Print Page Options Listen to Reading
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the GNT. Switch to the GNT to read along with the audio.

Het Boek (HTB)
Version
Job 1-3

Het onheil slaat toe

In het land Uz leefde een oprecht en vroom man. Hij heette Job. Hij had ontzag voor God en hield zich afzijdig van het kwaad. 2,3 Hij had een groot gezin met zeven zonen en drie dochters. Hij bezat zevenduizend schapen, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen en een groot aantal dienaren. Hij was de rijkste man van het Oosten.

Om de beurt hielden Jobs zonen een feest en nodigden dan hun drie zusters uit. Bij dergelijke gelegenheden hielden zij uitbundige feestmaaltijden. Na afloop van die feesten, die soms wel enkele dagen duurden, riep Job zijn kinderen altijd bij zich en heiligde hen. Daarvoor stond hij vroeg op en bracht voor ieder van hen een brandoffer. Hij deed dat met de overweging: ‘Misschien hebben mijn zonen gezondigd en hebben zij God vervloekt.’ Dit was een vaste gewoonte van Job.

Op een dag, toen de engelen zoals gewoonlijk voor de Here verschenen, kwam ook Satan, Gods tegenstander, met hen mee. ‘Waar komt u vandaan?’ vroeg de Here aan Satan. Deze antwoordde: ‘Ik heb een tocht gemaakt over de aarde.’ De Here vervolgde: ‘Hebt u ook mijn dienaar Job gezien? Zoals hij is er niemand anders op aarde, een eerlijk en vroom man die ontzag heeft voor God en met het kwaad niets te maken wil hebben.’ ‘Waarom zou hij ook, nu U hem zo goed beloont?’ antwoordde Satan. 10 ‘U hebt hem, zijn huis en zijn bezit altijd beschermd tegen mogelijk onheil. Bij alles wat hij doet, hebt U hem voorspoed gegeven, kijk maar eens hoeveel vee hij heeft. Geen wonder dat hij zo trouw is. 11 Maar neem hem zijn rijkdom maar eens af, dan zult U zien dat hij U midden in uw gezicht vervloekt!’ 12,13 De Here ging op die uitdaging in en zei tegen Satan: ‘U mag met zijn rijkdom doen wat u wilt, maar denk eraan, raak hem met geen vinger aan.’ Satan ging weg en niet lang daarna, terwijl Jobs zonen en dochters met elkaar de maaltijd gebruikten in het huis van hun oudste broer, sloeg het onheil toe.

14 Een boodschapper bracht Job het volgende nieuws: 15 ‘Uw ossen waren aan het ploegen, terwijl de ezels naast hen stonden te grazen. Toen vielen de Sabeeërs ons aan, zij namen de dieren mee en doodden alle knechten, behalve mij! Ik ben de enige die het heeft overleefd.’ 16 Hij was nog niet uitgesproken of daar kwam nog een boodschapper. Die vertelde: ‘De bliksem heeft al uw schapen en de herders getroffen en verbrand! Ik ben de enige die in leven is gebleven.’ 17 Ook hij werd onderbroken door een volgende onheilsbode: ‘Drie groepen Chaldeeën hebben uw kamelen gestolen en uw dienaren gedood! Ik ben de enige die het kan navertellen.’ 18 Weer kreeg de boodschapper geen tijd om uit te spreken, want de volgende kwam binnenrennen met de boodschap: ‘Uw zonen en dochters zaten aan een feestmaaltijd in het huis van hun oudste broer. 19 Toen stortte plotseling een zware storm vanuit de woestijn zich op het huis. Het dak van het huis stortte in en heeft hen allen gedood! Ik was de enige die kon ontsnappen om het u te vertellen.’

20 Job stond op, scheurde zijn kleren als teken van zijn verdriet, schoor zijn hoofd kaal en viel op de grond neer. 21 ‘Naakt werd ik geboren,’ zei hij, ‘en ik zal naakt zijn wanneer ik sterf. De Here gaf mij alles wat ik bezat, Hij heeft het mij nu weer afgenomen. Gezegend is de naam van de Here.’ 22 Het kwam niet bij Job op onder deze omstandigheden te zondigen en God de schuld te geven.

De ziekte van Job

De engelen verschenen opnieuw voor de Here en Satan was er ook weer bij. ‘Waar komt u nu vandaan?’ wilde de Here van Satan weten. ‘Ik heb een tocht over de aarde gemaakt,’ was Satans antwoord. ‘En, hebt u nu op mijn dienaar Job gelet?’ vroeg de Here. ‘Hij is een voortreffelijk man, hij heeft ontzag voor God en gaat het verkeerde uit de weg. Hij heeft zijn geloof in Mij behouden, ondanks dat u Mij overhaalde u toe te staan hem zonder reden kwaad te doen.’ 4,5 ‘Zijn eigen huid is hem het meeste waard,’ vond Satan. ‘Een mens zal alles doen om zijn leven te redden. Laat hem maar eens goed ziek worden, dan vervloekt hij U midden in uw gezicht!’ ‘Doe met hem wat u wilt,’ antwoordde de Here, ‘maar laat hem in leven.’

