Bible in 90 Days
7 Mijn zoon, denk aan wat ik heb gezegd en houd mijn geboden voor ogen bij alles wat je doet.
2 Gehoorzaamheid aan mijn geboden zal je het leven geven, dus moet mijn wet alles voor je betekenen.
3 Leg die wet nooit opzij, maar berg haar diep in je hart.
4 Beschouw de wijsheid als je zuster en het verstand als een goede vriend.
5 Dan kunnen zij je beschermen tegen die vrouw die niet van jou is, die vreemdelinge die jou met lieve woordjes tracht te paaien.
6 Ik keek uit mijn raam, door mijn tralievenster,
7 en zag, terwijl ik mijn ogen langs de onverstandigen liet gaan, een jongen die erg dom bezig was.
8 Hij liep over straat, naderde haar woning en liep er naartoe.
9 Het schemerde, het was bijna nacht.
10 Een vrouw kwam hem tegemoet, gekleed zoals bij haar beroep paste, doortrapt en op haar hoede.
11 Zij was ongezeglijk en losbandig en verbleef maar zelden in haar eigen huis.
12 Soms liep ze door de stad, soms hing ze op een straathoek rond.
13 Zij vloog hem om de hals, kuste hem en zei met een stalen gezicht:
14 ‘Ik had beloofd dankoffers te brengen en vandaag ben ik mijn belofte nagekomen.
15 Daarom was ik op zoek naar jou en, gelukkig, ik heb je gevonden!
16 Ik heb de mooiste zachte tapijten op mijn bed gelegd, een prachtig bewerkt bed heb ik, met het fijnste Egyptische linnen.
17 En daar overheen heb ik mirre, aloë en kaneel gesprenkeld.
18 Dus laten we elkaar beminnen, het hoofd op hol jagen, de hele nacht en met plezier de liefde bedrijven.
19 Mijn man is niet thuis en komt voorlopig ook niet terug.
20 Hij heeft flink wat geld meegenomen en zei mij dat het nog wel even duurde voor hij weer thuiskwam.’
21 Voor haar stortvloed van woorden ging hij door de knieën, haar vleiend gepraat miste zijn uitwerking niet.
22 Hij liep haar achterna, als een koe naar het slachthuis, als een misdadiger op weg naar het schavot,
23 als een vogel die snel op de strik afvliegt, zonder te beseffen dat dat hem het leven kost, totdat de pijn hem als een mes door het lichaam gaat.
24 Wel, kinderen, luister naar mij!
25 Laat je hart niet afdwalen naar haar levenswijze, zet geen voet op de weg die zij volgt.
26 Want zij heeft al heel wat gewonden neergeslagen en de lijst van haar slachtoffers is lang.
27 Haar huis leidt rechtstreeks naar de dood.
8 Hoor je de wijsheid niet roepen en klinkt de stem van het verstand niet overal?
2 Vanaf verhogingen, langs de wegen en op kruisingen, waar zij staat,
3 bij de poort, aan de ingang van de stad, en aan elke deur roept zij:
4 ‘Ik roep u, mannen, en richt mij tot alle mensenkinderen.
5 Kom tot bezinning, onverstandigen, stel uw hart open, onwijzen!
6 Luister, ik heb een belangrijke boodschap voor u, ik spreek over eerlijke zaken.
7 Mijn mond spreekt alleen maar waarheid, ik verafschuw leugens.
8 Uit alles wat ik zeg, spreekt oprechtheid en niets gemeens of verkeerds.
9 Het is overduidelijk voor verstandige mensen en mensen die inzicht hebben, zullen mij goed begrijpen.
10 Mijn lessen geven u meer dan zilver, deze kennis is kostbaarder dan puur goud.
11 Edelstenen vallen in het niet bij de wijsheid, zelfs uw stoutste dromen vallen daarbij in het niet.
12 Ik, de wijsheid, ga gepaard met een helder verstand en ik maak mij kennis en bedachtzaamheid eigen.
13 Eerbiedig ontzag voor de Here houdt in dat u het kwaad, de trots, de hoogmoed, de goddeloosheid en leugens haat.
14 Raad en blijvende wijsheid zijn het mijne, ik ben het verstand en bezit alle kracht.
15 Door mij regeren koningen en bepalen bestuurders wat rechtvaardig is.
16 Door mij heersen de heersers, de edelen en alle rechters op aarde.
17 Ik heb lief wie mij liefhebben en wie mij ijverig zoeken, zullen mij ook vinden.
18 Ik ga samen met rijkdom en aanzien, duurzaam bezit en gerechtigheid.
19 Wat ik voortbreng, is beter dan zuiver goud, dan het allerpuurste goud en wat ik opbreng, is beter dan het zuiverste zilver.
20 Ik laat iemand wandelen op de weg van de gerechtigheid, midden op de goede wegen.
21 Zij die mij liefhebben, erven een onvervreemdbaar bezit en ik vul hun schatkamers.
22 Ik was het bezit van de Here, toen Hij begon te werken, vanaf het prilste begin.
23 Ik ben gemaakt in het begin van de tijd, ik was er al voor de aarde bestond.
24 Ik was er al vóór de diepe wateren er waren, de bronnen, met hun overvloed aan water.
25 Voordat de bergen werden neergezet en heuvels zich verhieven, ben ik geboren.
26 Hij had de aarde en de velden nog niet gemaakt, nog geen zandkorreltje.
27 Maar toen Hij de hemelen schiep, was ik erbij en ook toen Hij de diepe wateren maakte.
28 Toen Hij de wolken hun plaats gaf en de diepe waterbronnen aan banden legde.
29 Toen Hij de zee inperkte, zodat de wateren Hem gehoorzaamden, en Hij de aarde grondvestte.
30 Ik was als een zuigeling bij Hem, dag in, dag uit spelend onder zijn oog.
31 Spelend in zijn wereld, op zijn aarde, mijn vreugde delend met de mensenkinderen.
32 Nu dan, kinderen, luister naar mij! Want gelukkig zijn zij die doen wat ik voorschrijf.
33 Luister naar mijn lessen en word wijs, onttrek u niet aan mijn onderwijs.
34 Gelukkig is hij die naar mij luistert, die voortdurend in mijn buurt is en mij niet uit het oog wil verliezen.
35 Want wie mij vindt, vindt het leven en oogst de goedkeuring van de Here.
36 Maar wie tegen mij zondigt, brengt schade toe aan zijn ziel, allen die God en zijn wijsheid haten, hebben de dood lief.’
