Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Beginning

Read the Bible from start to finish, from Genesis to Revelation.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Psalmen 26-31

Psalm 26

Een lied van David.

Heer, kom alstublieft voor mij op,
want ik ben onschuldig.
Ik vertrouw altijd op U, zonder te twijfelen.
Stel me op de proef, Heer, toets mij.
Kijk wat er diep in mijn hart is.
Want ik denk steeds aan uw liefde
en ik volg U.
Ik blijf ver bij slechte mensen vandaan
en ik ga niet om met mensen
die alleen maar doen alsof ze van U houden.
Ik haat het om met mensen om te gaan
die slechte dingen doen.
Ik doe niet mee met de mensen die zich niets van U aantrekken.
Ik ben helemaal onschuldig, Heer,
en ik ga graag naar uw altaar.
Ik zing graag luid voor U
en vertel andere mensen over al uw wonderen.
Heer, ik houd van uw heiligdom,
het heiligdom van de tent waar U woont,
in uw hemelse macht en majesteit.
Ruk mij niet weg uit het leven.
Dood mij niet samen met de mensen die slechte dingen doen
en die onschuldige mensen vermoorden.
10 Zij zijn misdadigers
en laten zich gemakkelijk omkopen.
11 Maar ik leef zoals U het wil.
Heb medelijden met mij en red mij!

12 De Heer redt mij uit alle moeilijkheden.
Wanneer we bij elkaar komen,
zal ik de Heer prijzen.

Psalm 27

Een lied van David.

De Heer is mijn licht en mijn redding.
Daarom ben ik voor niemand bang.
De Heer is mijn kracht.
Daarom hoef ik voor niemand bang te zijn.
Wanneer mijn vijanden mij bedreigen
alsof ze wilde dieren zijn die me willen verscheuren,
dan struikelen zij zelf en vallen.
Zelfs als er een heel leger op mij af komt,
ben ik nog steeds niet bang.
Al breekt de strijd tegen mij los,
toch blijf ik vertrouwen.
Ik vraag maar één ding van de Heer.
Dit is wat ik het liefste wil:
ik wil alle dagen van mijn leven dicht bij de Heer zijn,
om ervan te genieten hoe prachtig en hoe vriendelijk Hij is
en om Hem te leren kennen.
Als er gevaar dreigt, verbergt Hij mij in zijn huis.
Bij Hem ben ik zo veilig als op een hoge rots.
Daar sta ik hoog boven de vijanden die me omringen.
Daarom wil ik juichend offers brengen in zijn tent
en liederen zingen voor de Heer.

Hoor, Heer, ik roep luid tot U.
Heb medelijden met mij en antwoord mij!
U zegt Zelf in mijn hart:
"Verlang naar Mij."
Ik verlang dan ook naar U, Heer.
Stuur me niet weg in uw boosheid.
U heeft me altijd geholpen.
Stuur me dan nu niet weg, laat me niet in de steek.
God, U kan mij redden!
10 Zelfs als mijn vader en moeder me in de steek zouden laten,
zult U nog altijd bij me zijn.

11 Leer mij, Heer, wat U wil dat ik doe.
Wijs me de juiste weg,
want mijn vijanden bedreigen me.
12 Lever me niet aan hen uit!
Ze beschuldigen mij van dingen die niet waar zijn.
Ze willen me kwaad doen.
13 Wat had ik moeten doen als ik niet zeker had geweten
dat de Heer goed is en mij zal redden?

14 Vertrouw op de Heer.
Houd moed en Hij zal je weer hoop geven.
Ja, verwacht hulp van de Heer.

Psalm 28

Een lied van David.

Heer, U bent de rots onder mijn voeten.
Ik roep tot U om hulp.
Doe niet alsof U me niet hoort!
Als U blijft zwijgen, wordt dat mijn dood.
Hoor toch hoe ik U om hulp smeek.
Luister naar mij als ik in het heiligdom mijn handen naar U uitstrek.
Dood mij niet zoals de mensen
die zich niets van U aantrekken en slechte dingen doen.
Zij zeggen wel vriendelijke woorden,
maar van binnen zijn ze kwaad van plan.
Laat hen hun verdiende loon krijgen
voor de vreselijke dingen die ze doen.
Straf hen voor hun misdaden.
Zet ze hun betaald!
Het maakt hun niet uit wat U doet.
Het kan hun niets schelen.
Daarom zult U hen vernietigen
zodat er niets van hen overblijft.

Ik prijs de Heer,
want toen ik Hem om hulp riep,
heeft Hij naar mij geluisterd.
De Heer geeft mij kracht.
Hij beschermt mij als een schild.
Ik vertrouwde op Hem en Hij heeft mij geholpen.
Daarom juich ik van blijdschap en prijs ik Hem met mijn lied.
De Heer beschermt zijn volk.
Hij beschermt de man die Hij tot koning heeft gezalfd.

Heer, red uw volk, uw eigen volk.
Zorg voor hen en draag hen voor eeuwig.

Psalm 29

Een lied van David.

Jullie die machtig zijn,
geef aan de Heer de eer waar Hij recht op heeft.
Erken zijn macht.
Geef aan de Heer de eer waar Hij recht op heeft.
Aanbid de Heer in zijn heiligdom.
De stem van de Heer dreunt over het water.
De machtige God laat de donder grommen.
Hij doet zijn stem klinken over de zee.
De stem van de Heer is vol kracht.
De stem van de Heer is indrukwekkend.
De stem van de Heer breekt grote cederbomen.
De Heer splijt de cederbomen van de Libanon.
Door zijn stem springt de Libanon op als een kalf,
de Sirjon als een jonge buffel.
De stem van de Heer doet de bliksem flitsen.
De stem van de Heer doet de woestijn beven.
De Kades-woestijn beeft voor Hem.
De stem van de Heer maakt dat de herten
hun jongen op de wereld brengen.
Door zijn stem slaan de takken van de bomen.
In zijn heiligdom brengt iedereen Hem eer.
10 De Heer regeerde in de tijd van de grote overstroming.[a]
De Heer regeert nog steeds, voor eeuwig is Hij koning.
11 De Heer zal zijn volk sterk maken.
De Heer zal zijn volk vrede geven.