Satan verliet de Here en trof Job met vreselijke zweren. Van top tot teen zat hij onder. Job pakte een potscherf om zich mee te krabben en ging buiten de poort midden in het stof en vuil zitten. Zijn vrouw zei tegen hem: ‘Blijf je nog steeds zo gelovig, ondanks alles wat je moet meemaken? Vervloek God toch en sterf!’ 10 Maar hij antwoordde: ‘Dat is dom gepraat. Verwachten wij alleen maar goede dingen uit de hand van God en nooit tegenslag of moeilijke dingen?’ Ondanks al deze tegenslagen kwam er geen verkeerd woord over Jobs lippen.

11 Toen drie vrienden van Job hoorden van het leed dat hem getroffen had, spraken zij af naar hem toe te gaan om hem te troosten en te bemoedigen. Het waren Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Zofar uit Naäma. 12 Job was zo veranderd dat zij hem van een afstand nauwelijks herkenden. Luid huilend scheurden zij hun kleren en gooiden stof in de lucht om hun verslagenheid kenbaar te maken. 13 Zeven dagen en nachten zaten zij zwijgend bij hem op de grond. Niemand zei iets, want zij beseften dat zijn verdriet zo groot was dat woorden tekortschoten.

Job vervloekt zijn geboortedag

Ten slotte verbrak Job het stilzwijgen en vervloekte de dag van zijn geboorte.
2,3 ‘Vervloekt is de dag waarop ik werd geboren,’ zei hij, ‘en ook de nacht waarin men zei: “We hebben een zoon!”
Laat die dag voor altijd worden vergeten. Laat hem in de eeuwige duisternis verdwijnen, laat God die dag vergeten.
Ja, laat de duisternis hem maar opslokken, hem overschaduwen met een donkere wolk en laat de zwartheid zijn licht overheersen.
Laat hem maar van de kalender verdwijnen, zodat hij nooit meer wordt beschouwd als een dag van die maand in dat jaar!
Laat het een doodse en vreugdeloze nacht zijn.
Laten de geoefende vervloekers, die het zelfs wagen het zeemonster Leviatan op te hitsen, hem maar vervloeken.
Laat de sterren van die nacht verdwijnen en laat hem verlangen naar het morgenlicht zonder het ooit te zien.
10 Vervloek hem, omdat hij mijn moeders schoot niet gesloten hield en mij geboren liet worden, zodat ik nu al deze ellende met mijn eigen ogen moet zien.
11 Waarom ben ik niet dood ter wereld gekomen of tijdens de geboorte gestorven?
12 Waarom hebben knieën mij opgewacht, waarom borsten om mij te voeden?
13 Was ik maar bij mijn geboorte gestorven, dan zou ik nu van de rust genieten
14,15 en zou ik in vrede liggen naast koningen en machthebbers die paleizen bouwden die nu in puin liggen, en naast vorsten die ooit schatkamers vol zilver en goud bezaten.
16 Och, was ik maar een miskraam geweest, een kind dat nooit het levenslicht zag.
17 Want in de dood maken de goddelozen geen moeilijkheden meer en hebben de vermoeiden rust.
18 Daar komen zelfs de gevangenen tot rust, omdat er geen gevangenbewaarder is die hen dwarszit.
19 Rijk en arm zijn daar gelijk en de slaaf is daar uiteindelijk vrij van zijn meester.
20,21 Waarom geeft God ongelukkigen licht en bedroefden leven, terwijl zij verlangen naar een dood die maar niet komen wil? Zij zoeken die dood meer dan verborgen schatten.
22 Wat een vreugdevolle bevrijding als zij ten slotte toch sterven.
23 Waarom laat God iemand geboren worden wiens leven uitzichtloos is, voor wie geen ontsnapping mogelijk is?
24 Ik kan niet eten, want mijn keel zit dicht van het zuchten, mijn klachten vloeien als water over mijn lippen.
25 Wat ik altijd heb gevreesd, is nu gebeurd.
26 Ik vind geen vrede en geen stilte, rust ken ik niet, alleen ellende.’

