Book of Common Prayer
Psalm 85
1 Voor de leider van het koor. Een lied voor de Korachieten.[a]
2 U bent goed geweest voor uw land, Heer.
U heeft de gevangenen uit Babel terug laten gaan.
3 U heeft uw volk vergeven dat het U ongehoorzaam was.
U denkt er niet meer aan.
4 U bent niet langer boos.
Uw woede is voorbij.
5 Red ons alstublieft, God.
Wees niet langer boos op ons.
6 Wilt U dan voor altijd boos op ons blijven?
Houdt uw woede dan nooit meer op?
7 Wilt U ons dan niet redden,
zodat uw volk weer blij zal zijn?
8 Laat ons alstublieft zien, Heer,
dat U goed en liefdevol bent!
Red ons alstublieft!
9 Ik wil luisteren naar wat de Heer God zegt.
Want Hij spreekt van vrede voor zijn volk en zijn vrienden
als ze zich niet langer als dwazen gedragen.
10 Hij redt de mensen die ontzag voor Hem hebben.
Zo is zijn macht te zien in ons land.
11 Liefde en trouw komen samen.
Rechtvaardigheid en vrede omhelzen elkaar.
12 Trouw groeit op uit de aarde.
Rechtvaardigheid daalt uit de hemel neer als regen.
13 Ja, de Heer zal goed voor ons zijn.
Het land zal grote oogsten geven.
14 Rechtvaardigheid zal voor Hem uit gaan
op de weg waarlangs Hij gaat.
Psalm 86
1 Een gebed van David.
Luister naar mij, Heer, en antwoord mij alstublieft,
want ik ben in nood.
2 Red mijn leven! Ik ben immers uw vriend?
Mijn God, bescherm mij, want ik vertrouw op U.
3 Heb medelijden met me, Heer.
Ik roep U de hele dag om hulp.
4 Maak me weer blij,
want ik geef mezelf aan U.
5 Want U bent goed, Heer, en U wil graag vergeven.
U bent goed en vriendelijk voor alle mensen die U aanbidden.
6 Heer, luister naar mijn gebed.
Hoor hoe ik U om hulp smeek.
7 Als ik in moeilijkheden ben, roep ik U om hulp.
Want U antwoordt mij.
8 Niemand van de goden is als U, Heer.
Niemand kan doen wat U heeft gedaan.
9 U heeft alle volken gemaakt.
Ze zullen allemaal naar U toe komen en U aanbidden en eren.
10 Want U bent geweldig, U doet wonderen.
Alleen U bent God.
11 Heer, leer me hoe ik moet leven.
Ik zal doen wat U zegt.
Help me om U altijd te gehoorzamen.
12 Heer mijn God, ik zal U met mijn hele hart prijzen.
Ik zal U voor altijd aanbidden.
13 Want U bent heel erg goed en liefdevol voor mij.
U heeft me van de dood gered.
14 God, vijanden willen mij doden.
Ze zijn te trots om U te willen gehoorzamen.
Ze gebruiken geweld en denken geen moment aan U.
15 Maar U bent een liefdevolle God,
vol van medelijden, geduld en trouw.
16 Kom mij nu helpen omdat U medelijden met me heeft.
Red me door uw kracht.
17 Laat me alstublieft zien dat U goed bent.
De mensen die me haten, zullen dan voor schut staan
omdat ze zien dat U, Heer, mij heeft geholpen en getroost.
Psalm 91
1 Als je bescherming zoekt bij de Allerhoogste God,
ben je helemaal veilig.
2 Ik zeg tegen de Heer:
"Bij U ben ik zo veilig als in een schuilplaats,
zo veilig als in een burcht.
U bent mijn God. Ik vertrouw op U."
3 Want Hij redt je uit de vallen die de duivel voor je opzet.
Hij redt je van dodelijke ziektes.
4 Hij beschermt je onder zijn vleugels.
Bij Hem ben je veilig.
Zijn trouw beschermt je als een schild, als een pantser.
5 Je hoeft niet bang te zijn.
Niet voor gevaren die je 's nachts bedreigen.
Niet voor pijlen die overdag op je afgeschoten worden.
6 Niet voor ziekte die in het donker op je loert.
Niet voor de dood die je midden overdag aanvalt.