9 De wijsheid heeft een huis voor zichzelf gebouwd en zeven pilaren gemaakt.
2 Het vlees is gebraden, de wijn staat klaar en de tafel is gedekt.
3 Zij heeft haar dienstmeisjes eropuit gestuurd en haar uitnodiging klinkt overal in de stad.
4 Wie slecht is, moet er zeker heen. Tegen de onverstandigen zegt zij:
5 ‘Kom, eet van mijn brood en drink de wijn die ik heb klaargezet.
6 Keer alles wat slecht is de rug toe en leef, kies voor de weg van de ware wijsheid.’
7 Wie een spotter terechtwijst, krijgt alleen maar problemen. Wie een goddeloze bestraft, wordt schandalig behandeld.
8 Straf de spotter niet, want dan zal hij u gaan haten. Bestraft u echter een wijze, dan zal hij u dankbaar zijn.
9 Onderricht u de wijze, dan wordt hij nog wijzer. Onderwijst u de rechtvaardige, dan wordt hij verstandiger.
10 Eerbiedig ontzag voor de Here is de basis van alle wijsheid en het kennen van God geeft meer inzicht.
11 Want de wijsheid verlengt uw leven en God zal er jaren aan toevoegen.
12 Als u wijs bent, plukt u daar zelf de vruchten van. Bent u een spotter, dan draagt u de gevolgen alleen.
13 Een dwaze vrouw is losbandig, zij is onverstandig en heeft geen inzicht.
14 Zij zit bij haar huisdeur op een stoel, op een in het oog lopende plaats.
15 En voorbijgangers die haar geen blik waardig keuren, roept zij toe:
16 ‘Wie onverstandig is, moet hier komen!
17 Gestolen water smaakt goed, gestolen brood nog beter.’
18 Maar die voorbijganger weet niet dat haar huis het voorportaal van de hel is.
10 De spreuken van Salomo.
Een verstandige zoon is een genoegen voor zijn ouders, maar een dwaze zoon doet hun verdriet.
2 Oneerlijk verkregen vermogen levert niets op, maar zijn oprechtheid redt een mens van de dood.
3 De Here zorgt dat een rechtvaardig mens geen honger lijdt, maar de goddeloze neemt Hij alles af.
4 Iemand die zich niet ten volle inzet, wordt arm. Maar wie zich inspant, wordt rijk.
5 Wie in de zomer zijn oogst binnenhaalt, is een verstandige zoon. Maar de zoon die in de oogsttijd slaapt, maakt zichzelf te schande.
6 Rechtvaardige mensen worden gezegend, goddelozen worden door hun eigen onrecht tot zwijgen gebracht.
7 De nagedachtenis van een rechtvaardige brengt zegen voort, maar van de naam van de goddeloze blijft niets over.
8 Een wijs mens neemt Gods geboden aan, maar de dwaze prater loopt in de val.
9 Wie oprecht leeft, leidt een zeker bestaan, maar wie verkeerde wegen bewandelt, wordt ontdekt en ontmaskerd.
10 Een slinkse boosdoener bezorgt anderen verdriet en een dwaze prater loopt zijn ondergang tegemoet.
11 De woorden van een rechtvaardige zijn een bemoediging, maar goddelozen worden door hun eigen onrecht tot zwijgen gebracht.
12 Haat leidt tot onrust en ruzies, de liefde bedekt echter al het menselijk falen.
13 Op de lippen van een verstandig mens ligt wijsheid, de onverstandige verdient alleen maar straf.
14 Een wijs mens verzamelt steeds meer inzicht, maar de woorden van een dwaas kunnen voortdurend onheil aanrichten.
15 De rijke vertrouwt volledig op zijn bezit, terwijl arme mensen niets hebben.
16 Alles wat een rechtvaardige doet, bezorgt hem voordeel. Wat de goddeloze verdient, leidt tot zijn ondergang.
17 Wie wijze lessen ter harte neemt, loopt op de weg van het leven, maar wie ze in de wind slaat, brengt anderen op een dwaalspoor.
18 Wie heimelijk zijn naaste haat, is schijnheilig in zijn spreken. Wie roddelt, is een zot.
19 Iemand die zijn tong niet in bedwang heeft, zondigt met zijn woorden. Iemand die nadenkt voor hij spreekt, is bedachtzaam en verstandig.
20 De woorden van een rechtvaardige zijn goud waard, die van een goddeloze zijn waardeloos.
21 Van de woorden van een rechtvaardig mens kunnen velen leren, maar dwazen sterven door gebrek aan inzicht.
22 Alleen de zegen van de Here maakt een mens rijk, niet zijn eigen zwoegen.
23 Zoals een boosdoener genoegen heeft in misdaden, verheugt een verstandig mens zich in wijsheid.
24 Waar de goddeloze bang voor is, gebeurt nog ook. Maar God geeft de rechtvaardigen waar zij naar verlangen.
25 Verzwolgen door een wervelwind zal de goddeloze verdwijnen, de rechtvaardige staat echter op een sterk fundament.
26 Wat azijn is voor de mond en scherpe rook voor de ogen, is een lui mens voor zijn werkgever.
27 Eerbiedig ontzag voor de Here verlengt uw leven, terwijl de goddelozen jong zullen sterven.
28 De hoop van de rechtvaardigen gaat gepaard met blijdschap, maar de toekomstverwachting van de goddelozen valt in duigen.
