Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
1 Koningen 15

Abiam, koning van Juda

15 Toen Jerobeam 18 jaar koning van Israël was, werd Abiam koning van Juda. Hij regeerde drie jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Maächa en was een kleindochter van Absalom. Hij deed dezelfde slechte dingen als zijn vader had gedaan. Hij wilde niet met zijn hele hart zijn Heer God dienen, zoals zijn voorvader David had gedaan. Maar toen Abiam stierf, liet de Heer Abiams zoon koning worden in Jeruzalem. Zo bleef Jeruzalem de koningsstad. Dat deed de Heer omdat Hij dat aan David had beloofd. Hij had dat beloofd omdat David had geleefd zoals de Heer het wil. Hij was zijn leven lang de Heer gehoorzaam geweest. Alleen wat betreft de Hetiet Uria had David kwaad gedaan.[a] De oorlog die er was geweest tussen Rehabeam en Jerobeam ging door tijdens het hele leven van Abiam.

De rest van wat Abiam allemaal heeft gedaan,[b] staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Juda. En er was oorlog tussen Abiam en Jerobeam. Abiam stierf en werd begraven in de 'Stad van David'. Zijn zoon Asa werd na hem koning van Juda.

Asa, koning van Juda

Toen Jerobeam 20 jaar koning van Israël was, werd Asa koning van Juda. 10 Hij regeerde 41 jaar in Jeruzalem. Zijn grootmoeder was Maächa, een kleindochter van Absalom. 11 Asa leefde zoals de Heer het wil, net zoals zijn voorvader David. 12 Hij joeg de tempelhoeren weg[c] en haalde alle godenbeelden weg die zijn vader en grootvader hadden gemaakt. 13 Toen zijn grootmoeder een godenbeeld liet neerzetten in het bos, nam hij haar de macht af die zij had. Hij hakte het afschuwelijke beeld in stukken en verbrandde die in het dal Kidron. 14 Maar de altaren op de heuvels haalde hij niet weg. Toch diende Asa zijn leven lang met zijn hele hart de Heer. 15 Hij bracht de geschenken die zijn vader aan de Heer had gegeven en zijn eigen geschenken naar de tempel van de Heer: zilver, goud en allerlei voorwerpen.

16 Al de tijd dat Asa over Juda regeerde, voerde hij oorlog met koning Baësa van Israël. 17 Baësa viel Juda aan en bouwde een muur en torens om Rama. Zo kon hij alle handel van en naar koning Asa van Juda tegenhouden. 18 Toen haalde Asa al het zilver en goud op dat in de schatkamers van de tempel van de Heer en in het paleis was overgebleven. Dat liet hij naar koning Benhadad van Aram in Damaskus brengen. (Benhadad was de zoon van Tabrimmon, die een zoon was van Hezion.) 19 Daarbij stuurde hij hem de boodschap: "Uw vader heeft een verbond gesloten met mijn vader. Laten wij nu ook een verbond sluiten. Ik geef u dit geschenk van zilver en goud, als u uw verbond met koning Baësa van Israël verbreekt en hem en zijn leger uit mijn land wegjaagt."

20 Benhadad deed wat koning Asa hem had gevraagd en viel met zijn legers Israël aan. Hij veroverde de steden Ijon, Dan, Abel-Bet-Maächa en heel Kinnerot met het hele gebied van de stam van Naftali. 21 Zodra Baësa dat hoorde, vertrok hij uit Rama en ging terug naar Tirza. 22 Toen liet koning Asa alle mannen uit Juda oproepen, zonder iemand vrijstelling te geven. Ze haalden de stenen en het hout weg waarmee Baësa Rama had versterkt. Dat gebruikte koning Asa om er de steden Geba (in het gebied van de stam van Benjamin) en Mizpa mee te versterken.

23 De rest van wat Asa allemaal heeft gedaan,[d] met al zijn dappere daden en de steden die hij heeft versterkt, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Juda. Toen hij oud was geworden, werd hij ziek aan zijn voeten. 24 Asa stierf en werd begraven bij de andere koningen in de 'Stad van David'. Zijn zoon Josafat werd na hem koning van Juda.

Nadab, koning van Israël

25 Toen Asa twee jaar koning van Juda was, werd Nadab, de zoon van Jerobeam, koning van Israël. Hij regeerde twee jaar over Israël. 26 Hij leefde niet zoals de Heer het wil. Hij was net zo ongehoorzaam aan God als zijn vader en liet Israël dezelfde slechte dingen doen.