7 Al sterven de mensen om je heen
bij duizenden of tienduizenden,
jou zal niets overkomen.
8 Je zal alleen zien hoe het afloopt
met de mensen die zich niets van God hebben aangetrokken.
9 Bij U, Heer, ben ik veilig.
U, de Allerhoogste God, bent mijn Beschermer.
10 Geen ramp zal je overkomen.
Geen ziekte zal je huis binnendringen.
11 Want Hij zal zijn engelen bevelen
dat ze je moeten beschermen, waar je ook gaat.
12 Ze zullen je op hun handen dragen,
zodat je je voeten niet zal stoten.
13 Leeuwen en adders
zul je onder je voeten vertrappen.
14 De Heer zegt:
"Omdat hij heel veel van Mij houdt, zal Ik hem redden.
Ik zal hem beschermen, omdat hij Mij kent.
15 Als hij Mij om hulp roept, zal Ik hem antwoorden.
In moeilijkheden en gevaar zal Ik bij hem zijn.
Ik zal hem redden en voor de mensen eren.
16 Ik zal hem een lang leven geven.
Ik zal hem redden en goed voor hem zijn."
Psalm 92
1 Een lied voor de heilige rustdag.
2 Het is goed om U te prijzen,
liederen te zingen voor U, de Allerhoogste God!
3 Laten we van de vroege ochtend tot de late avond
over uw liefde en trouw vertellen
4 Laten we elke dag muziek voor U maken
op de harp en de citer.
5 Want ik ben blij over wat U heeft gedaan.
Ik zal daarover juichen.
6 Wat doet U geweldige dingen, Heer.
En wat heeft U diepe gedachten!
7 Iemand die niet met U leeft, begrijpt ze niet.
Een dwaas kan er niets van begrijpen.
8 Het lijkt alsof het altijd goed gaat
met de mensen die zich niets van U aantrekken.
Ze groeien zo snel als gras.
Ze groeien en bloeien.
Maar uiteindelijk worden ze voor altijd vernietigd.
9 U bent de Allerhoogste God.
Heer, U regeert voor eeuwig.
10 Maar met uw vijanden loopt het slecht af.
Ze zullen uiteen worden gejaagd en worden vernietigd.
11 Maar met mij gaat het goed
en in U ben ik zo sterk als een stier.
U verfrist mij en geeft mij kracht.
12 Ik ben niet bang voor de mensen die op me loeren.
Ik hoor zonder angst dat ik vijanden heb.
13 Als je leeft zoals God het wil, zal het goed met je gaan.
Je zal groeien als een palmboom,
hoog worden als een cederboom op de Libanon.
14 Je bent dan geplant
op het voorplein van het heiligdom van onze God.
15 Zelfs als je oud bent geworden,
zullen er nog vruchten aan je groeien.
Je zal nog steeds fris en groen zijn.
16 Aan jou zal te zien zijn dat de Heer eerlijk en rechtvaardig is.
Je kan op Hem vertrouwen.
Hij is nooit oneerlijk.
Het lied van Hanna
2 Toen prees Hanna de Heer en zei:
"Ik juich over wat de Heer heeft gedaan.
Ik kan weer blij zijn
en ik hoef mij niet langer te schamen.
Ik leg mijn vijanden het zwijgen op.
Want U bent goed geweest voor mij.
2 Niemand is zo heilig als de Heer.
Geen enkele god is als U.
U bent de rots op wie we altijd kunnen vertrouwen.
Niemand is als U.
3 Praat maar niet zo trots.
Heb maar niet zoveel verbeelding.
De Heer weet alles.
Alles wat Hij doet is goed en rechtvaardig.
4 De wapens van helden breekt Hij.
Maar mensen die wankelden
geeft Hij nieuwe kracht.
5 Wie eerst genoeg te eten hadden,
moeten zich nu als knecht verhuren voor brood.
Maar wie honger hadden,
hebben het nu goed.
Een vrouw die geen kinderen kon krijgen,
krijgt zelfs zeven kinderen.
Maar een vrouw die veel kinderen heeft,
kan er nu geen meer krijgen.
6 De Heer doodt
en de Heer brengt weer tot leven.