29 De oprechte mens put kracht uit wat de Here doet, maar voor de boosdoener leidt dat tot zijn ondergang.
30 De rechtvaardige mens zal tot in eeuwigheid niet aan het wankelen worden gebracht, maar van de goddelozen blijft niets over.
31 De woorden van een rechtvaardige zijn vol wijsheid, maar de leugenaar wordt vernietigd.
32 De rechtvaardige zal het goede zeggen, maar een goddeloze spreekt alleen slechtheid.
11 De Here verafschuwt een weegschaal waaraan geknoeid is, maar een zuiver gewicht is goed in zijn ogen.
2 Op trots volgt altijd schande, op nederigheid volgt wijsheid.
3 De oprechtheid is een betrouwbare gids voor een eerlijk mens, maar trouwelozen gaan te gronde aan hun eigen slechtheid.
4 Aardse bezittingen helpen niet tegen Gods woede, alleen oprechtheid is voor Hem van waarde.
5 De rechtvaardigheid van een oprecht mens maakt hem duidelijk welke weg hij moet gaan, maar de goddeloosheid van een goddeloos mens brengt hem ten val.
6 Eerlijke mensen worden gered door hun oprechtheid, maar oneerlijke mensen raken verstrikt in hun slechtheid.
7 Wanneer een goddeloos mens sterft, komt een eind aan al zijn verwachtingen en ook zijn grootste hoop laat hem in de steek.
8 De rechtvaardige wordt uit de verdrukking bevrijd, waarna de goddeloze zijn plaats inneemt.
9 De huichelaar brengt met zijn woorden zijn naaste ten val, maar de rechtvaardige wordt door wijsheid gered.
10 De inwoners van een stad zijn blij dat het de rechtvaardigen goed gaat en als de goddelozen ten val komen, gaat een gejuich op.
11 Oprechte mensen zijn een zegen voor een stad en doen die groeien en bloeien, de invloed van goddelozen is echter vernietigend.
12 Een mens zonder verstand kijkt op zijn naaste neer, maar een verstandig man houdt zijn mond.
13 Wie roddels verspreidt, maakt geheimen bekend, maar een tactvol en betrouwbaar mens bedekt zoʼn zaak.
14 Wordt een land niet verstandig geregeerd, dan zet het verval in, met veel goede adviseurs blijft een land echter welvarend.
15 Als iemand zich voor een onbekende heeft borggesteld, zal hem dat zeker opbreken. Om een onbezorgd leven te leiden, kan men zich beter niet garant stellen.
16 Een vrouw krijgt eer door haar bevalligheid, een man krijgt rijkdom door zijn kracht.
17 Een zachtaardig en vriendelijk mens doet zichzelf goed, maar een wreed mens schaadt zichzelf.
18 Alles wat een goddeloze doet, is nutteloos, maar er is een beloning voor hem die goed doet.
19 Zo leidt de gerechtigheid naar het leven, terwijl de boosdoener zichzelf de dood injaagt.
20 De Here verafschuwt slechte mensen, maar wie oprecht leeft, vindt genade in zijn ogen.
21 De boosdoener en zijn nageslacht zullen niet ongestraft blijven, maar God redt de kinderen van de oprechten.
22 Een mooie vrouw die haar verstand niet gebruikt, lijkt op een gouden ring in de neus van een varken.
23 Rechtvaardige mensen hopen alleen op het goede, maar goddeloze mensen staat Gods toorn te wachten.
24 Gulle en goedgeefse mensen krijgen toch steeds meer, maar wie gierig is, wordt steeds armer.
25 Een weldoener is een zegen en wordt daarvoor rijk beloond en iemand die zijn gaven over anderen uitgiet, zal van het goede worden voorzien.
26 Wie te weinig koren geeft, wordt door het volk vervloekt, maar de verkoper wordt gezegend.
27 Wie ijverig goed doet, zal goed ontmoeten, maar wie het kwade doet, krijgt het op zijn eigen hoofd terug.
28 Wie op zijn rijkdom vertrouwt, komt ten val, maar wie dat niet doet, is rechtvaardig en het zal hem voor de wind gaan.
29 Wie zijn huishouden niet in de hand houdt, zal arm worden. Hij wordt afhankelijk van degene die zijn huishouden wel goed voor elkaar heeft.
30 Wat de rechtvaardige voortbrengt, is als een boom die leven geeft. Wie wijs is, brengt mensen tot God.
31 De rechtvaardige ontvangt op aarde zijn beloning, dus ontlopen goddeloze en zondaar hun straf zeker niet!
12 Wie de onderwijzing naar waarde schat, weet ook de opgedane kennis te waarderen. Wie echter de bestraffing haat, is onverstandig.
2 Een goed mens vindt genade in de ogen van de Here, maar een boosdoener beschouwt Hij als een goddeloze, die zijn straf verdient.
3 De goddeloosheid doet de mens geen goed, maar de rechtvaardigen blijven standvastig, als een boom met sterke wortels.
4 Een goede vrouw is een sieraad voor haar man, maar een vrouw die zich onverstandig gedraagt, maakt het leven van haar man kapot.
5 De gedachten van rechtvaardige mensen zijn goed, maar wat de goddelozen uitbroeden is bedrog.
6 Woorden van goddeloze mensen zijn gericht op bloedvergieten en geweld, maar als een oprechte spreekt, brengt dat redding.
7 De goddelozen worden uitgeroeid zonder een spoor na te laten, maar de rechtvaardige blijft bestaan.
8 Wie laat zien dat hij verstandig is, wordt door iedereen geprezen, maar wie niet oprecht is, wordt een voorwerp van verachting.