27 Baësa, de zoon van Ahia uit de stam van Issaschar, smeedde een samenzwering tegen koning Nadab.[e] Toen Nadab op een keer met zijn leger de Filistijnse stad Gibbeton aanviel, vermoordde Baësa hem daar. 28 Daarna werd Baësa koning van Israël. Asa was toen drie jaar koning van Juda. 29 Zodra Baësa koning was geworden, vermoordde hij de hele familie van Jerobeam. Hij liet niemand van hen in leven, maar doodde hen allemaal. Zo werd werkelijkheid wat de Heer had gezegd door de profeet Ahia uit Silo.[f] 30 Hij deed dat omdat Jerobeam andere goden was gaan aanbidden. Hij had ervoor gezorgd dat het hele koninkrijk Israël dat was gaan doen. Daarmee had hij de Heer, de God van Israël, heel erg kwaad gemaakt.

31 De rest van wat Nadab allemaal heeft gedaan, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël. 32 Al de tijd dat Asa koning was van Juda en Baësa koning van Israël, was er oorlog tussen hen.

Baësa, koning van Israël

33 Dus toen Asa drie jaar koning van Juda was, werd Baësa, de zoon van Ahia, koning van Israël. Hij regeerde 24 jaar in Tirza. 34 Hij leefde niet zoals de Heer het wil. Hij was net zo ongehoorzaam aan God als Jerobeam en liet Israël dezelfde slechte dingen doen. (lees verder)

Colossenzen 2

Christus is God zelf, en de gelovigen zijn één met Hem

Ik wil graag dat jullie weten dat ik vurig voor jullie bid. En niet alleen voor jullie, maar ook voor de gelovigen in Laodicea en voor alle andere mensen die mij nooit ontmoet hebben. Want ik wil dat ze bemoedigd zullen worden. En ik wil graag dat ze één zullen zijn door van elkaar te houden. Alleen dán zullen ze ten volle kunnen genieten van het kennen van Christus. Christus is het verborgen plan van God. Alle schatten van wijsheid en kennis zijn in Hem verborgen. Ik zeg jullie dit, zodat jullie je door niemand met mooie praatjes en leugens laten bedriegen.

Ik ben zelf wel niet bij jullie, maar mijn geest is wél bij jullie. En ik zie met plezier hoe het bij jullie toegaat. Want jullie zijn ordelijk, jullie zijn één in jullie geloof en jullie hebben een sterk geloof in Christus. Nu jullie Jezus Christus als Heer hebben aangenomen, moeten jullie ook in Hem leven. Net zoals een boom met zijn wortels stevig in de grond staat, zo moeten jullie stevig in Hem geworteld staan. Dan zullen jullie in Hem opgebouwd worden. En jullie zullen stevig blijven staan in het geloof dat we jullie geleerd hebben. Wees ook dankbaar.

Let er op dat jullie je niet laten bedriegen door de zogenaamde wijsheid en mooie praatjes van andere mensen. Want hun ideeën zijn menselijke ideeën. Het zijn de gedachten van deze wereld. Niet die van Christus. In de mens Jezus woont God Zelf. 10 En als jullie één zijn met Christus, woont God Zelf ook in júllie. Christus is het Hoofd van alles wat heerst en macht heeft.

Het nieuwe leven met Christus

11 In Hem zijn jullie ook besneden,[a] maar niet in je lichaam, door mensen. Nee, jullie zijn besneden doordat jullie je 'oude ik'[b] hebben uitgetrokken, dankzij Christus. 12 Dat gebeurde bij jullie doop. Toen zijn jullie samen met Christus gestorven en begraven. Maar jullie zijn ook samen met Hem weer als nieuwe mensen uit de dood opgestaan. Dat gebeurde doordat jullie geloven in de kracht van God. Zijn kracht heeft eerst Christus uit de dood teruggeroepen en weer levend gemaakt. En daarna jullie. 13 Eerst waren jullie geestelijk dood. Dat kwam doordat jullie ongehoorzaam aan God waren en niet bij zijn volk hoorden. Maar nu heeft Hij jullie samen met Christus geestelijk levend gemaakt, toen Hij al jullie schuld vergaf. 14 Hoe vergaf Hij onze schuld? Door het bewijsmateriaal uit te wissen! Hij heeft namelijk de wet van Mozes, die bewees dat we schuldig waren, aan het kruis gespijkerd. 15 We waren ongehoorzaam doordat het kwaad macht over ons had. Maar nu heeft Hij aan het kruis het kwaad ontwapend, overwonnen en voor iedereen te kijk gezet.

Geen regels, maar gehoorzaamheid aan Jezus

16 Laat je dus door niemand nog regels opleggen over wat jullie wel of niet mogen eten en drinken, of welke feestdagen jullie moeten vieren.[c] 17 Want die dingen zijn een afbeelding en een schaduw van de werkelijke dingen die nog zouden komen in Christus. 18 Er zijn mensen die vinden dat de engelen aanbeden moeten worden.[d] Ze zijn overdreven nederig en proberen van alles in de geestelijke wereld te zien. Ze zeggen dat jullie niet gered zijn als jullie niet hetzelfde doen als zij. Maar laat je niets wijsmaken! Want die mensen hebben gewoon een heleboel verbeelding en zijn trots. 19 Maar ze zijn helemaal niet gehoorzaam aan het Hoofd: Jezus. Maar het hoofd is juist het belangrijkste van elk lichaam. Want het lichaam wordt wel door pezen en banden ondersteund en bij elkaar gehouden, maar alleen dankzij het hoofd kan het groeien zoals God het wil.

