Beginning
Spreuken van Salomo (vervolg)
22 Als andere mensen je prijzen, is dat beter dan rijk zijn.
Als andere mensen je waarderen, is dat beter dan zilver en goud.
2 Rijke mensen en arme mensen
hebben allebei dezelfde Maker.
3 Een verstandig mens ziet moeilijkheden aankomen en zorgt dat hij in veiligheid komt.
Maar slechte mensen gaan maar door en worden gestraft.
4 Mensen die bescheiden zijn en diep ontzag voor de Heer hebben,
krijgen als beloning rijkdom, eer en leven.
5 Slechte mensen komen altijd in moeilijkheden.
Als je leven je lief is, blijf je dus bij hen uit de buurt.
6 Leer je kinderen al vanaf jonge leeftijd hoe ze moeten leven.
Wanneer ze volwassen zijn geworden, zullen ze op dezelfde weg verdergaan.
7 Een rijk mens heeft macht over arme mensen.
Als je leent, kom je in de macht van de man van wie je geleend hebt.
8 Als je oneerlijkheid zaait, zul je rampen oogsten.
De stok waarmee je slaat, zal breken.
9 Voor mensen die vriendelijk zijn, zal God goed zijn,
omdat ze hun eten delen met de arme mensen.
10 Als je een ruziezoeker wegjaagt, gaat de ruzie over.
Het schelden en geruzie houden op.
11 Een eerlijk en vriendelijk mens
is een vriend van de koning.
12 De Heer let er op dat de waarheid bovenkomt.
Hij zorgt ervoor dat de leugens van bedriegers aan het licht komen.
13 Iemand die lui is, zegt: "Er loopt buiten een leeuw op straat!
Ik blijf vandaag maar thuis, anders word ik nog gedood!"
14 Als de vrouw van iemand anders je begint te vleien met lieve woordjes,
is zij net zo gevaarlijk als een diepe put.
Als de Heer tegen je is, val je er in.
15 Kinderen doen gauw domme dingen.
Alleen straf helpt daartegen.
16 Als je arme mensen uitbuit en rijke mensen omkoopt,
zal het slecht met je aflopen.
Dertig spreuken van wijze mensen
17 Luister goed naar wijze woorden. Vergeet niet wat ik je leer. 18 Het zal je goed doen als je mijn woorden in je hart bewaart. Want dan zul jij zelf ook wijze dingen kunnen zeggen tegen anderen. 19 Ik leer je deze dingen, zodat je helemaal op de Heer zal vertrouwen. 20 Ik heb de belangrijkste spreuken voor je opgeschreven. Ze bevatten goede raad en wijsheid. 21 Daarmee wil ik je leren wat verstandig en goed is. Dan zul je wijze antwoorden kunnen geven als de mensen je om raad vragen.
22 Buit arme mensen niet uit omdat ze arm zijn en toch niets tegen je kunnen doen.
Behandel hen niet onrechtvaardig in een rechtszaak.
23 Want de Heer zal voor hen opkomen.
Als je een arme berooft, zal de Heer jou van het leven beroven.
24 Ga niet om met driftige mensen.
Wees niet bevriend met mensen die snel kwaad zijn.
25 Want anders neem je hun slechte gedrag over
en zal het slecht met je aflopen.
26 Ga niet te gemakklijk borg staan
voor de schulden van iemand anders.
27 Want als je zijn schulden niet kan betalen,
halen ze zelfs je bed onder je vandaan.
28 Verleg niet de grenzen van de akkers
die lang geleden door je voorouders zijn vastgesteld.[a]
29 Iemand die goed in zijn vak is, zal voor koningen mogen werken.
Het is niet goed om hem te laten werken voor mensen die zijn werk niet waarderen.
Dertig spreuken van wijze mensen (vervolg)
23 Als je bij een heerser aan tafel zit,
onthoud dan goed met wie je te maken hebt.