9 Beter een bescheiden mens met één knecht, dan een opschepper die niet genoeg te eten heeft.
10 De rechtvaardige zorgt goed voor al zijn dieren, maar goddelozen zijn wreed en kennen geen medelijden.
11 Wie zijn land bewerkt, heeft steeds genoeg te eten. Wie echter leeglopers volgt, is onverstandig.
12 De goddeloze geniet van de kwaadaardigheid, maar de wortels van de rechtvaardige doen hem groeien en bloeien.
13 De boosdoener raakt verstrikt in zijn leugens, maar de rechtvaardige wordt gered uit de moeilijkheden.
14 Als iemand goede dingen zegt, geeft dat grote voldoening. Op hard werken volgen de zegeningen.
15 De dwaas denkt dat hij leeft zoals het hoort, maar het is beter goede raad te volgen en niet op eigen inzicht te vertrouwen.
16 De dwaas toont zijn woede zonder na te denken, terwijl een bedachtzaam mens zich vooralsnog beheerst.
17 Wie de waarheid spreekt, toont duidelijk wat is gebeurd, maar een vals getuige verdraait de zaak.
18 Sommigen slaan met hun kwetsende woorden als een zwaard om zich heen, maar wat de wijze zegt, kwetst niet en is heilzaam.
19 Iemand die de waarheid spreekt, blijft altijd overeind. Bedrog is slechts een tijdelijke zaak, want eerlijk duurt het langst.
20 Het hart van wie zint op kwaad, is vol bedrog, maar wie vreedzaamheid adviseert, kent blijdschap.
21 Rechtvaardige mensen gaan niet ten onder aan de tegenslagen, maar goddelozen wacht een heilloos einde.
22 De Here verafschuwt leugens, maar wie waarachtig leeft, vindt genade in Gods ogen.
23 Een bedachtzaam en verstandig mens laat zich niet voorstaan op zijn kennis, maar onverstandigen slaan dwaasheid uit.
24 Vlijtige mensen houden zelf het roer in handen. Wie dat niet doet, wordt overheerst en betaalt belasting aan een vreemde.
25 Zorgen maken het hart van een mens verdrietig, maar een bemoedigend woord maakt het weer blij.
26 Een rechtvaardige is beter dan zijn naaste, maar de goddeloze heeft geen inzicht en komt op een dwaalweg.
27 De bedrieger zal niet genieten van wat hij zich heeft toegeëigend, maar een vlijtig mens verdient de opbrengst van zijn werk.
28 Gerechtigheid brengt leven, maar de zonde leidt tot de dood.
13 Een verstandige zoon luistert aandachtig naar zijn vaders lessen, maar een spotter slaat bestraffing in de wind.
2 Van wijze en vrome woorden zal ieder het goede gebruiken, maar trouwelozen staat geweld te wachten.
3 Wie zijn tong bedwingt, behoudt zijn leven, maar lichtvaardig spreken wordt bestraft.
4 De luiaard is wel begerig, maar krijgt niets. Een vlijtig mens kent echter overvloed.
5 De rechtvaardige mens haat leugens, maar de goddeloze maakt zich gehaat en zet zichzelf voor schut.
6 De gerechtigheid beschermt wie oprecht leven, maar zondaars komt hun goddeloosheid duur te staan.
7 Er zijn mensen die zich rijk voordoen, maar in werkelijkheid niets hebben. Anderen gedragen zich als armen, maar zijn in werkelijkheid rijk.
8 Het losgeld voor een welgestelde is zijn rijkdom, een arme kent zoʼn bedreiging niet.
9 Het geluk en de vreugde van de rechtvaardigen zullen steeds toenemen, terwijl de lamp van de goddelozen wordt gedoofd.
10 Door trots en stijfkoppigheid ontstaat veel ruzie, daarom getuigt het van wijsheid als men zich wil laten gezeggen en onderwijzen.
11 Oneerlijk verkregen vermogen kent geen lang leven, maar wie met ijverig werken zijn kost verdient, zal zijn bezit vermeerderen.
12 Lang moeten uitzien naar iets moois maakt het hart bedroefd, maar een vervulde wens doet leven als een levensboom.
13 Wie Gods woord en zijn lessen veracht, komt dat duur te staan. Maar wie daar eerbiedig ontzag voor koestert, zal worden beloond.
14 De lessen van een wijze zijn een bron van leven en helpen dodelijke vallen te ontlopen.
15 Een verstandig mens wordt gerespecteerd, maar iedereen mijdt trouweloze mensen.
16 Wie verstandig is, handelt voorzichtig en oordeelkundig, een zot spreidt louter dwaasheid ten toon.
17 Een onbetrouwbare bode zal het slecht vergaan, maar een trouw gezant is een zegen.
18 Wie niet van het goede onderwijs wil horen staat armoe en schande te wachten, maar wie zich laat berispen zal worden geëerd.
19 Een wens die vervuld wordt, is iets heerlijks, maar de zot verafschuwt het idee dat hij het kwade moet nalaten.
20 Wie met verstandige mensen omgaat, wordt verstandig. Wie met slechte mensen omgaat, vergaat het slecht.
21 De zondaars zullen hun straf niet ontlopen, maar de rechtvaardige mens wordt door God beloond.
22 Het bezit van een goed mens is een erfenis voor zijn kleinkinderen, maar dat van de zondaar is voor de rechtvaardige bestemd.
23 Het werk van de armen levert veel voedsel op, maar er zijn sommigen die door gebrek aan inzicht tekort komen.
24 Wie nooit straft, bederft zijn zoon. Maar wie zijn zoon liefheeft, straft hem reeds op jonge leeftijd.
25 De rechtvaardige eet en wordt verzadigd, maar de maag van de goddelozen blijft rammelen.
14 Iedere verstandige vrouw zorgt goed voor haar huishouden en gezin, terwijl dwaze vrouwen dat met eigen handen afbreken.
2 Iemand die oprecht leeft, geeft blijk van eerbiedig ontzag voor de Here. Wie dat niet doet, veracht Hem.
3 De woorden van een dwaas zijn als een zweep die anderen maar ook de dwaas zelf ranselt. De wijze wordt echter beschermd door wat hij zegt.