20 Jullie zijn met Christus gestorven. Daarom heeft de wereldse manier van denken geen macht meer over jullie. Waarom laten jullie je dan toch nog allerlei regels opleggen? Jullie horen toch niet meer bij deze wereld? 21 De mensen komen met allerlei regels. "Dat mag je niet aanraken." "Dat mag je niet eten." "Daar mag je niet aankomen." 22 Maar al die regels zullen in de loop van de tijd weer verdwijnen. Zo gaat dat nu eenmaal met wetten en regels van mensen. 23 Het klinkt allemaal wel erg wijs en mooi, maar toch is het een zelfbedachte godsdienst. Het heeft helemaal geen zin om overdreven nederig te zijn en om hard te zijn voor je eigen lichaam.[e] Mensen die daarmee bezig zijn, willen alleen maar laten zien hoe geweldig godsdienstig ze zijn.

Ezechiël 45

Het gebied rond de tempel

45 De Heer zei: "Jullie moeten het land verdelen onder het volk Israël, door er over te loten. Jullie moeten ook een deel van het land aan Mij geven: een stuk van 25.000 el (13,25 km) lang en 20.000 el (10,6 km) breed. Dit hele stuk zal voor Mij zijn. Van dat stuk grond is een vierkant stuk van 500 el (265 m) breed en 500 el lang voor de bouw van de tempel. Er moet aan alle kanten een vrij stuk grond omheen zijn van 50 el (26,5 m). Meet een strook grond af van 25.000 el (13,25 km) lang en 10.000 el (5,3 km) breed. In dat gebied zal de tempel met daarin de allerheiligste kamer worden gebouwd. Het zal een heilig gebied zijn. Daar mogen de priesters wonen die Mij mogen dienen in de tempel. Daar mogen ze hun huizen bouwen. Het andere stuk van 25.000 el (13,25 km) lang en 10.000 el (5,3 km) breed is de plaats waar de andere Levieten mogen wonen. Ze zullen er 20 kamers hebben.[a] Naast het gebied dat voor Mij is, komt een gebied van 5000 el (2,65 km) breed en 25.000 el (13,25 km) lang. Daarin komt een stad waar de andere Israëlieten mogen wonen. De koning krijgt het gebied aan de westkant van de tempel en de stad, tot aan de westgrens van zijn land. Ook het gebied aan de oostkant van de tempel en de stad, tot aan de oostgrens van zijn land. Die twee gebieden zullen zijn eigen grondgebied zijn. De lengte van zijn gebied is net zo groot als van de gebieden die de verschillende stammen gekregen hebben. Dat gebied zal zijn eigendom zijn."

Rechten en plichten van de koningen van Israël

De Heer zei: "En de koningen zullen het volk niet langer onderdrukken. Ze moeten het land aan de stammen van Israël geven. Dit zegt de Heer: Koningen van Israël, jullie hebben lang genoeg met geweld over het land geheerst! Het is afgelopen met het onderdrukken van het volk! Heers voortaan eerlijk en rechtvaardig! 10 Iedereen moet zuivere weegschalen gebruiken en zuivere maatbekers. 11 Eén efa moet een tiende deel van een homer zijn, en één bat moet een tiende deel van een homer zijn.[b] De homer[c] is de standaardmaat. 12 Ook de gewichten moeten zuiver zijn: 20 gera is 1 sikkel (11 gram). En 20 sikkels plus 25 sikkels plus 15 sikkels is 1 mine.

13 De Israëlieten zijn verplicht het volgende aan hun koning te geven: van elke homer graan moeten ze 1/60 deel aan de koning geven. 14 Van elke kor olijf-olie moeten ze 1/100 deel aan de koning geven. Daarbij moeten ze een bat als maatbeker gebruiken: 1 bat is 1/10 van een homer en ook 1/10 van een kor. 15 Verder moeten ze één schaap of geit per 200 dieren geven uit het waterrijke land van Israël.

Dit is allemaal voor de meel-offers, brand-offers en dank-offers, waarmee de koning aan de Heer om vergeving zal vragen voor het volk, zegt de Heer. 16 Iedereen in het land is verplicht dit aan de koning te geven.