2 Eet bescheiden,
vooral als je van veel eten houdt.
3 Laat je niet verleiden door al het lekkers dat hij je voorzet.
Want het kan heel goed zijn dat hij je daarmee probeert om te kopen.
4 Waarom zou je heel hard werken om rijk te worden?
Waarom erover piekeren hoe je rijk kan worden?
5 Want plotseling zal je rijkdom vleugels krijgen en wegvliegen,
verdwijnen als een wegschietende arend.
6 Ga niet eten bij iemand die slecht en gierig is.
Laat je niet verleiden door zijn lekkers.
7 Hij zegt wel: "Eet en drink nog wat," maar eigenlijk vindt hij het zonde.
Hij zegt het alleen omdat hij iets van je wil.
8 Uiteindelijk zal zijn eten je misselijk maken.
Je vriendelijke woorden zul je aan hem hebben verspild.
9 Doe geen moeite iets verstandigs tegen een dwaas te zeggen.
Hij waardeert je wijsheid toch niet.
10 Verleg niet de grenzen van de akkers die lang geleden door je voorouders zijn vastgesteld.[b]
Neem weeskinderen hun akkers niet af.
11 Want ze hebben een machtige Verdediger.
Hij zal voor hen opkomen.
12 Luister naar goede raad
en houd je oren open voor wijze woorden.
13 Straf een kind als het nodig is.
Hij zal van een pak slaag heus niet dood gaan.
14 Je slaat hem wel met de stok,
maar daarmee red je juist zijn leven.
15 Mijn zoon, als je wijs en verstandig bent,
zal ik daar blij over zijn.
16 Ik zal trots op je zijn
als ik je verstandige dingen hoor zeggen.
17 Wees niet jaloers op mensen die zich niets van God aantrekken.
Zorg er liever voor dat je diep ontzag hebt voor de Heer.
18 Je zal ervoor beloond worden.
Je zal krijgen waar je naar verlangt.
19 Luister, mijn zoon, en wees wijs.
Kies er met je hele hart voor om de juiste weg te gaan.
20 Ga niet om met mensen die altijd maar feestvieren.
21 Want zuipers en veelvraten verslapen hun dag,
worden arm en lopen uiteindelijk in vodden.
22 Luister naar je ouders uit wie je bent ontstaan.
Heb ook nog respect voor hen als ze oud geworden zijn.
23 Kies altijd voor waarheid en goede raad.
Ruil ze nooit in voor iets anders.
24 Ouders zijn blij met een goede zoon.
Ze verheugen zich over zijn wijsheid.
25 Ik hoop dat je vader en moeder blij met je zullen zijn.
Zij hebben je het leven gegeven.
26 Mijn zoon, vertrouw mij.
Leef op de manier die ik je heb voorgedaan.
27 Luister: een hoer is als een diepe kuil.
Ze is als een diepe put waar je nooit meer uit komt.
28 Ze loert op je als een rover.
Ze heeft al heel veel mensen verleid.
29 Wie roepen er aldoor ach en wee?
Wie lopen altijd te ruziën en te klagen?
Wie raken altijd nodeloos gewond?
Wie lopen altijd met rode ogen?
30 Mensen die bij elkaar komen om eens lekker door te drinken
en daar de hele nacht mee doorgaan.
31 Laat je niet verleiden door de wijn,
prachtig rood fonkelend en schitterend in de beker.
Hij is zo heerlijk!
32 Maar uiteindelijk bijt hij als een slang,
is hij giftig als een adder.
33 Je gaat naar andere vrouwen kijken.
Je zegt dingen die je niet had moeten zeggen.
34 Je voelt je alsof je midden op zee bent,
alsof je moet slapen in het topje van de mast.
35 Later zeg je: "Ze hebben me geschopt en geslagen,
maar ik heb er niets van gevoeld.
Ik moest maar eens goed wakker worden.
Daar heb ik eerst een slok wijn voor nodig."
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016