4 Als er geen ossen zijn, blijven voederbak en tafel leeg, maar is er wel een os, dan komt er loon naar werken.
5 Een eerlijke getuige zal niet liegen, maar een vals getuige is een bron van leugens.
6 De spotter zoekt vergeefs naar wijsheid, maar de kennis wijst de verstandige de weg.
7 Laat een zot links liggen, want van hem zijn geen verstandige woorden te verwachten.
8 De wijsheid toont een verstandig mens welke weg hij volgen moet, maar het onverstand van de zot brengt hem en anderen op een dwaalspoor.
9 Iedere dwaas zal zijn zonde verbloemen of daar misschien niet zwaar aan tillen, maar oprechte mensen komen eerlijk uit voor wat zij fout deden.
10 Elk hart kent zijn eigen verdriet en een ander kan zijn vreugde niet begrijpen.
11 Alles wat de goddeloze tot het zijne rekent, wordt verwoest. Het bezit van de oprechte zal echter toenemen.
12 Soms denkt iemand op de goede weg te zijn, maar blijkt die naar de dood te voeren.
13 Het hart kan bedroefd zijn, ook al lacht het gezicht, die lach kan eindigen in een traan.
14 Wie God verlaat, zal de gevolgen in zijn leven merken, maar een goed mens is tevreden.
15 Een onverstandig mens kan men alles wijsmaken, maar een schrander mens denkt na bij wat hij doet.
16 De wijze koestert ontzag en laat het kwaad links liggen, de zot is zorgeloos en kent geen angst.
17 Een heethoofd doet snel domme dingen en een man die gemene dingen doet, wordt gehaat.
18 Onverstandige mensen valt dwaasheid ten deel, maar kennis zal de verstandigen sieren.
19 De kwaden moeten buigen voor de goeden, evenals de goddelozen voor de deuren van de rechtvaardigen.
20 Wie arm is heeft niet veel vrienden, maar bij de rijke zijn ze niet te tellen.
21 Wie op zijn naaste neerkijkt, zondigt, maar gelukkig is hij die zich ontfermt over mensen die het moeilijk hebben.
22 Graven kwaadstichters niet hun eigen graf? Maar wie goed doet, wordt gewaardeerd en dankbaar bejegend.
23 Eerlijk en hard werk levert iets op, nutteloos geklets niet.
24 Het sieraad van de verstandigen is hun rijkdom, dwaasheid blijft de dwaasheid van de zotten.
25 Een eerlijke getuige kan levens redden, een vals getuige kan iemand door bedrog de dood injagen.
26 Eerbiedig ontzag voor de Here geeft een sterk vertrouwen en Hij zal zijn kinderen een veilig toevluchtsoord bieden.
27 Het eerbiedig ontzag voor de Here is een bron van leven en helpt dodelijke vallen te ontlopen.
28 Een groot volk geeft een koning aanzien, maar een tekort aan onderdanen leidt tot zijn ondergang.
29 Een geduldig mens geeft blijk van veel verstand, maar een heethoofd zet zichzelf voor schut.
30 Een zuiver hart doet goed aan eigen en andermans leven, maar haat en nijd bederven alles.
31 Wie een arme onderdrukt, raakt ook zijn Schepper. Wie echter hulpbehoevenden steunt, eert Hem.
32 De goddeloze wordt het slachtoffer van zijn eigen kwaad, maar de rechtvaardige gaat zelfs vol vertrouwen de dood in.
33 In het hart van een verstandig mens ligt wijsheid, zelfs dwazen moeten dat erkennen.
34 Als er rechtvaardigheid heerst, wordt een volk geëerd, maar als de zonde hoogtij viert, is dat een schande voor een land.
35 Een verstandige dienaar wordt door de koning goed behandeld, maar als een dienaar zich slecht gedraagt, zal hij de woede van de koning oproepen.
15 Een zachtmoedig antwoord sust de woede, maar een tactloze uitspraak roept de woede juist op.
2 Een verstandig mens weet zijn kennis goed te vertolken, maar de woorden van een zot zijn een bron van dwaasheid.
3 Gods ogen zien alles, al het kwade én al het goede.
4 Gezonde woorden zijn als een boom van leven, verkeerde woorden richten echter schade aan.
5 Een dwaas zal de lessen van zijn vader negeren, maar wie luistert naar de terechtwijzingen van zijn vader, toont zich verstandig.
6 Het huis van de rechtvaardige bergt vele schatten, maar de goddeloze doet zichzelf schade aan.
7 Verstandige mensen strooien kennis om zich heen, terwijl het hart van de dwaas een dwaalspoor kiest.
8 De Here verafschuwt het offer van de goddelozen, maar een oprecht gebed doet Hem goed.
9 De Here verafschuwt goddeloos gedrag, maar wie zich toelegt op oprechtheid, zal Hij liefhebben.
10 Onderwijs en berisping zijn onaangenaam voor wie de goede weg verlaat. Wie terechtwijzing haat, gaat de dood tegemoet.