1 Corinthiërs 14:1-17

De gaven van de Geest

14 Laat de liefde uw doel zijn, maar streef ook naar de gaven van de Geest, in het bijzonder naar het spreken namens God. Als iemand in een klanktaal spreekt, spreekt hij tot God en niet tot mensen, want zij verstaan hem niet. Wat hij onder de leiding van de Geest zegt, is geheimtaal. Maar wie woorden van God doorgeeft, spreekt de mensen opbouwend, bemoedigend en troostend toe. Als iemand in een klanktaal spreekt, bouwt hij zichzelf op. Maar als iemand woorden van God doorgeeft, bouwt hij de gemeente op. Ik zou graag willen dat u allemaal in klanktalen sprak, maar nog liever dat u woorden van God doorgaf, want dat is veel belangrijker. Als u iets in een klanktaal zegt, heeft de gemeente er alleen iets aan als u uitlegt wat het betekent. Wat voor nut heeft het, broeders en zusters, als ik bij u kom en in klanktalen spreek? Maar het is heel anders als ik u in verstaanbare taal vertel wat God mij duidelijk maakte. Als ik u bekendmaak wat u nog niet weet of wat ik van God moet doorgeven. Of als ik u iets leer. Denk maar eens aan muziekinstrumenten. De fluit en de citer bijvoorbeeld. Als er zomaar wat op geblazen of getokkeld wordt, zal geen mens er enige melodie in horen. En hoe moeten soldaten zich voor de strijd klaarmaken als de trompet geen duidelijk signaal geeft? Wel, als u een taal spreekt die niemand verstaat, gaan uw woorden verloren in de lucht. 10 Er worden in de wereld vele talen gesproken. 11 Maar als iemand iets tegen mij zegt in een taal die ik niet versta, blijven wij vreemden voor elkaar. 12 Dus moet u, omdat u zo vurig naar de gaven van de Geest verlangt, proberen uit te blinken in díe gaven waar de gemeente door opgebouwd wordt.

13 Daarom moet iemand die in klanktalen spreekt, God vragen of hij het ook mag uitleggen. 14 Want als ik in een klanktaal bid, is het mijn géést die bidt, mijn verstand staat erbuiten. 15 Wat ik hiermee wil zeggen, is dat ik zal bidden met mijn geest én bidden met mijn verstand, ik zal tot eer van God zingen met mijn geest én zingen met mijn verstand. 16 Want als u alleen met uw geest God prijst en dankt, hoe kan dan een belangstellende die daar ook is, zeggen of hij het met u eens is? Hij verstaat er immers niets van! 17 U dankt wel goed, maar een ander wordt er niet door opgebouwd.

Psalmen 37:12-29

12 De goddeloze beraamt
slechte plannen tegen de gelovige,
hij kan hem niet verdragen.
13 Maar de Here lacht erom,
Hij weet dat zijn tijd is gekomen.
14 De zondaars grijpen naar de wapens
om arme mensen te doden
en de gelovigen te vernietigen.
15 Zij zullen echter door hun eigen geweld worden vernietigd
en hun wapens zullen kapot op de grond liggen.
16 Het is beter met een eerlijk hart
weinig te bezitten
dan veel rijkdom te hebben
en God niet te kennen.
17 Want de Here zal
de goddelozen machteloos maken
en oprechte mensen ondersteunen.
18 De Here zorgt voor zijn volgelingen
en er wacht hun een geweldige toekomst.
19 In moeilijke momenten
zal Hij hen niet in de steek laten.
Wanneer er hongersnood is,
zal Hij voor voedsel zorgen.
20 De goddeloze zal te gronde gaan.
De tegenstanders van de Here
zullen verdwijnen als bloemen op het veld,
in rook opgaan.
21 De goddeloze leent wel,
maar geeft nooit terug.
Maar de oprechte mens
bekommert zich om een ander
en geeft wat nodig is.
22 Het is werkelijk waar:
zij die door God gezegend zijn,
mogen in het land wonen en het bezitten.
Maar wie Hij vervloekt,
wordt vernietigd.
23 Als de Here instemt met iemands wijze van leven,
zal Hij hem bevestigen in alles wat hij doet.
24 Als zo iemand valt,
stort hij niet naar beneden,
omdat de Here zijn hand vasthoudt.
25 Gedurende mijn hele, lange leven
heb ik nog nooit een oprecht iemand gezien
die door de Here werd verlaten.
En ook diens kinderen ontbrak het aan niets.
26 Zo iemand bekommert zich om anderen
en geeft wat nodig is,
ook zijn kinderen helpen waar dat nodig is.
27 Houd u ver van het kwaad en doe wat goed is,
want dan zult u altijd in dit land kunnen wonen.
28 De Here heeft oprechtheid lief
en Hij zal zijn volgelingen nooit in de steek laten.
Hij zal hen altijd bewaren en beschermen.
Maar de goddelozen vernietigt Hij.
29 De oprechte mensen mogen het land in bezit nemen
en er altijd blijven wonen.

Spreuken 21:25-26

25 De manier van leven van de luiaard leidt hem naar de ondergang, hij weigert met zijn handen te werken.
26 De begerige hunkert de hele dag naar meer en mooier, maar de rechtvaardige geeft ieder het zijne en houdt niets achter.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.