17 De koning is verplicht om de volgende offers te brengen.[d] Hij moet de brand-offers, meel-offers en wijn-offers brengen op de feestdagen, op de eerste dag van de maand en op de heilige rustdagen. Hij moet de vergevings-offers, meel-offers, brand-offers en dank-offers brengen, zodat heel Israël vergeving zal krijgen."

De offers voor de feesten

18 De Heer zei: "Dit zegt de Heer: Op de eerste dag van de eerste maand moeten jullie een gezonde jonge stier offeren. Het is een vergevings-offer voor wat er in de tempel verkeerd gedaan is. 19 De priester moet wat bloed van die stier nemen en aan de deurposten van het tempelhuis strijken, aan de vier hoeken van de opstaande rand van het altaar, en aan de deurposten van de poort naar het binnenplein. 20 Hetzelfde moet gebeuren op de zevende dag van de maand. Zo wordt de tempel gereinigd van de dingen die de mensen verkeerd hebben gedaan. Zo wordt de tempel voor Mij gereinigd.

21 Op de 14e dag van de eerste maand moeten jullie het Paasfeest vieren. Tijdens de zeven dagen van het feest mogen jullie alleen ongegist brood eten. 22 Op die dag moet de koning voor zichzelf en voor het hele volk een stier geven voor het offer, om vergeving te krijgen. 23 Tijdens de zeven dagen van het feest moet hij elke dag zeven gezonde stieren en zeven gezonde mannetjes-schapen en een mannetjes-geit geven voor het brand-offer. 24 En als meel-offer moet hij elke dag bij elke stier en bij elk mannetjes-schaap 1 efa (22 liter) meel en 1 hin (3,7 liter) olijf-olie geven.

25 Ook op de 15e dag van de zevende maand moet hij op het feest voor de offers zorgen. Zeven dagen lang moeten dezelfde offers gebracht worden als op het Paasfeest, met evenveel dieren, meel en olijf-olie.

Psalmen 99-101

Psalm 99

De Heer is Koning.
Volken, beef van ontzag voor Hem!
Hij troont tussen de engelen.[a]
Aarde, beef van ontzag voor Hem!
De Heer in Jeruzalem is geweldig.
Hij is Koning over alle volken.
Ze zullen Hem prijzen
omdat Hij geweldig, indrukwekkend en heilig is.

U, onze Koning, houdt van rechtvaardigheid.
U heeft het volk van Jakob een rechtvaardige wet gegeven.
Geef aan onze Heer God de eer waar Hij recht op heeft.
Buig je aan zijn voeten neer.
Hij is heilig.

Mozes en Aäron waren zijn priesters, Samuel aanbad Hem.
Als zij de Heer om hulp riepen, antwoordde Hij hun.
Hij sprak tot hen vanuit de wolk.
Ze hebben zich aan zijn wetten gehouden.
Ze hielden zich aan de leefregels die Hij hun had gegeven.
Heer God, U heeft gedaan wat zij van U vroegen:
U heeft het volk vergeven dat het U ongehoorzaam was geweest.
Maar U heeft het volk wel gestraft.
Geef aan onze Heer God de eer waar Hij recht op heeft.
Buig je neer bij zijn heilige berg.
Want de Heer God is heilig.

Psalm 100

Een lied.

Alle mensen op aarde,
juich voor de Heer!
Dien de Heer met blijdschap.
Kom vrolijk zingend naar Hem toe.
Geef toe dat de Heer God is.
Hij heeft ons gemaakt en wij zijn van Hem.
We zijn zijn volk, zijn schapen, en Hij is onze Herder.
Ga met een danklied zijn poorten binnen.
Kom met een danklied naar het plein van zijn heiligdom.
Prijs de Heer! Dank Hem!
Want de Heer is goed.
Zijn liefde duurt voor eeuwig.
Zijn trouw houdt nooit op.

Psalm 101

Een lied van David.

Ik wil zingen van uw liefde en uw rechtvaardigheid.
Ik wil liederen over U zingen, Heer.
Ik wil graag leven zoals U het wil.
Wanneer zult U naar mij toe komen?
Ik leef vanuit een goed geweten.
Ik doe geen slechte dingen.
Ik haat het kwaad, ik kom er zelfs niet bij in de buurt.
Ik wil niet oneerlijk zijn.
Ik ga niet om met slechte mensen.
Ik wil niets te maken hebben met iemand die over anderen roddelt.
Mensen die op anderen neerkijken, wil ik niet in mijn buurt hebben.
Ik ben liever bij de mensen die van U houden.
Alleen zij mogen mij dienen in mijn paleis.
In mijn huis mogen geen bedriegers komen.
Leugenaars wil ik niet in mijn buurt hebben.
Elke ochtend spreek ik recht over de mensen
die zich in mijn land niets van U aantrekken.
Ik zal hen veroordelen,
zodat er in de stad van de Heer geen slechte mensen zullen zijn.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016