11 De diepten van de hel zijn voor de Here als een open boek, dus kan Hij de harten van de mensen zeker peilen!
12 Een spotter houdt er niet van als hij bestraft wordt en mijdt daarom verstandige mensen.
13 Een vrolijk hart geeft een blij gezicht, maar een treurig hart knakt de geest.
14 Een verstandig hart verlangt naar kennis, maar de dwaas put uit een bron van dwaasheid.
15 Een bedrukt mens lijdt een triest leven, maar een vrolijk hart geeft levenslust.
16 Weinig bezit met een eerbiedig ontzag voor de Here is beter dan veel rijkdom en een onrustig geweten.
17 Een eenvoudig maal in een liefdevolle sfeer is beter dan een overvloedig diner met een liefdeloze sfeer.
18 Een lichtgeraakt mens veroorzaakt ruzie, een geduldig mens zorgt voor verzoening.
19 Een luiaard is vol dorens en distels, maar voor een oprechte wordt de weg gebaand.
20 Een verstandige zoon geeft zijn vader veel vreugde, maar een dwaas veracht zijn moeder.
21 Een onverstandig mens beleeft plezier aan zijn eigen dwaasheid, maar een verstandig mens zoekt de goede weg.
22 Zonder goede raad gaan plannen teniet, maar veel adviseurs doen plannen slagen.
23 Een passend antwoord maakt de spreker blij en wat is een woord goed op zijn tijd!
24 De levensweg leidt de verstandige naar boven, hij blijft buiten bereik van het dodenrijk beneden.
25 De Here richt een hoogmoedige ten gronde, maar voor de weduwe springt Hij in de bres.
26 De Here verafschuwt de gedachten van een boosdoener, maar woorden uit liefde gesproken zijn zuiver.
27 Een oneerlijk mens brengt onrust in zijn eigen huis, maar wie smeergeld haat, zal leven.
28 Een rechtvaardige denkt voordat hij spreekt, een goddeloze spuit volop vuile taal.
29 De Here houdt goddelozen op een afstand, maar het gebed van rechtvaardigen zal Hij verhoren.
30 Vriendelijke ogen maken het hart blij en een goed bericht schenkt nieuwe moed.
31 Wie luistert naar opbouwende terechtwijzingen, bevindt zich in wijs gezelschap.
32 Wie de berisping verwerpt, doet zich zelf tekort, maar wie luistert, krijgt verstand en wijsheid.
33 Eerbiedig ontzag voor de Here leidt tot wijsheid en nederigheid leidt tot eerbetoon.
16 Een mens kan van alles van plan zijn, maar de Here bepaalt de loop van de gebeurtenissen.
2 Een mens doet wat hem het beste lijkt, maar de Here weet wat daarbij in hem omgaat.
3 Leg uw werk in de handen van de Here, dan zullen uw plannen werkelijkheid worden.
4 De Here heeft alles met een doel gemaakt, ook de goddeloze voor de dag van de straf.
5 De Here verafschuwt alle hooghartigen, zij en hun nakomelingen zullen hun straf niet ontlopen.
6 Door liefde en trouw wordt de misdaad vergeven en uit ontzag voor de Here mijdt men het kwaad.
7 Als iemand leeft zoals de Here wil, laat Hij het zelfs in orde komen met zijn vijanden.
8 Beter weinig, maar met oprechtheid, dan oneerlijk verkregen rijkdom.
9 Een mens bepaalt in zijn hart wat hij wil doen, maar de Here heeft het laatste woord.
10 De koning is scherpzinnig en zijn vonnissen zijn goed.
11 De Here hanteert de weegschaal van het recht, de gewichten komen uit zijn handen.
12 Koningen moeten een afkeer hebben van goddeloosheid, want alleen oprechtheid is een goede basis voor de troon.
13 Koningen moeten rechtvaardige uitspraken liefhebben, zij houden van mensen die de waarheid spreken.
14 De woede van de koning leidt tot de dood, wie wijs is, weet die woede te stillen.
15 De vriendelijkheid van de koning geeft leven, zijn gunst is als een langverwachte regen.
16 Het is beter wijsheid te krijgen dan puur goud, beter uitnemend inzicht te hebben dan zilver.
17 De oprechte mens moet een weg volgen waarop geen kwaad ligt. Wie goed uitkijkt waar hij gaat, beschermt zijn leven.
18 Trots komt voor de vernietiging en hoogmoed voor de val.
19 Het is beter bescheiden te zijn met vriendelijke mensen dan de buit te delen met trotse mensen.
20 Wie Gods woord ter harte neemt, zal het goede vinden, gelukkig is hij die op de Here vertrouwt.
21 Iemand met een wijs hart zal verstandig worden genoemd en zijn woorden zullen goede lessen in zich bergen.
22 Het verstand van goede leermeesters is een bron van leven, maar de lessen van de dwazen leiden naar de dood.
23 Het hart van een verstandig mens laat hem wijze woorden spreken, en die vormen een overvloed van wijze lessen.
24 Vriendelijke uitspraken zijn als een honingraat, zoet voor de ziel en medicijn voor het lichaam.
25 Iemand kan van zichzelf denken dat hij goed leeft, maar toch leidt zijn levensweg naar de dood.
26 Een arbeider moet hard werken omdat hij anders niets te eten heeft. Zijn maag zet hem tot werken aan.
27 Een boosdoener heeft altijd kwaad in de zin, zijn woorden kwetsen, alsof het brandende pijlen waren.
28 Een slecht mens is een constante bron van ruzie en een stiekeme roddelaar weet zelfs de beste vriendschap kapot te maken.
29 Een gewelddadig mens tracht ook de ander aan te steken en leidt hem zo op de verkeerde weg.
30 Hij sluit zijn ogen om zich beter te kunnen concentreren op zijn slechte plannen en voert ze ook uit, met samengeknepen lippen.
31 Grijze haren zijn het sieraad van hen die de goede weg bewandelen.
32 Een geduldig mens is beter dan een sterk mens, en wie zichzelf goed in bedwang heeft, is sterker dan de man die steden inneemt.
33 Het lot wordt weliswaar ongezien geworpen, maar de Here bepaalt hoe het valt.
17 Een stuk droog brood, in alle rust gegeten, is beter dan een overvloedige maaltijd waar ruzie heerst.
2 Een verstandige knecht heeft zeggenschap over een onverstandige zoon en wordt beloond met een deel van de erfenis.
3 Zilver wordt gezuiverd in een smeltkroes, goud in een smeltoven, maar alleen de Here weet wat in een mensenhart leeft.
4 Een boosdoener luistert naar kwade plannen en een leugenaar naar leugens.
5 Wie een arme in het nauw drijft of bespot, kwetst op die manier diens Schepper, leedvermaak blijft niet ongestraft.
6 Het sieraad van oude mensen zijn hun kleinkinderen en het sieraad van de kinderen zijn hun ouders.
7 Zoals goede woorden niet passen bij een dwaas, past ook de leugen niet bij een prins.
8 Een geschenk is prettig voor degene die het krijgt, maar ook de gever heeft er voordeel van.
9 Wie fouten vergeeft, maakt vrienden. Maar wie oude koeien uit de sloot haalt, raakt zelfs zijn beste vriend kwijt.
10 Het levert meer op een verstandige te berispen dan een dwaas honderdmaal te slaan.
11 Een onhandelbaar mens koestert kwade plannen, daarom stort God hem in het verderf.
12 Je kunt beter een berin tegenkomen die haar jong kwijt is, dan een dwaas die zijn woede de vrije loop laat.
13 Wie goed met kwaad vergeldt, brengt straf over zichzelf en zijn familie.
14 Het begin van een ruzie is als een dijk die doorbreekt, bemoei u er dus niet mee, voordat u en anderen er in worden gemengd.