Psalm 30

Een lied van David voor de dag dat het heiligdom van de Heer feestelijk in gebruik genomen wordt.[b]

Ik prijs U, Heer, want U heeft mij genezen.
U heeft ervoor gezorgd
dat mijn vijanden geen plezier over mij hebben.
Mijn Heer God, ik riep U om hulp
en U heeft mij gered.
U heeft me weggetrokken van de rand van de dood.
U heeft mijn leven bewaard,
zodat ik niet in het graf terecht kwam.

Zing liederen voor de Heer, vrienden van God,
en prijs zijn heilige naam.
Hij is wel eens boos, maar dat duurt nooit lang.
Maar zijn liefde duurt je hele leven.
Misschien huil je 's avonds nog,
maar de volgende dag kun je weer juichen.

Het ging zo goed met me, dat ik zorgeloos dacht:
"Mij kan niets gebeuren."
Heer, toen U vriendelijk voor mij was,
voelde ik me sterk: ik stond zo stevig als een berg.
Maar toen U boos op mij werd,
wist ik me geen raad meer.
Ik riep tot U, Heer,
ik smeekte U om medelijden:
10 "Wat heeft U er aan als ik sterf?
Wat heeft U er aan als ik in het graf lig?
Als ik stof geworden ben, kan dat stof U dan prijzen?
Kan mijn stof nog vertellen over uw trouw?
11 Hoor mij, Heer, heb medelijden met mij.
Heer, help me alstublieft."

12 U heeft me geholpen!
U heeft mijn verdriet veranderd in een vreugdedans.
Ik heb mijn rouwkleren weer uitgedaan,
omdat U me weer blij heeft gemaakt.
13 Ik zal liederen voor U zingen,
want ik kan niet meer zwijgen.
Mijn Heer God, ik zal U voor altijd prijzen.

Psalm 31

Een lied van David. Voor de leider van het koor.

Ik vertrouw op U, Heer, stel me nooit teleur.
Red mij, omdat U rechtvaardig bent.
Luister naar mij en kom me snel redden!
Wees de rots onder mijn voeten.
Wees een sterke burcht voor mij, waar ik veilig ben.
Want U bent mijn rots en mijn burcht.
U zal mij leiden omdat U bent wie U bent.
Red mij uit de val die de mensen voor mij hebben opgezet.
U bent mijn kracht.
Ik vertrouw mijn leven aan U toe.
U redt mij, Heer, trouwe God.
Ik haat het als mensen afgoden aanbidden.
Want ik vertrouw op U.

Ik wil juichen en blij zijn over uw liefde.
Want U heeft mij gered toen ik in nood was.
U wist van de moeilijkheden in mijn leven.
U heeft me niet aan mijn vijand uitgeleverd.
U heeft ervoor gezorgd dat ik weer kan gaan waar ik wil.

10 Heb medelijden met me, Heer,
want ik zit in grote moeilijkheden.
Mijn ogen staan dof van verdriet.
Mijn binnenste doet pijn.
Mijn lichaam is zwak geworden.
11 Want mijn leven gaat voorbij in ellende.
De jaren gaan voorbij in gezucht.
Ik ben ziek en mijn kracht stroomt uit me weg.
Dat komt doordat ik verkeerd heb gedaan.
12 Mijn vijanden lachen me uit.
Mijn buren willen mij niet meer kennen.
Mijn vrienden schrikken als ze me zien.
Als ze mij op straat tegenkomen,
lopen ze snel een andere kant op.
13 Ik ben vergeten,
zoals je iemand die al lang dood is, vergeet.
Ik ben afgedankt als een gebroken kruik.
14 Ik hoor de mensen over mij fluisteren.
Ze overleggen hoe ze me kunnen doden.
Van alle kanten dreigt gevaar.

15 Maar ik vertrouw op U, Heer.
Want U bent mijn God.
16 Mijn leven is in uw handen.
Red mij van mijn vijanden!
17 Zorg alstublieft voor mij.
Red mij omdat U van mij houdt.
18 Heer, stel me niet teleur nu ik U om hulp roep.
Maar zorg dat het slecht afloopt
met de mensen die zich niets van U aantrekken.
Stuur hen naar het dodenrijk.
19 Leg al die leugenaars het zwijgen op.
Trots en spottend beschuldigen ze onschuldige mensen.

20 Maar U heeft geweldige dingen klaarliggen
voor de mensen die ontzag voor U hebben
en die op U vertrouwen.
Iedereen zal het zien!
21 U redt mensen die ontzag voor U hebben.
U verbergt hen in uw huis, dicht bij U.
U beschermt hen tegen mensen die praatjes over hen rondstrooien.
22 Prijs de Heer!
Want toen ik in nood was,
heeft Hij mij op wonderlijke wijze gered.
Nu ben ik zo veilig als in een stad met muren.
23 Ik was wanhopig en dacht dat Hij mij was vergeten.
Maar ik was te snel:
Hij hoorde me wél en heeft me gered
toen ik Hem om hulp smeekte.
24 Vrienden van God, houd van de Heer!
De Heer beschermt de mensen die op Hem vertrouwen.
Maar Hij straft de mensen die denken dat ze kunnen doen wat ze willen.
25 Als je op de Heer vertrouwt,
hoef je nooit wanhopig te zijn.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016