee, het is een kwestie van eerlijk delen. 14 Op het ogenblik hebt u meer dan genoeg en kunt u hen uit de nood helpen. Later kunnen zij u eventueel helpen, als het nodig is. Waar het om gaat, is een rechtvaardige verdeling. 15 In de Boeken staat hierover: ‘Wie veel had verzameld, hield niets over, en wie weinig had verzameld, kwam niets tekort.’
16 Ik ben God dankbaar dat Titus zich net zo voor u inspant als ik. 17 Hij ging graag in op mijn voorstel u nog eens te bezoeken, al zou hij toch wel gekomen zijn, omdat hij erg naar u verlangt. 18 En ik stuur een andere, bekende broeder met hem mee, die in alle gemeenten wordt gewaardeerd voor het werk dat hij doet voor het goede nieuws. 19 Hij is de man die door de gemeenten werd aangewezen om, samen met mij, de opbrengst van de collecten naar Jeruzalem te brengen. Daardoor wordt de Here geëerd en blijkt dat wij, als gelovigen, ons best doen om elkaar te helpen. 20 Door samen te reizen, nemen hij en ik elk wantrouwen weg. Want wij willen in geen geval dat iemand iets kan aanmerken op de manier waarop wij deze grote bedragen beheren. 21 God weet dat wij eerlijk zijn, maar wij vinden dat alle mensen dat ook moeten weten. Daarom hebben wij het een en ander zo geregeld.
22 Ik stuur nog een broeder met Titus mee. Iemand van wie wij uit ervaring weten dat hij oprecht en serieus is. Hij wil heel graag mee, omdat ik hem heb verteld hoe gul u bent als er geholpen moet worden. 23 Als iemand onder u vraagt wie Titus eigenlijk is, zeg dan dat hij mijn medewerker is. Hij helpt mij u te dienen. Wat de twee andere broeders betreft, die vertegenwoordigen de gemeenten, en wat zij doen is tot eer van Christus. 24 Laat hun zien hoeveel u van hen houdt. De gemeenten die hen gezonden hebben, zullen daarover horen en dat bevestigt dat wij niet zonder reden hoog van u hebben opgegeven.
Wie veel zaait, zal ook veel oogsten
9 Eigenlijk is het helemaal niet nodig dat ik u vraag uw medegelovigen te helpen, want ik weet hoe graag u dat doet. 2 Ik heb bij de Macedoniërs vol lof over u gesproken en gezegd dat Korinthe een jaar geleden al begonnen was geld bijeen te brengen. Ja, uw enthousiasme heeft de meesten van hen warm gemaakt. 3 Ik stuur deze mannen vooruit, omdat ik graag wil dat u voorbereid bent op mijn komst en dat het geld klaarligt. 4 Want ik zou het erg vinden als zou blijken dat het niet waar is wat ik vol lof over u heb gezegd. Als de Macedoniërs, die straks misschien met mij meegaan, zouden ontdekken dat u helemaal geen geld hebt klaarliggen, zou ik voor schut staan en u niet minder. Dan zou ook ons vertrouwen in u geschokt zijn. 5 Daarom leek het mij goed deze broeders te vragen mij vooruit te reizen om te zien of het geld dat u beloofd had, inderdaad klaarligt. Maar het moet een echte gift zijn en niet een die wordt afgedwongen. 6 Onthoud dit goed: wie niet veel geeft, zal ook zelf niet veel ontvangen. Een boer die weinig zaait, zal maar weinig oogsten, maar wie veel zaait, zal ook veel oogsten.
7 Ieder moet voor zichzelf uitmaken hoeveel hij zal geven. Dwing niemand iets te geven, want dan doet hij het met tegenzin. God houdt ervan dat u met een blij hart geeft. 8 God geeft zijn genade in overvloed, zodat u niet alleen zelf alles krijgt wat nodig is, maar het ook royaal met anderen kunt delen. 9 Het staat zo in de Boeken: ‘Hij geeft veel weg aan de armen, zijn rechtvaardig handelen houdt voor altijd stand.’ 10 God, die de boer zaad geeft om te zaaien en ons brood om te eten, zal u steeds meer zaad en steeds grotere oogsten geven. Dan kunt u van uw overvloed steeds meer uitdelen. 11 Ja, Hij geeft zoveel dat u altijd veel kunt weggeven. En wanneer wij uw gift brengen aan hen die tekort hebben, zullen zij God danken en prijzen voor uw hulp. 12 Door deze vrijgevigheid worden niet alleen gelovigen in nood geholpen, maar ontvangt ook God veel lof en eer. 13 De gelovigen van Jeruzalem zullen niet alleen blij zijn dat u hen en anderen zo geweldig helpt, maar ook God de eer geven, omdat uw daden bewijzen dat het goede nieuws van Christus dit allemaal in u heeft bewerkt. 14 Zij zullen vurig voor u bidden en naar u verlangen, omdat zij de onbegrensde genade van God in u herkennen. 15 Dank God voor zijn Zoon, die Hij heeft gegeven. Dat is zo geweldig dat er geen woorden voor zijn.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.