15 De Here verafschuwt wie de goddeloze rechtvaardigt en ook wie de rechtvaardige schuldig verklaart.
16 De dwaas heeft weliswaar geld genoeg om wijsheid te kunnen kopen, maar hij heeft er niets aan. Het ontbreekt hem gewoon aan verstand.
17 Een echte vriend blijft altijd een vriend en in de tegenspoed blijkt de ware vriendschap.
18 Alleen een onverstandige stelt zich met een handslag borg voor zijn naaste.
19 Wie van ruzie en onenigheid houdt, geeft blijk van liefde voor de zonde. Wie boven zijn stand leeft, staat een diepe val te wachten.
20 Wie onbetrouwbaar is, kan niet gelukkig worden. Wie zondigt door wat hij zegt, stort zich in het ongeluk.
21 Wie een zot verwekt, zal dat berouwen en er is weinig vreugde weggelegd voor de vader van een dwaas.
22 Een blij hart doet het lichaam goed, maar een ontmoedigde geest maakt ziek.
23 De goddeloze laat zich omkopen om het recht geweld aan te doen.
24 Een verstandig mens is aan zijn gezicht te herkennen, maar de ogen van een dwaas dwalen alle kanten op.
25 Een onverstandige zoon doet zijn vader verdriet, hij is een bitter verdriet voor haar die hem ter wereld bracht.
26 Het is al niet in de haak een rechtvaardige te beboeten, laat staan een prins te laten slaan.
27 Iemand die zijn verstand goed gebruikt, houdt zijn tong in bedwang, hij is bedachtzaam en scherpzinnig.
28 Want een dwaas die zijn mond houdt, wordt voor wijs gehouden. Zolang hij zijn mond houdt, denkt men dat hij verstandig is.
18 Iemand die meent het alleen te weten, zoekt zijn eigen voordeel, hij verwerpt de wijze raad van anderen.
2 De dwaas heeft geen behoefte aan verstand, zijn dwaze hart ligt open.
3 Met de goddeloze komt ook de verachting en met de misdaden komt de schande.
4 Een verstandig man zegt diepzinnige dingen, de bron van wijsheid voedt een beek die nooit droog valt.
5 Het is niet goed om in een rechtszaak een schuldige onschuldig te verklaren en daardoor een oprecht mens te benadelen.
6 De dwaas veroorzaakt ruzie, zijn woorden hitsen op tot handgemeen.
7 Zijn grote mond breekt hem op en hij raakt verstrikt in zijn eigen woorden.
8 Naar de woorden van een roddelaar wordt gretig geluisterd, zij glijden zachtjes naar binnen en zetten zich vast in het gemoed van de toehoorders.
9 Een luiaard is net zo erg als een man die zijn geld over de balk smijt.
10 De Here is een sterke toren, zijn naam is kracht. De rechtvaardige zal bij Hem zijn toevlucht zoeken en veilig zijn.
11 Een rijke voelt zich sterk door zijn bezit, hij maakt zichzelf wijs dat zijn geld hem beschermt zoals een hoge muur.
12 Wie hooghartig is, komt ten val, maar nederigheid wordt altijd gevolgd door eer.
13 Wie antwoord geeft voordat de vraag is uitgesproken, wordt als een dwaas beschouwd.
14 Een moedig hart is de mens tot steun, zowel in geestelijk als lichamelijk lijden, maar wie zal een ontmoedigd hart tot steun zijn?
15 Wie verstandig is, wil toenemen in kennis, hij is gespitst op wijze woorden.
16 Een goed geschenk geeft iemand de ruimte en opent deuren naar vooraanstaanden.
17 De eerste pleiter in een rechtszaak schijnt gelijk te hebben, maar de woorden van de wederpartij werpen pas volledig licht op de zaak.
18 Het werpen van het lot maakt een einde aan geschillen en brengt scheiding tussen de partijen.
19 Een broeder die zich onrechtvaardig behandeld voelt, is een hardnekkiger tegenpartij dan een sterke en opstandige stad. Geschillen tussen broeders sluiten deuren, zoals grendels de paleispoorten afsluiten.
20 Iemands woorden vullen zijn hart, met goede dingen als het goede woorden zijn, met kwade dingen als het kwade woorden zijn.
21 Op de tong liggen zowel dood als leven: wie aan een van beide de voorkeur geeft, zal de vruchten daarvan plukken.
22 Vindt u een goede vrouw, dan hebt u het goed getroffen, beschouw haar als een geschenk van de Here.
23 De arme smeekt, maar de rijke spreekt harde woorden.
24 Wie veel vrienden heeft, raakt geruïneerd, maar een echte vriend is meer waard dan een broer.
19 Een arme die zuiver leeft, is beter dan een dwaas die vuile taal uitslaat.
2 Als iemand graag iets wil ondernemen, maar het inzicht ervoor mist, leidt het tot niets. Wie niet uitkijkt waar hij loopt, zondigt maar al te snel.