Hij stuurt mensen naar het dodenrijk,
en haalt mensen terug uit de dood.
7 De Heer maakt arm, en Hij maakt rijk.
Sommige mensen vernedert Hij,
andere eert Hij juist.
8 Hij tilt onbelangrijke mensen op uit het stof.
Arme mensen tilt Hij op uit de modder.
Daarna zet Hij hen bij de belangrijke mensen
en geeft Hij hun een ereplaats.
Want de fundamenten van de aarde zijn van de Heer.
Hij heeft de aarde daarop neergezet.
9 Hij beschermt het leven van zijn vrienden.
Maar mensen die zich niets van Hem aantrekken,
sterven in het duister.
Want niet door zijn eigen kracht is een mens sterk.
10 Mensen die niet naar de Heer willen luisteren,
worden gebroken.
Met een stem die dreunt als de donder
spreekt Hij tot hen vanuit de hemel.
De Heer spreekt recht over de hele aarde.
Hij maakt zijn koning machtig.
De man die Hij uitgekozen en gezalfd heeft, maakt Hij sterk."
We hebben niet onszelf gered, maar God heeft ons gered
2 Vroeger waren jullie geestelijk dood. Dat kwam door jullie ongehoorzaamheid aan God en door de slechte dingen die jullie deden. 2 Want jullie leefden op de manier waarop de ongelovige mensen nu eenmaal leven. Zij laten zich leiden door de duivel, de leider van de onzichtbare machten. Hij is de geest die werkt in de mensen die God niet gehoorzamen. 3 Vroeger hebben wij allemaal zo geleefd. We deden allemaal wat we zelf wilden. Daarom verdienden we Gods straf, net als alle andere mensen.
4 Maar God is vol medelijden. Hij wil ons graag vergeven, omdat Hij zo ontzettend veel van ons houdt. 5 Daarom heeft Hij ons tegelijk met Christus geestelijk levend gemaakt. Want we waren geestelijk dood door alle slechte dingen die we hadden gedaan. We zijn dus alleen maar gered doordat God zo geweldig goed voor ons is geweest, en niet omdat we het verdiend hadden. 6 God heeft ons levend gemaakt en ons nu samen met Jezus een plaats gegeven in de hemelse plaatsen. Wij zijn daar ín Jezus Christus. 7 Want in de wereld die nog komt wil Hij laten zien hoe geweldig goed Hij voor ons is: Hij heeft ons Jezus Christus gegeven. 8 Want omdat God zo liefdevol en goed is, heeft Hij jullie gered door jullie geloof. Jullie hebben niet jezelf gered, maar Gód heeft jullie gered. Het is zíjn geschenk. 9 Jullie zijn dus niet gered doordat jullie zelf zo goed je best deden om goede mensen te zijn. Want Hij wilde niet dat jullie over je redding zouden kunnen opscheppen. 10 Want God heeft ons gemaakt. En Hij heeft ook Zelf in Jezus Christus nieuwe mensen van ons gemaakt.[a] Nu kunnen we voor Hem de goede dingen doen die Hij van tevoren al voor ons had bedacht.
22 Op de laatste dag zullen heel veel mensen tegen Mij zeggen: 'Heer, Heer, we hebben toch in uw naam geprofeteerd en in uw naam duivelse geesten uit de mensen weggejaagd en in uw naam allerlei wonderen gedaan?' 23 En dan zal Ik openlijk tegen hen zeggen: 'Ik heb jullie nooit gekend. Ga weg! Jullie wilden Mij nooit gehoorzamen!' "
Het fundament van je leven
24 Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Lúister niet alleen naar wat Ik zeg, maar dóe het ook. Dan lijk je op een verstandig man die zijn huis op rotsgrond bouwde. 25 Toen het hevig begon te regenen en te stormen en er een overstroming kwam, stortte het huis niet in. Want het was op een stevige ondergrond neergezet. 26 Als je wel hoort wat Ik zeg, maar het niet doet, lijk je op een onverstandig man die zijn huis op zand bouwde. 27 Toen het hevig begon te regenen en te stormen en er een overstroming kwam, spoelde het zand weg en stortte het huis in. Er bleef helemaal niets van over."
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016