3 De dwaasheid van een mens zal hem opbreken, waarna hij de Here de schuld daarvan geeft.
4 Rijkdom bezorgt een mens veel vrienden, maar een arme raakt vaak zelfs zijn laatste vriend kwijt.
5 Een valse getuige blijft niet ongestraft, een leugenaar zal zijn straf niet ontlopen.
6 Velen richten hun smeekbeden aan het adres van een mild en vriendelijk mens, want iedereen is een vriend van hem die geschenken geeft.
7 Als de broeders van een arme hem al snel de rug toekeren, hoe gemakkelijk zullen zijn vrienden hem dan in de steek laten!
Hij loopt hen achterna en probeert met hen te praten, maar krijgt bij hen geen gehoor.
8 Wie verstandig wil worden, heeft het goede met zichzelf voor, hij gebruikt zijn verstand om het goede te vinden.
9 Een valse getuige ontloopt zijn straf niet en een leugenaar wordt in het verderf gestort.
10 Weelde en overvloed horen niet bij een dwaas, dat is net zoiets als een dienaar die over koningen heerst.
11 Een verstandig mens wordt niet snel kwaad, het siert hem dat hij over onrecht heen kan stappen.
12 De woede van een koning lijkt op het brullen van een jonge leeuw, maar is die koning iemand goedgezind, dan is hij mild als zachte dauw.
13 Een dwaze zoon is een ramp voor zijn vader en het gekijf van een vrouw is een aanhoudende kwelling.
14 Huis en goederen zijn een erfenis van de ouders, maar een verstandige vrouw is een gave van de Here.
15 Luiheid maakt een mens steeds slaperiger en wie niets uitvoert, zal honger lijden.
16 Wie naar Gods geboden leeft, beschermt zichzelf. Wie zijn leefregels de rug toekeert, zal sterven.
17 Wie de arme mensen helpt, is een vreugde voor de Here, Hij zal hem daarvoor belonen.
18 Straf uw zoon, zolang dat nog helpt, maar laat het uit uw hoofd hem te doden.
19 Iemand die onbeheerst is, zal zelf zijn straf moeten dragen. Probeert u hem te helpen, dan wordt het alleen maar erger.
20 Luister naar raad en berisping, zodat u uiteindelijk toch verstandig wordt.
21 In het hart van een mens leven vele verborgen gedachten, maar wat de Here besluit gebeurt.
22 Ieder mens wil wel graag goeddoen, het is beter arm te zijn dan een leugenaar.
23 Eerbiedig ontzag voor de Here geeft leven, want wie daarvan vol is, kan voldaan en rustig leven, hij hoeft nergens bang voor te zijn.
24 Een luiaard houdt zijn handen liever in zijn zakken, hij is nog te lui om ermee te eten.
25 Bestraf een spotter, want dat is een les voor anderen. Als je een verstandige berispt, dan krijgt hij inzicht.
26 Wie zijn eigen vader ruïneert en zijn moeder verjaagt, maakt zichzelf en zijn ouders te schande.
27 Mijn zoon, als je toch niet van plan bent om verstandige raad op te volgen, luister dan maar helemaal niet.
28 Een boosdoener laat zich niets gelegen liggen aan de wet, de goddeloze slobbert gretig van de ongerechtigheid.
29 De spotters staat straf te wachten en het zal slagen regenen op de ruggen van dwaze mensen.
20 Wijn maakt een mens overmoedig en sterke drank zorgt voor veel opwinding, het is niet verstandig te veel te drinken.
2 De woede van een koning jaagt de mensen evenveel schrik aan als het gebrul van een jonge leeuw. Wie met hem de strijd aanbindt, speelt met zijn leven.
3 Het is een eer voor een man als hij ruzies vermijdt, alleen een dwaas mengt zich in geschillen.
4 Vanwege de naderende winter laat de luiaard het ploegen na, om er in de oogsttijd achter te komen dat er voor hem niets te oogsten valt.
5 Het hart van een verstandig man is een onuitputtelijk reservoir van wijsheid. Wie verstandig is, tracht van hem te leren.
6 De meerderheid van de mensen gaat prat op eigen goedheid, maar is er nog wel een trouw mens te vinden?
7 Het leven van een rechtvaardige ademt zijn oprechtheid, zijn kinderen zijn gelukkig te prijzen.
8 Een koning die vanaf zijn troon rechtspreekt, haalt met één oogopslag recht en onrecht uit elkaar.
9 Is er iemand die kan zeggen: ‘Ik heb mijn hart gereinigd en ben gezuiverd van mijn zonde’?
10 De Here heeft een afkeer van veel dingen, maar van deze twee zeker: ongelijke gewichten en ongelijke inhoudsmaten.
11 Een jongen geeft zich, in zijn kinderlijkheid, gemakkelijk bloot en toont zo wat hij in zich heeft, of zijn daden oprecht en eerlijk zullen zijn.
12 De Here heeft veel dingen gemaakt, ogen om mee te zien en oren om mee te horen.
13 Wees niet lui en slaperig, anders wacht u de armoede. Als u uw ogen openhoudt, zult u genoeg hebben om in uw lichamelijke behoeften te voorzien.
14 ‘Dat lijkt me niets, het is niets waard,’ zal de koper roepen, maar wanneer de koop gesloten is, wrijft hij zich tevreden in de handen.
15 Goud en robijnen zijn er in overvloed, maar wijze en goede woorden zijn een schaars en kostbaar goed.
16 Heeft iemand zich garant gesteld voor een onbekende, neem dan zijn mantel als onderpand.
17 Onrechtmatig verkregen goed smaakt aanvankelijk zoet, maar verandert ten slotte in een mondvol scherpe stenen.
18 Goede adviezen brengen gedachten tot uitvoer. Bind de strijd pas aan na overleg.
19 Een roddelaar maakt zaken bekend die verborgen moesten blijven, bemoei u daarom niet met mensen die u uitspraken ontlokken.
20 Wie zijn ouders vervloekt, zal alles verliezen en achterblijven in een inktzwarte duisternis, zonder enig lichtpunt.
21 Snel vergaarde rijkdom verliest ten slotte zijn waarde.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.